ECLI:NL:RBGRO:2007:AZ5409

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/630042-06 en 18/670453-05 (TUL)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en uitlokking met ontslag van rechtsvervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 2 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan belaging en uitlokking. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was preventief gedetineerd in PI Overijssel, PIV Zwolle. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 september 2005 tot en met 19 juni 2006 stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een vrouw en haar ex-echtgenoot. Dit deed zij door onder andere langs hun woning te rijden, sms-berichten te sturen, hen te bedreigen en te beledigen, en hun auto’s te vernielen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks een eerdere veroordeling voor belaging, doorging met haar gedrag, wat leidde tot een hoge recidivekans. De officier van justitie had 20 maanden gevangenisstraf geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Tevens zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van immateriële en materiële schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te laten behandelen voor haar borderline persoonlijkheidsstoornis, waarbij klinische behandeling als noodzakelijk werd beschouwd. De rechtbank heeft de teruggave van een in beslag genomen laptop aan de verdachte gelast.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630042-06 en 18/670453-05 (TUL)
datum uitspraak: 2 januari 2007
op tegenspraak
raadsman: mr. H.P. Eckert
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in PI Overijssel, PIV Zwolle te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 september 2006 en 19 december 2006.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met 19 juni 2006,
in de gemeente [pleegplaats], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van een vrouw, genaamd [vrouw], en/of een
man, genaamd [ex-echtgenoot], in elk geval van een ander of anderen, met het
oogmerk die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot], in elk geval die
ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te
jagen, immers
- is verdachte meermalen, althans eenmaal, al dan niet claxonerend langs de
woning van die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot] gereden, en/of
- is verdachte meermalen, althans eenmaal, langs de woning van die [vrouw]
en/of die [ex-echtgenoot] gelopen, en/of
- heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, sms-berichten verzonden aan (een
of meer familieleden van) die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot],
en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) meermalen, althans
eenmaal, die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot] bedreigd en/of
beledigd en/of uitgescholden en/of (op straat) nageroepen, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) zich meermalen, althans
eenmaal, op tijdstippen waarop de/het kind(eren) van die [vrouw] door die [vrouw]
en/of die [ex-echtgenoot] naar school werd(en)
gebracht en/of van school werd(en) gehaald, opgehouden bij de/een scho(o)l(en)
van die/dat kind(eren), en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) zich meermalen, althans
eenmaal, bij de werkplek van die [vrouw] opgehouden, en/of
- heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, naar de woning van die [vrouw]
en/of die [ex-echtgenoot] en/of naar familieleden en/of kennissen
van die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot] gebeld, en/of
- heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, een cd met daarop liedjes, die
verwijzen naar de situatie tussen verdachte en/of die [vrouw] en/of
die [ex-echtgenoot], aan [zoon] (zijnde de zoon van verdachte en die [ex-echtgenoot])
meegegeven voor die [ex-echtgenoot], en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) de/een auto('s) van die
[vrouw] en/of die [ex-echtgenoot] vernield en/of beschadigd, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) (met verf) de woorden
"Vieze Pedo's", althans het woord "Pedo", op de ruit(en)/ra(a)m(en) van de
woning van die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot] gespoten, althans
de/een ruit(en) van die woning beklad, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) een of meerdere
brief/brieven gestuurd naar (een) klant(en) van (het bedrijf van) die [ex-echtgenoot],
