RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670327-06
datum uitspraak: 9 november 2006
raadsman: mr. D.C. Keuning
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. Noord – HvB De Blokhuispoort
te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2006 en 26 oktober 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij op of omstreeks [pleegdatum], in de gemeente [gemeente],
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de [straat] heeft weggenomen een stereo-set (merk Sony), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks [pleegdatum], in de gemeente [gemeente], althans in
Nederland,
een voorwerp, te weten een stereo-set (merk Sony), heeft verworven, voorhanden
heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,
althans van een voorwerp, te weten een stereo-set (merk Sony), gebruik heeft
gemaakt,
terwijl hij wist,
althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit
enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
(gevoegd parketnr. 653123-06)
hij op of omstreeks [pleegdatum], in de gemeente [pleegplaats],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een container (staande op het
terrein van het [-]) heeft weggenomen een of meer computeronderdelen, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [-], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks [pleegdatum], in de gemeente [pleegplaats],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een container (staande op het terrein van
het [-]) weg te nemen een of meer computeronderdelen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan het [-], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich daarbij de toegang tot die container te verschaffen en/of die/dat weg
te nemen computeronderde(e)l(en), althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met voormeld oogmerk
het slot van die container heeft geforceerd en/of (vervolgens) die container
heeft geopend en/of (vervolgens) die/dat computeronderde(e)l(en) uit die
container heeft gehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(gevoegd parketnr. 654454-06)
hij op of omstreeks [pleegdatum] in de gemeente [pleegplaats]
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan
[straat], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van
de rechthebbende bevond,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een geldbedrag, een of meer (bank)pasjes en/of een of meer sleutels, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en terzake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de vrijspraak van feit 3, dat dit feit niet bewezen kan worden verklaard, omdat de enkele aanwezigheid van een sigarettenpeuk waarop DNA van verdachte is aangetroffen onvoldoende redengevend is voor bewijs van de ten laste gelegde (gekwalificeerde) diefstal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op [pleegdatum] in de gemeente [gemeente] een voorwerp, te weten een stereoset (merk Sony), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(gevoegd parketnr. 653123-06)
hij op 12 april 2006 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een container (staande op het terrein van het [-]) weg te nemen computeronderdelen, toebehorende aan het [-], die container heeft geopend en vervolgens computeronderdelen uit die container heeft gehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
2 subsidiair:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de maatregel die aan verdachte zal worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met:
De aard en ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de vordering van de officier van justitie en de persoon van verdachte, zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de omtrent verdachte opgemaakte rapporten.
De rechtbank neemt bij het opleggen van de maatregel in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen en poging tot diefstal. Dergelijke feiten zijn ergerlijke feiten waardoor doorgaans veel ongerief en materiële schade wordt veroorzaakt voor de benadeelden.
Uit de zich in het dossier bevindende documentatie blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren vijf maal is veroordeeld voor in totaal 13 strafbare feiten tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De door verdachte gepleegde delicten staan in een rechtstreeks verband met zijn verslaving aan verdovende middelen. Uit de stukken blijkt dat verdachte al langere tijd contact heeft met diverse hulpverleningsinstanties, waaronder ook de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) in het kader van Stelselmatige Dader Aanpak. Verdachte is door deze instelling in de periode van 1999 tot 2004 een aantal keren verwezen naar het Intramuraal Motivatie Centrum in Eelde waarbij hij twee keer is doorgestroomd voor een vervolgbehandeling naar de verslavingskliniek Hoog-Hullen. Verder is verdachte meerdere keren opgenomen geweest in verslavingskliniek De Vondellaan en vier maal in verslavingskliniek Hoog-Hullen. Ook is verdachte in 2000 opgenomen geweest in de Piet Roordakliniek, waar hij na een verblijf van enkele weken is vertrokken tegen het advies van de kliniek in. Ondanks meerdere behandelingen in deze verslavingsklinieken slaagt hij er niet in abstinent te blijven. De VNN geeft in de rapportage d.d. 14 september 2006 weer, dat er naar de mening van de VNN meer justitiële druk nodig is om tot de gewenste verandering van het gedrag en de houding van betrokkene te komen. De recidivekans en de daarmee samenhangende maatschappelijke overlast zal hoog zijn, indien verdachte geen verandering zal aanbrengen in zijn huidige bestaan. De VNN adviseert tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, omdat dit naar haar oordeel, gezien de problematiek en houding van verdachte, de enige strafrechtelijke modaliteit is waarbinnen verdachte de benodigde justitiële druk zal ervaren om de noodzakelijke verandering kunnen bewerkstelligen.
