ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ2541

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
17 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/453
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezegging douaneautoriteiten inzake controle MP3-apparatuur en rechtsgevolgen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord, dat op 6 februari 2006 het bezwaar van eiseres tegen een eerdere beslissing van 1 december 2004 niet-ontvankelijk verklaarde. De beslissing van 1 december 2004 hield in dat de douaneautoriteiten extra zouden toezien op mogelijke inbreuken op intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot MP3-apparatuur. Eiseres betoogde dat deze toezegging wel degelijk rechtsgevolgen met zich meebracht en dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt. De rechtbank Groningen heeft op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank overwoog dat de beslissing van 1 december 2004 geen publiekrechtelijke rechtsgevolgen met zich meebracht en daarom niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de douane ook zonder deze toezegging bevoegd was om te controleren op namaakgoederen, en dat de toezegging slechts een inspanningsverplichting inhield. Eiseres had geen rechtstreeks betrokken belang bij de beslissing, waardoor het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 6 februari 2006, en bepaalde dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. Tevens werd de Belastingdienst, Douane Noord veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van €281,00 en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op €644,00. De uitspraak benadrukte dat partijen binnen zes weken hoger beroep konden instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Zaaknummer: AWB 06/453 BESLU V12
Uitspraak in het geschil tussen
[eiseres], gevestigd te [woonplaats], eiseres,
gemachtigden mr. N.J. Helder en mr. drs. T.A.J.S. Hesselink,
en
de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Groningen,
verweerder.
1. Onderwerp van geschil
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 6 februari 2006. Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen haar beslissing van 1 december 2004 niet-ontvankelijk verklaard.
2. Zitting
Het geschil is behandeld op de zitting van 21 september 2006.
Namens eiseres is aldaar verschenen L. Toth, bijgestaan door mr. N.J. Helder en mr. drs. T.A.J.S. Hesselink.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.H. Jacobs, C.J. Meulemans en G. van der Velde.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Feiten en procesverloop
Op verzoek van [verzoekster]. (hierna te noemen: [verzoekster]) heeft verweerder op 1 december 2004 een beslissing afgegeven op grond van artikel 8 van de EG-Verordening nr. 1383/2003 van 22 juli 2003 (hierna aangeduid als: de Verordening). Deze beslissing houdt in dat verweerder aan [verzoekster] toezegt dat douaneautoriteiten zullen optreden wanneer er een vermoeden is dat bepaalde goederen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten van [verzoekster], met name wanneer zij voor het vrije verkeer, voor uitvoer of voor wederuitvoer worden aangegeven of worden aangetroffen bij een controle van goederen die het grondgebied van de EG binnenkomen of verlaten.
Eiseres heeft tegen de beslissing van 1 december 2004 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 6 februari 2006 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 16 maart 2006 beroep ingesteld. Op 2 mei 2006 heeft eiseres een nadere motivering van het beroep ingediend.
Op 28 juli 2006 heeft verweerder de beslissing van 1 december 2004 aan de rechtbank toegezonden. Op verzoek van verweerder heeft de rechtbank op dit stuk artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast. Op 8 september 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op verzoek van eiseres heeft de rechtbank de zaak op grond van artikel 8:52 Awb versneld behandeld.
3.2. Ten aanzien van het geschil
Bij het besluit op bezwaar van 6 februari 2006 heeft verweerder eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiseres noch een persoonlijk noch een rechtstreeks betrokken belang heeft bij de beslissing van 1 december 2004 en derhalve niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij wel een rechtstreeks en individueel belang heeft bij de beslissing en daarom als belanghebbende moet worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 1:2, eerste lid, Awb onder belanghebbende moet worden verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Alvorens in te gaan op de vraag of eiseres een rechtstreeks betrokken belang heeft, dient derhalve te worden beoordeeld of de beslissing van 1 december 2004 moet worden beschouwd als een besluit. Uit artikel 1:3, eerste lid, Awb volgt dat onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Van een publiekrechtelijke rechtshandeling is sprake indien het bestuursorgaan de bevoegdheid tot het handelen ontleent aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen bevoegdheid, waarbij de handeling gericht moet zijn op rechtsgevolg(en).
De vraag of de beslissing van 1 december 2004 publiekrechtelijke rechtsgevolgen met zich meebrengt, is door partijen als volgt beantwoord.
