RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 290094 \ CV EXPL 06-3949
vonnis d.d. 30 november 2006
Verenigde Assurantiebedrijven Nederland N.V.,
gevestigd te Rijswijk,
eiseres, verder te noemen Rialto,
gemachtigde Blume, Stolker & Roel gerechtsdeurwaarders te Den Haag (Postbus 85662 2508 CJ);
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde, verder te noemen [gedaagde],
gemachtigde mr. H.J. van Balen.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding namens Rialto van 22 maart 2006;
- de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde] van 4 mei 2006;
- de conclusie van repliek, tevens akte houdende uitlaten produkties van de zijde van Rialto van 1 juni 2006;
- de conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde] van 27 juli 2006.
Ten slotte is (nadere) datum voor vonnis bepaald.
1. Rialto vordert de veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan Rialto tegen behoorlijk bewijs van kwijting de somma van € 2.342,55, met de wettelijke rente over € 1.970,43 vanaf 8 juli 2005 tot de dag van algehele voldoening, een en ander het bedrag van € 5.000,00 niet te boven gaand, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, begroot op € 437,87 waaronder is begrepen een bedrag van € 150,00 voor salaris en noodzakelijke verschotten voor de gemachtigde van Rialto, alsmede noodzakelijke informatiekosten ter hoogte van € 7,00, subsidiair, in geval van tegenspraak, kosten rechtens.
Als grondslag voor haar vordering stelt Rialto dat zij met [gedaagde] een motorrijtuigen-verzekering heeft afgesloten onder nummer MR118419 onder toepassingverklaring van haar algemene voorwaarden. [gedaagde] is in gebreke gebleven met de betaling van de verschuldigde premie over de periode 29 maart 2005 tot 29 maart 2006, zijnde € 1.970,43, van welke bedrag ondank aanmaningen en sommaties in der minne geen betaling is verkregen. Op grond van het rapport Voorwerk II bedragen de buitengerechtelijke incassokosten € 300,00 vermeerderd met € 57,00 BTW aangezien Rialto geen BTW kan verrekenen.
2. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met als conclusie niet-ontvankelijkverklaring, althans afwijzing van Rialto’s vordering, subsidiair althans beperking tot een zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie redelijk acht, met veroordeling van Rialto in de proceskosten. [gedaagde] erkent dat hij de auto – een Ford Escort met kenteken [kenteken] - verzekerde met ingang van 17 maart 2004 (datum aanvraagformulier). Hij voert als verweer primair dat de in het geding gebrachte algemene voorwaarden niet dezelfde zijn als de voorwaarden die in de polis van toepassing zijn verklaard, subsidiair dat hij de verzekering mondeling heeft opgezegd via zijn tussenpersoon. Hij voegt daar aan toe dat hij als gevolg van een ongeval niet kon schrijven en er op mocht vertrouwen dat telefonische opzegging voldoende was en Rialto het recht had verwerkt nadere eisen te stellen aan de verzekeringsbeëindiging per 14 februari 2005. Meer subsidiair dat de verzekering eindigde door de eerste niet-betaling per 29 maart 2005. Nog meer subsidiair dat overeenkomstig artikel 10 lid 3d van de algemene voorwaarden de verzekering eindigde door het verval van het belang als gevolg van het total loss op 30 april 2005 en nog meer subsidiair dat de verzekering eindigde door de mondelinge mededeling rond 5 juli 2005, althans door de schriftelijke aanzegging van 25 juli 2005 dat de auto is vernietigd. Het vasthouden aan betaling in deze omstandigheden is in strijd met de goede trouw.
3.1 De kantonrechter gaat uit van de navolgende vaststaande feiten, zijnde deze over en weer door een partij gesteld en niet, dan wel niet voldoende door de andere partij weersproken, al dan niet gestaafd en in zoverre niet weersproken door de overgelegde stukken.
3.2 Via de tussenpersoon Kootstra Assurantiën & Advies is met ingang van 29 maart 2004 tussen partijen onder polisnummer [nummer] een WA-motorrijtuigenverzekering tot stand gekomen met een contractsduur van twaalf maanden voor een Ford Escort met kenteken
[kenteken]. Van toepassing zijn verklaard de Algemene Voorwaarden Ri 30 02, de Bijzondere Voorwaarden van Aansprakelijkheidsverzekering Ri 31 02 en de Bijzondere Voorwaarden voor Hulpverlening.
3.3 Artikel 10.2 (Duur) van de Algemene Voorwaarden luidt: “Telkens bij het verstrijken van een in de polis vermelde verzekeringstermijn wordt de verzekering stilzwijgend geacht te zijn voortgezet voor een volgende termijn, behoudens eerdere beëindiging.”
Artikel 10.3 (Einde) luidt: “De verzekeringnemer heeft het recht de verzekering tegen het einde van de lopende verzekeringstermijn per aangetekend schrijven aan Rialto op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een maand.”
Artikel 9.3 (Premiebetaling en terugbetaling van premie) luidt: “Bij beëindiging van de verzekering wegens opzegging door Rialto of wegens overlijden van de verzekeringnemer betaalt Rialto de premie over de termijn waarin de verzekering niet meer van kracht is terug aan de verzekeringnemer resp. de erfgenamen.