waarin die [ex-echtgenoot] van illegale handel werd beticht, althans
bevattende een lasterlijke en/of smadelijke inhoud ten aanzien van die [ex-echtgenoot],
en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) een brief gestuurd naar
die [vrouw], gericht aan [vrouw-man], waarin die [vrouw]
werd beticht van overspel met een persoon genaamd [man], althans
bevattende een lasterlijke en/of smadelijke inhoud ten aanzien van die
[vrouw], en/of
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) een steen door een
raam/ruit van de woning van die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot]
gegooid en/of (aldus) een raam/ruit van die woning en/of (delen van) de
inboedel vernield;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met 20 juni 2006,
in de gemeente [pleegplaats], in elk geval in Nederland,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens)
ter uitvoering van haar voornemen om een of meer anderen, te weten [betrokkene1]
en/of [betrokkene2] en/of [betrokkene3], door beloften, bedreiging en/of
misleiding en/of door het verschaffen van inlichtingen te bewegen om een of
meer misdrijven,
te weten de misdrijven/het misdrijf omschreven in artikel 289 van het
Wetboek van Strafrecht (moord) en/of omschreven in artikel 303 en/of 302
van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling al dan niet met
voorbedachte rade), ten opzichte van een persoon, te weten [ex-echtgenoot],
danwel
het misdrijf van uitlokking van genoemd(e) misdrijven/misdrijf ten
opzichte van die [ex-echtgenoot], te begaan,
hebbende verdachte aan die [betrokkene1] medegedeeld - zakelijk weergegeven - dat
- zij, verdachte, er wel geld voor over had om haar ex op te ruimen, en/of
hebbende verdachte aan die [betrokkene1] gevraagd - zakelijk weergegeven - of
hij, die [betrokkene1], genoemde [ex-echtgenoot] voor 1000 euro, althans voor geld van
kant wilde maken, althans wat aan wilde doen
althans woorden van gelijke en/of nagenoeg gelijke strekking,
en/of
hebbende verdachte aan die [betrokkene2] medegedeeld - zakelijk weergegeven -
dat zij, verdachte, er wel geld voor over had om haar ex op te ruimen,
althans woorden van gelijke en/of nagenoeg gelijke strekking,
en/of
hebbende verdachte aan die [betrokkene3] medegedeeld - zakelijk
weergegeven - dat
hij, die [ex-echtgenoot], moest worden opgeknupt en/of
dat zij, verdachte, hem, die [ex-echtgenoot], alle ellende toewenste, en/of
dat hij, die [betrokkene3], toch wel criminele vriendjes had en dus wel
wat kon regelen, en/of
dat zij, verdachte, wel wat geld had omdat ze haar huis had verkocht,
althans woorden van gelijke en/of nagenoeg gelijke strekking,
en/of
hebbende verdachte aan die [betrokkene3] gevraagd - zakelijk weergegeven -
of hij, die [betrokkene3], wat kon regelen,
althans woorden van gelijke en/of nagenoeg gelijke strekking;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
aan het onder 1 ten laste gelegde dient te worden toegevoegd:
- onder het eerste gedachtestreepje, na ‘woning van’: (de ouders van)
- onder het vijfde gedachtestreepje, na ‘de/het kind(eren) van die [vrouw]’: en/of die [ex-echtgenoot];
aan het onder 2 ten laste gelegde dient te worden toegevoegd:
terwijl er door die door verdachte benaderde perso(o)n(en) geen handeling(en) is/zijn ondernomen ter uitvoering van het door verdachte beoogde misdrijf;
Deze vordering is door de rechtbank op de terechtzitting, gehoord verdachte en de raadsman, toegewezen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf, met aftrek, waarvan
10 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte zich zal laten behandelen bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPNN), met een proeftijd van 4 jaar.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tevens tot teruggave aan verdachte van de onder haar inbeslaggenomen laptop.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht – op grond van met name de diverse aangiftes van [de ex-echtgenoot] en [de vrouw], de verklaring van de getuigen en/of medeverdachten [betrokkene4], [betrokkene5], [betrokkene2], [betrokkene6], [betrokkene7], [betrokkene3], [betrokkene8], [betrokkene9] en [betrokkene10], alsmede de verklaringen die verdachte zelf bij de politie heeft afgelegd – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 1 september 2005 tot en met 19 juni 2006, in de gemeente [pleegplaats], tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een vrouw, genaamd [vrouw], en een man, genaamd [ex-echtgenoot], met het oogmerk die [vrouw] en die [ex-echtgenoot], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers
- is verdachte al dan niet claxonerend langs de woning van de ouders van die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot] gereden, en
- heeft verdachte een sms-bericht verzonden aan een familielid van die [ex-echtgenoot], en
- hebben verdachtes mededaders meermalen, die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot] bedreigd en/of beledigd en/of uitgescholden en/of (op straat) nageroepen, en
- heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader zich meermalen op tijdstippen waarop de/het kind(eren) van die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot] door die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot] naar school werd(en) gebracht en/of van school werd(en) gehaald, opgehouden bij de/een scho(o)l(en) van die/dat kind(eren), en
- heeft verdachtes mededader zich bij de werkplek van die [vrouw] opgehouden, en
- heeft verdachte meermalen een cd met daarop liedjes, die verwijzen naar de situatie tussen verdachte en/of die [vrouw] en/of die [ex-echtgenoot], aan [zoon] (zijnde de zoon van verdachte en die [ex-echtgenoot]) meegegeven voor die [ex-echtgenoot], en
- hebben verdachte en verdachtes mededaders de auto's van die [vrouw] en die [ex-echtgenoot] vernield en beschadigd, en
- hebben verdachte en verdachtes mededaders met verf de woorden "Vieze Pedo's" op de ruit van de woning van die [vrouw] en die [ex-echtgenoot] gespoten, en
- hebben verdachte en verdachtes mededader brieven gestuurd naar klanten van (het bedrijf van) die [ex-echtgenoot], waarin die [ex-echtgenoot] van illegale handel werd beticht, en
- hebben verdachte en verdachtes mededader een brief gestuurd naar die [vrouw], gericht aan [vrouw-man], waarin die [vrouw] werd beticht van overspel met een persoon genaamd [man], en
- hebben verdachte en verdachtes mededaders een steen door een ruit van de woning van die [vrouw] en die [ex-echtgenoot] gegooid en aldus een ruit van die woning en delen van de inboedel vernield;
2.
zij in de periode van 1 september 2005 tot en met 20 juni 2006, in de gemeente [pleegplaats], meermalen, op verschillende tijdstippen, ter uitvoering van haar voornemen om anderen, te weten [betrokkene2] en [betrokkene3], door beloften te bewegen om een of meer misdrijven,
te weten de misdrijven/het misdrijf omschreven in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (moord) en/of omschreven in artikel 303 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling al dan niet met voorbedachte rade), ten opzichte van een persoon, te weten [ex-echtgenoot], te begaan,
hebbende verdachte aan die [betrokkene2] medegedeeld - zakelijk weergegeven - dat zij, verdachte, er wel geld voor over had om haar ex op te ruimen,
en
hebbende verdachte aan die [betrokkene3] medegedeeld – zakelijk weergegeven – dat hij, die [ex-echtgenoot], moest worden opgeknupt en
dat zij, verdachte, hem, die [ex-echtgenoot], alle ellende toewenste, en
dat hij, die [betrokkene3], toch wel criminele vriendjes had en dus wel wat kon regelen, en
dat zij, verdachte, wel wat geld had omdat ze haar huis had verkocht,
althans woorden van gelijke en/of nagenoeg gelijke strekking, en
hebbende verdachte aan die [betrokkene3] gevraagd - zakelijk weergegeven -
of hij, die [betrokkene3], wat kon regelen,
terwijl er door die door verdachte benaderde personen geen handelingen zijn ondernomen ter uitvoering van het door verdachte beoogde misdrijf;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Met betrekking tot de strafbaarheid van het onder 2 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Door de officier van justitie is kennelijk bedoeld ten laste te leggen, kort gezegd, poging tot uitlokking van moord dan wel van zware mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade.
Ingevolge artikel 47 lid 1 onder 2° van het Wetboek van Strafrecht dient in de tenlastelegging te worden opgenomen dat de uitlokker opzet had op zijn uitlokkingshandeling en op het gronddelict. In het onder 2 tenlastegelegde feit ontbreekt het bestanddeel ‘opzettelijk’, waardoor het tenlastegelegde, hoewel bewezen verklaard, niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit.