De rechtbank neemt de conclusie van de VNN over met dien verstande dat zij met de VNN van oordeel is dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders dient te worden opgelegd, omdat:
- het bewezen en strafbaar verklaarde misdrijven betreft, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld, de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan;
- de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank zal de maatregel echter, anders dan de VNN adviseert en de officier van justitie heeft geëist, in voorwaardelijke vorm opleggen.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen het rapport dat over de persoonlijkheid van verdachte is uitgebracht, te weten het rapport van [deskundige], gz-psycholoog in de [-] (PI Noord) d.d. 23 oktober 2006, onder meer inhoudende zakelijk weergegeven:
“Naast het risico van de sluimerende terugval in excessief middelengebruik, moet naar mijn oordeel gesteld worden, dat als gevolg van betrokkenes zeer problematische persoonlijkheidsontwikkeling, zijn angststoornis en zijn snelle wisseling of labilieit van stemming en motivatie, een eenzijdig op de mogelijke terugval in druggebruik gerichte aanpak niet toereikend is. Het is immers duidelijk dat de schijnaanpassing, als gevolg van een te zwakke ik-functie, tijdens de relatieve veiligheid van de, betrokkene zeer goed bekende, therapeutische gemeenschap, door betrokkene verheimelijkt kan worden, maar later onvermijdelijk tot nieuw falen zal leiden. Daarom zou individuele psychotherapie reeds tijdens een hervatte klinische opname dienen te starten, en na ontslag ambulant dienen te worden voortgezet.
Betrokkene is tweemaal langdurig in Hoog Hullen opgenomen geweest. Dat betrokkene de confrontatie met de terugkeer in de maatschappij desondanks niet goed aankon, verwijst niet zozeer naar zijn middelenafhankelijkheid, als wel naar zijn onverminderde sociale angst en persoonlijkheidsproblematiek. Zolang dit probleemgebied braak blijft liggen en er na ontslag geen zinvolle dagtaak is, zal betrokkene zich niet voldoende kunnen handhaven en zou zijn vraag om psychische hulp opnieuw genegeerd worden.
Indien dit traject, namelijk het direct starten van de procedure voor een heropname in Hoog Hullen enz., in het kader van een ISD niet op korte termijn gerealiseerd kan worden, acht ik de ISD-maatregel niet geïndiceerd en contraproductief, bij een man die naar mijn oordeel na vier maanden voorarrest thans gereed en gemotiveerd is voor genoemd traject.”
De rechtbank baseert haar oordeel dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voorwaardelijk moet worden opgelegd, op bovenvermelde rapportage van de gz-psycholoog, waarbij zij in dit stadium overwegende betekenis heeft toegekend aan de kennelijke bereidheid en motivatie van verdachte om, buiten het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, zich te laten opnemen in een verslavingskliniek.
Gelet op de verslaving en de (mede) daaraan ten grondslag liggende persoonlijkheids-problematiek van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat op dit moment een ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm, voor verdachte en de maatschappij het meest geïndiceerd is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 38p, 38s, 45, 57, 310, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast dat verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van veroordeelde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Verslavingszorg Noord Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich ter behandeling zal laten opnemen in de verslavingskliniek Hoog-Hullen, dan wel een soortgelijke door de Verslavingszorg Noord Nederland aan te wijzen inrichting en aldaar zal verblijven zolang de leiding van de instelling dat nodig oordeelt.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.M.M. van Woensel, voorzitter, P.W.J. Sekeris en R. Depping, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2006.
Mr. Sekeris was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.