Artikel 9.4 luidt: “Bij beëindiging van de verzekering anders dan hiervoor genoemd, zal de premie over de termijn waarin de verzekering niet meer van kracht is worden gereserveerd. Indien de verzekeringnemer daarna binnen 12 maanden opnieuw een motorrijtuig bij Rialto verzekert, zal de gereserveerde premie in mindering worden gebracht op de premie voor de nieuwe verzekering. Maakt hij hiervan geen gebruik dan vervalt de gereserveerde premie.
3.4 Op 25 juli 2005 heeft Rialto een vrijwaringsbewijs d.d. 13 juni 2005 ontvangen van [gedaagde]. Het vrijwaringsbewijs vermeldt dat de auto is vernietigd.
4. [gedaagde] betwist bij gebrek aan wetenschap dat de door Rialto overlegde Algemene Voorwaarden dezelfde zijn als de van toepassing verklaarde Ri 31 02. Rialto heeft in haar conclusie van repliek hierop gesteld dat zij nooit andere voorwaarden heeft gehanteerd dan de overgelegde. [gedaagde] heeft zijn verweer op dit punt geen handen en voeten gegeven en de kantonrechter gaat daaraan dan ook wegens gebrek aan onderbouwing voorbij.
5. Op grond van artikel 10.3 van de Algemene Voorwaarden kon [gedaagde] de verzekering tegen het einde van de lopende verzekeringstermijn per aangetekend schrijven aan Rialto opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een maand. Vast staat tussen partijen dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan. Dat [gedaagde] als gevolg van een ongeval in februari 2005 niet kon schrijven, zoals hij aanvoert, doet hieraan niet af. Hij had ervoor kunnen zorgen dat iemand anders de opzeggingbrief voor hem aangetekend verstuurde. Van een overmachtsituatie is geen sprake. Uit niets blijkt verder dat [gedaagde] er op mocht vertrouwen dat mondelinge opzegging voldoende was. Uit de verklaring van zijn zoon Roy van 13 september 2005 valt eerder op te maken dat Kootstra, de tussenpersoon, de mondelinge opzegging niet accepteerde. [gedaagde] heeft ten slotte niet nader toegelicht op welke gronden Rialto het recht zou hebben verwerkt eisen te stellen aan de verzekerings-beëindiging per 14 februari 2005. Nu de verzekering niet op de juiste wijze is opgezegd, is deze stilzwijgend per 29 maart 2005 met dezelfde termijn verlengd en wel tot 29 maart 2006. [gedaagde] is gehouden de premie te voldoen. Dat de premietermijn drie maanden is, doet daaraan niet af.
6. Het beroep van [gedaagde] op de bijlage bij de brief van 8 juli 2005 van Rialto berust naar het oordeel van de kantonrechter op een verkeerde lezing van die bijlage. Niet blijkt daaruit dat de verzekering eindigt per 29 maart 2005 door de eerste niet-betaling. Ten overvloede dan ook merkt de kantonrechter op, dat de hoofdregel is dat de verzekering eindigt door opzegging.
7. Ook het beroep van [gedaagde] op artikel 10 lid 3 sub d van de Algemene Voorwaarden berust naar het oordeel van de kantonrechter op een verkeerde lezing van die bepaling. Uit dit artikellid volgt dat de verzekering niet eindigt maar wordt opgeschort bij verval van het belang.
8. Het onder punt 7 vermelde geldt ook voor de omstandigheid dat Rialto bij brief van 25 juli 2005 het vrijwaringsbewijs heeft ontvangen. Ook dat leidt tot opschorting van de verzekering en niet tot beëindiging.
9. Blijkens artikel 9.4 van de Algemene Voorwaarden wordt de premie over de termijn waarin de verzekering niet meer van kracht is gereserveerd. Dat Rialto mede op basis van deze voorwaarden aanspraak maakt op de premie over de gehele verzekeringsperiode acht de kantonrechter niet in strijd met de goede trouw. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat over de periode ná 29 maart 2005 – de ingangsdatum van de opschorting - Rialto geen risico heeft gelopen met betrekking tot de verzekerde auto. De kantonrechter merkt op dat hoe vervelend het ongeval dat [gedaagde] is overkomen voor hem ook moge zijn, alsook het feit dat zijn auto total loss is gereden, dat niet meebrengt dat Rialto geen aanspraak kan maken op de verschuldigde premie.
10. Tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter deze zal toewijzen.
11. Ook de gevorderde wettelijke rente zal de kantonrechter toewijzen, zijnde niet weersproken en op de wet gegrond.
12. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, zoals hierna in de beslissing zal worden vermeld.
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Rialto tegen behoorlijk bewijs van kwijting de somma van € 2.342,55, met de wettelijke rente over € 1.970,43 vanaf 8 juli 2005 tot de dag van algehele voldoening, een en ander het bedrag van € 5.000,00 niet te boven gaand;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Rialto gevallen, welke kosten worden begroot op € 91,87 wegens de dagvaarding,
€ 196,00 wegens vastrecht en € 300,00 wegens salaris gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- ontzegt - voor zover nodig - het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en op 30 november 2006 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.