Verdachte zal met betrekking tot dit feit dan ook van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
1. Belaging en medeplegen van belaging
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 13 december 2006, opgemaakt door T.W.D.P. van Os, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 23 november 2006, opgemaakt door G. de Jong, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, antisociale en paranoïde trekken, alsmede dat het tenlastegelegde, indien bewezen, aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande haar persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft, na de ontwrichting van haar (huwelijks-)relatie in april 2004, haar (thans ex-)echtgenoot en diens nieuwe partner door middel van een variëteit aan gedragingen stelselmatig lastig gevallen.
Bij vonnis van 5 december 2005 is verdachte, door de politierechter, ter zake van belaging reeds veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Voormeld vonnis heeft betrekking op twee perioden van belaging, te weten de periode van 1 april 2004 tot en met 21 september 2004 en de periode van 23 oktober 2004 tot en met 28 juli 2005.
De thans voorliggende tenlastelegging heeft betrekking op de periode van 1 september 2005 tot en met 19 juni 2006. In deze periode heeft verdachte haar ex-echtgenoot en de nieuwe partner wederom herhaaldelijk lastig gevallen dan wel lastig doen vallen, waardoor zij een (grove) inbreuk heeft gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer.
Ten aanzien van de gedragingen van verdachte ná 5 december 2005 merkt de rechtbank op dat daaruit volgt dat verdachte zich kennelijk niets gelegen heeft laten liggen aan voormeld vonnis d.d. 5 december 2005: verdachte is gewoon doorgegaan met het belagen (en doen belagen) van haar ex-echtgenoot en de nieuwe partner. Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting komt bovendien naar voren dat verdachte zich er terdege van bewust was dat zij op haar tellen moest passen: zo heeft zij – zowel bij de politie als
ter terechtzitting – verklaard dat zij wel wist dat zij niet in buurt mocht komen van haar
ex-echtgenoot en de nieuwe partner, dat zij wel wist dat zij veel te verliezen had indien zij tóch in hun buurt zou komen en dat het haar om die reden verstandig leek om anderen te vragen haar een handje te helpen bij het intimideren van haar ex-echtgenoot en de nieuwe partner.
De activiteiten, waarmee verdachte in de tenlastegelegde periode haar ex-echtgenoot en de nieuwe partner heeft belaagd dan wel heeft doen belagen, zijn bijvoorbeeld het op straat achtervolgen, voor de school of werkplek posten, het vernielen van hun auto’s, het verspreiden van valse geruchten door middel van het schriftelijk benaderen van de werkgever of anderen, het bekladden met verf van de woning en het schrijven, op die woning, van de tekst “vieze pedo’s”. Uit het strafdossier blijkt dat de verschillende activiteiten van verdachte met grote frequentie en intensiteit plaatsvonden, terwijl de uiteenlopende activiteiten ieder op zichzelf en derhalve zeker ook in combinatie met elkaar een zeer bedreigend en beangstigend karakter hadden. Dat laatste blijkt ook overduidelijk uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangever [ex-echtgenoot], alsmede uit zijn ter terechtzitting daarop gegeven toelichting.
Gelet op al het vorenstaande is, naar het oordeel van de rechtbank, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur in beginsel dan ook zonder meer op zijn plaats. Voor de goede orde merkt de rechtbank op dat zij zich er rekenschap van heeft gegeven – zoals al moge zijn gebleken uit het vorenoverwogene – dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Dit laat evenwel onverlet dat de rechtbank ten nadele van verdachte meeweegt dat sprake is van recidive, nu zij zich – blijkens de veroordeling die nu volgt –
ná het vonnis d.d. 5 december 2005 van de politierechter wederom schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) belaging van haar ex-echtgenoot en de nieuwe partner.
Een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat de bewezenverklaarde periode begint op een tijdstip vóór de inwerkingtreding, op 1 februari 2006, van de wijziging van artikel 14a Wetboek van Strafrecht. Hierdoor is in de onderhavige zaak artikel 14a van toepassing, zoals dit luidde vóór genoemde wijziging.
Ten aanzien van het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt.