Verweerder heeft toegelicht dat de douane ook zonder een daartoe strekkend verzoek bevoegd is tot het controleren op namaakgoederen aangezien dat een van haar algemene taken is. Door de toezegging aan [verzoekster] om extra toe te zien op mogelijke inbreuken op octrooirechten, is de douane een inspanningsverplichting aangegaan welke zij dient na te komen. Eiseres heeft erop gewezen dat van de in artikel 4 van de Verordening neergelegde douanebevoegdheid - het ambtshalve optreden wanneer het vermoeden bestaat dat goederen inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht - enkel gebruikt wordt gemaakt met betrekking tot merken en nooit op het gebied van octrooien. De beslissing houdt derhalve meer in dan een inspanningsverplichting; in plaats van een passieve bevoegdheid wordt actief opgetreden. Dit is een rechtsgevolg want zonder aanvraag zou de douane geen risicoprofiel opstellen en controlestrategieën en - systemen opzetten. De Verordening maakt onderscheid tussen de gevolgen van ambtshalve en op verzoek optreden en zodoende vloeien de rechtsgevolgen dus rechtstreeks voort uit de Verordening.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de beslissing van 1 december 2004 geen rechtsgevolgen met zich mee. Het kan zo zijn dat de douane ter uitvoering van deze beslissing verschillende interne handelingen zal verrichten - zoals het opstellen van een risicoprofiel, het verwerken van de octrooigegevens in de eigen registratiesystemen en het aan de grens controleren van MP3-apparatuur - maar dit betreffen feitelijke handelingen die niet van invloed zijn op enige rechtspositie. De rechtbank acht pas dan sprake van rechtsgevolgen indien bij de douane een vermoeden van inbreuk ontstaat en zij op grond daarvan de vrijgave van de betreffende goederen schorst dan wel die goederen vasthoudt. Een dergelijke beslissing heeft zich weliswaar in het geval van eiseres reeds voorgedaan, maar het is niet die beslissing die thans aan de rechtbank ter beoordeling voorligt. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de beslissing van 1 december 2004 niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb en dat het bezwaar op grond hiervan niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.
Onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS, 9 maart 2005, AB 2005, 251) heeft eiseres nog aangevoerd dat de beslissing van verweerder van 1 december 2004 moet worden aangemerkt als een besluit van algemene strekking waartegen zij in bezwaar en beroep kan opkomen.
De vraag of de beslissing van 1 december 2004 als besluit van algemene strekking is aan te merken kan in het midden blijven, nu eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet een zodanig bijzonder individueel belang heeft dat daarmee de weg van bezwaar en beroep tegen die beslissing wordt geopend. Eiseres verkeert niet in een andere positie dan andere ondernemers die MP3-technologie bevattende apparatuur in Nederland willen invoeren.
Aangezien het bezwaar op onjuiste grond niet-ontvankelijk is verklaard, is het beroep gegrond en dient het besluit van 6 februari 2006 te worden vernietigd. Nu reeds vaststaat dat in een hernieuwde beslissing op bezwaar eveneens tot niet-ontvankelijkheid zal moeten worden geconcludeerd, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van 6 februari 2006 geheel in stand blijven.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, zal het door eiseres betaalde griffierecht ad € 281,00 door de Belastingdienst, Douane Noord moeten worden vergoed.
De rechtbank acht daarnaast termen aanwezig verweerder op grond van artikel 8:75, eerste lid, Awb, te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken en wijst de Belastingdienst, Douane Noord aan als de rechtspersoon die de kosten moet betalen. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt de rechtbank deze kosten op € 644,00 zoals nader aangegeven op de bij deze uitspraak gevoegde bijlage.
4. Beslissing
De rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 6 februari 2006;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 6 februari 2006 geheel in stand blijven;
- bepaalt dat de Belastingdienst, Douane Noord eiseres het betaalde griffierecht ad
€281,00 dient te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, welke zijn vastgesteld op
€ 644,00 en bepaalt dat de Belastingdienst, Douane Noord eiseres deze kosten dient te betalen.
Aldus gegeven door mr. M.W. de Jonge en in het openbaar door haar uitgesproken op
17 oktober 2006 in tegenwoordigheid van mr. I.M.F. Graumans als griffier.
De griffier De rechter
De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA in Den Haag.
Afschrift verzonden op: Bijlage: Staat van kosten
typ: ig
Zaaknummer: AWB 06/453 BESLU V12 blad 4
uitspraak