Verdachte is, ondanks haar eerdere veroordeling, doorgegaan met het rücksichtslos belagen van haar ex-echtgenoot en de nieuwe partner. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij het feit dat haar huwelijk door echtscheiding is geëindigd niet heeft kunnen accepteren en dat zij ook niet verwacht dat er enig moment komt waarop zij hiertoe wél in staat zal zijn, onder meer omdat zij heel veel van haar ex-echtgenoot heeft gehouden. Voorts heeft zij ter terechtzitting verklaard dat zij meent dat in elk geval óók haar ex-echtgenoot en de nieuwe partner zich, op hun beurt, aan belaging schuldig maken, en wel aan belaging van haar, verdachte.
De geraadpleegde gedragsdeskundigen, psychiater Van Os en psycholoog De Jong, vermelden in hun rapportages dat zij de kans dat verdachte (opnieuw) zal recidiveren, hoog inschatten. Om die reden achten beide gedragsdeskundigen behandeling, gericht op (beheersing van) de bij verdachte geconstateerde (borderline) persoonlijkheidsstoornis noodzakelijk. Voor beide gedragsdeskundigen is, gelet op de rapportages, ambulante behandeling een reële optie. In de rapportage van psycholoog De Jong is evenwel informatie opgenomen, die op 13 oktober 2006 door de AFPNN aan genoemde psycholoog is verstrekt. Die informatie behelst dat verdachte bij de AFPNN in begeleiding was van 26 augustus 2005 tot 22 juni 2006, en voorts dat de doelstelling om haar leefsituatie en haar psychische toestand te stabiliseren, gedurende die behandelperiode niet is gerealiseerd. De AFPNN heeft verder aangegeven dat verdachte een ernstig risico betekent voor zichzelf en haar omgeving. Conclusie van de AFPNN is dat zij verdachte niet [ambulant] kunnen behandelen en dat klinische behandeling van verdachte eerder geboden lijkt.
In het strafdossier bevindt zich een adviesrapport d.d. 18 december 2006 van Reclassering Leger des Heils, waarin onder meer is vermeld dat Reclassering Leger des Heils twijfelt over het welslagen van – zoals door beide gedragsdeskundigen is geadviseerd – een ambulante behandeling van verdachte bij de AFPNN, nog daargelaten dat de AFPNN zelf een klinische opname geïndiceerd acht, waardoor Reclassering Leger des Heils zich afvraagt of de AFPNN bereid is verdachte opnieuw in behandeling te nemen.
Vervolgens heeft de officier van justitie, ter terechtzitting, een faxbericht d.d. 19 december 2006 van Reclassering Leger des Heils overgelegd, waarin onder meer is vermeld dat de heer [behandelaar], voormalig behandelaar van verdachte bij de AFPNN, heeft aangegeven dat een hernieuwde aanmelding van verdachte bij de AFPNN geen probleem zal opleveren en dat de AFPNN zich bereid verklaart om verdachte opnieuw in behandeling te nemen, zij het dat er een andere behandeling zal plaatsvinden dan de vorige keer.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, van oordeel dat de kans zeer groot is dat verdachte – die volgens de gedragsdeskundigen gedecompenseerd is toen haar toenmalige echtgenoot het liet afweten en thans volledig op hem gefixeerd is, waarbij een complicerende factor is dat hun beider zoontje [zoon] is toegewezen aan de ex-echtgenoot –, de ex-echtgenoot en de nieuwe partner opnieuw ongewenst zal benaderen zodra zij weer op vrije voeten zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat aan de beide aangevers (en hun omgeving) in de voorzienbare toekomst zoveel mogelijk bescherming dient te worden geboden. In dat kader zal de rechtbank uitdrukkelijk de optie van klinische behandeling van verdachte openhouden, nu zij zich afvraagt of ambulante behandeling, zoals door de gedragsdeskundigen is geadviseerd en door de officier van justitie is gevorderd, wel toereikend is, gezien de hoge recidivekans, de informatie d.d. 13 oktober 2006 van de AFPNN (zoals vermeld in de rapportage van psycholoog De Jong), alsmede de ontwikkeling in ernst van de strafbare feiten, die de rechtbank verontrust. Wat dit laatste aspect betreft, wijst de rechtbank er op dat zij hierboven heeft bewezen verklaard dat verdachte meermalen anderen heeft benaderd met het verzoek om een geweldsdelict of zelfs een levensdelict ten opzichte van haar ex-echtgenoot te begaan. Dat de rechtbank niet is kunnen komen tot kwalificatie van laatstbedoeld feit, heeft louter van doen met de wijze waarop dit feit door de officier van justitie is tenlastegelegd en doet derhalve op zich niet af aan de constatering dat verdachte er op een gegeven moment kennelijk zelfs niet voor is teruggedeinsd, anderen aan te zetten tot het begaan van een zeer ernstig misdrijf waardoor de gezondheid of veiligheid van personen – in het bijzonder van haar ex-echtgenoot – in gevaar kan worden gebracht.
De rechtbank zal derhalve in het kader van een voorwaardelijke veroordeling als bijzondere voorwaarde opleggen dat de verdachte voorschriften en aanwijzingen van Reclassering Leger des Heils dient op te volgen, waardoor haar ook de noodzakelijke hulp en steun kan worden gegeven bij het herinrichten van haar leven. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich dient te laten behandelen, nu door meergenoemde gedragsdeskundigen uitdrukkelijk is geadviseerd dat behandeling, gericht op (beheersing van) de (borderline) persoonlijkheidsstoornis van verdachte noodzakelijk is. Hierbij zij uitdrukkelijk bepaald dat de vereiste behandeling, zonodig, klinisch dient plaats te vinden; een en ander ter beoordeling aan de beoogde behandelaar(s) van de AFPNN, in samenspraak met Reclassering Leger des Heils.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, bereid te zijn aan behandeling mee te werken.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel, gegeven het herhalingsgevaar, bovendien de maximale proeftijd van drie jaar verbinden.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [ben.partij1], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Als benadeelde partij heeft zich voorts in het strafproces gevoegd [ben.partij2], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat de benadeelde partijen door hetgeen hun is aangedaan, immateriële schade hebben geleden en is daarom van oordeel dat zij terecht aanspraak maken op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade op zijn plaats is. Zij is echter van oordeel dat, voor elk van de benadeelde partijen, een bedrag van € 1.500,- een redelijke vergoeding oplevert voor deze immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [ben.partij2] door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.690,10. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/670453-05
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank d.d. 5 december 2005 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot onder meer drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/630042-06 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan belaging en medeplegen van belaging, waarvoor nu een veroordeling volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een laptop computer, merk Packard Bell, type Easynote B3600, moet worden teruggegeven aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikel 14a (oud), 14b (oud), 14c, 14d, 14g, 47, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven. Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde niet te kwalificeren en ontslaat verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot vijf maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op drie jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Leger des Heils, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPNN) of zal meewerken aan een klinische opname en behandeling indien Reclassering Leger des Heils en/of de AFPNN dat nodig oordeelt/oordelen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 26 januari 2007.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [ben.partij1], wonende te [woonplaats], gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge duizend vijfhonderd euro).
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.500,- (zegge duizend vijfhonderd euro) ten behoeve van de benadeelde partij [ben.partij1], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [ben.partij2], wonende [woonplaats], gedeeltelijk toe voorzover deze vordering ziet op de geleden immateriële schade en in haar geheel toe voorzover deze ziet op de geleden materiële schade, en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van (bij elkaar opgeteld) € 4.190,10 (zegge vierduizend honderdnegentig euro en tien cent).
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 4.190,10 (zegge vierduizend honderdnegentig euro en 10 cent) ten behoeve van de benadeelde partij [ben.partij2], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 81 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.190,10 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Gelast de teruggave van:
een laptop computer, merk Packard Bell, type Easynote B3600 aan veroordeelde.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank d.d. 5 december 2005 onder parketnummer 18/670453-05, voorzover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde drie maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, R. Depping en G.H. Boekaar, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en uitgesproken op
de openbare terechtzitting van dinsdag 2 januari 2007.
Mr. Boekaar is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.