ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ2009

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
640981-06
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in zaak van seksuele delicten met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 2 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zwakbegaafde man, die werd beschuldigd van verschillende seksuele delicten tegen zijn minderjarige zus en nichtje. De rechtbank sprak de man vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, waaronder seksuele delicten met zijn zus en nichtje, omdat de verklaringen van de slachtoffers niet betrouwbaar werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de verhoren door de politie niet op een juiste manier waren uitgevoerd, wat leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte. De rechtbank merkte op dat de verdachte, gezien zijn beperkte verstandelijke vermogens, mogelijk onder emotionele druk heeft bekennen, wat de betrouwbaarheid van zijn verklaringen verder ondermijnde.

Ten aanzien van een ander feit, waarbij de verdachte werd beschuldigd van ontucht met zijn nichtje, werd de verdachte wel veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en een gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder behandeling door de Reclassering Nederland, om de verdachte te ondersteunen in zijn re-integratie en om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector strafrecht
parketnummer: 670345-06
datum uitspraak: 2 november 2006
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. G.W. van der Zee
VONNIS
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2006.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
A. hij in of omstreeks de periode van 9 mei 1991 tot en met 30 november 1991,
in de gemeente Vlagtwedde,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens) door geweld
en/of bedreiging met geweld verdachtes zuster, te weten [slachtoffer],
heeft gedwongen met hem buiten echt vleselijke gemeenschap te hebben, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer] (stevig) heeft vastgepakt en/of vast gehouden, en/of
- die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en/of gehouden, en/of
- die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of is gaan liggen, en/of
- zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd
en/of gehouden, en/of
- de keel en/of de hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
dicht geknepen gehouden, en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, de vriendin van
die [slachtoffer], genaamd Lineke, zou pakken als zij, die [slachtoffer],
niet deed wat hij, verdachte, wilde, althans woorden van gelijke aard
en/of strekking;
EN/OF
hij in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met de zomer van
1992, in de gemeente Vlagtwedde,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens) door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) verdachtes zuster, te weten [slachtoffer],
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van
die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] (stevig) heeft vastgepakt en/of vast gehouden, en/of
- die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en/of gehouden, en/of
- die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of is gaan liggen, en/of
- zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd
en/of gehouden, en/of
- de keel en/of de hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
dicht geknepen gehouden, en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, de vriendin van
die [slachtoffer], genaamd Lineke, zou pakken als zij, die [slachtoffer],
niet deed wat hij, verdachte, wilde, althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, en/of
de deur van het vertrek waarin verdachte en die [slachtoffer] zich toen
bevonden, heeft dicht gedaan en/of dicht gehouden, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij, die [slachtoffer], zich moest
uitkleden, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
B.
hij in of omstreeks de periode van 9 mei 1991 tot en met 30 november 1991, in
de gemeente Vlagtwedde,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens) buiten
echt, vleselijke gemeenschap heeft gehad met een vrouw, die de leeftijd van
twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten met
verdachtes zuster, [slachtoffer], geboren op 13 maart 1979;
EN/OF
hij in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met de zomer van
1992, in de gemeente Vlagtwedde,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens) met
verdachtes zuster, te weten [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die geduwd/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2002 tot en met 12 november
2005, in de gemeente Vlagtwedde,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) een meisje, genaamd [slachtoffer] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het betasten en/of aanraken en/of bevoelen van
de/een borst(en) en/of de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
het door verdachte op schoot trekken en/of houden van die [slachtoffer],
en/of
het slaan van een arm van verdachte om die [slachtoffer], en/of
het door verdachte optillen van die [slachtoffer], en/of
het door verdachte tegen zich aandrukken en/of houden van die [slachtoffer];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2002 tot en met 12 november
2005, in de gemeente Vlagtwedde,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) met een
meisje, genaamd [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit het betasten en/of bevoelen en/of strelen en/of
aanraken van de/een borst(en) en/of de vagina en/of schaamstreek van die
[slachtoffer];
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005,
in de gemeente Bellingwedde,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) een meisje, genaamd [slachtoffer], heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het betasten van en/of wrijven over en/of voelen
aan en/of aanraken van de buik en/of de/een borst(en) van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds
en/of tegen de wil van die [slachtoffer] en/of zonder dat die [slachtoffer]
zulks kon voorkomen betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan
en/of aanraken van de buik en/of de/een borst(en) van die [slachtoffer];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005,
in de gemeente Bellingwedde,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) met een
meisje, genaamd [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit het betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan
en/of aanraken van de buik en/of de/een borst(en) van die [slachtoffer];
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 3 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en 1 dag onvoorwaardelijk met aftrek, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar met oplegging van de reclasseringsmaatregel ook als dat een klinische opname inhoudt, met vrijspraak van hetgeen onder 1A en B en 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd.
Overwegingen
Ten aanzien van hetgeen onder 1.A. en 1.B. en onder 2 primair is tenlastegelegd overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft ambtshalve de opgenomen verhoren van verdachte (op mp3) beluisterd. Hieruit blijkt dat er niet zo zeer is gebleken van onaanvaardbare druk in de zin van artikel 29 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Echter de wijze van de ondervraging, in combinatie met het beperkte verstandelijke vermogen van verdachte, heeft bij de rechtbank sterke twijfel opgeroepen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de door verdachte afgelegde verklaringen. Ten aanzien van de wijze van ondervraging merkt de rechtbank op dat bij één van de verbalisanten naar voren komt dat lang wordt stilgestaan bij de beleving van het slachtoffer en de houding die de familieleden met betrekking tot de door het slachtoffer gedane aangifte inneemt, en wat dat moet betekenen voor het slachtoffer. Geconstateerd is voorts dat vanuit deze toelichting aan verdachte herhaaldelijk te kennen is gegeven dat hij, wil hij de verhoudingen met en binnen zijn familie goed houden, beter kan bekennen. De rechtbank acht het niet ondenkbaar dat verdachte met zijn beperkt verstandelijke vermogen voor de emotionele druk, die een dergelijke wijze van verhoor geeft, is gezwicht. Opvallend is verder dat verdachte over het betasten van het minderjarig slachtoffer van feit 2 spontaan vertelt maar dat met betrekking tot de geslachtsgemeenschap, het geweld, de dwang en/of andere feitelijkheden de verklaringen ‘er uit getrokken zijn’. Daar komt bij dat bij tijd en wijle één van de verbalisanten vrij lange monologen houdt die verdachte met een kort “ja” of een bevestigend ‘gehum’ beantwoordt, terwijl het de vraag is of verdachte met zijn verstandelijke vermogens onder deze omstandigheden de strekking van een dusdanige bevestiging heeft begrepen. Onder deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat een dusdanige bevestiging niet als een bekennende verklaring van verdachte mag worden gezien.
De schriftelijke weergave in het proces-verbaal van deze verhoren, door middel van ‘vraag- en antwoord’ weergave suggereert overigens een letterlijke weergave die het in de praktijk allerminst blijkt te zijn.
De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaringen derhalve onvoldoende betrouwbaar om tot een bewezenverklaring te komen, met name van het tenlastegelegde geweld, de dwang en/of (andere) feitelijkheden en het verwijt van het seksueel binnendringen.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1.A. en 1.B. en het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van hetgeen onder 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 165a van het Wetboek van Strafvordering dient de officier van justitie niet tot vervolging over te gaan dan na de vertegenwoordigde persoon, dan wel de wettelijke vertegenwoordiger, in de gelegenheid te hebben gesteld haar mening omtrent de wenselijkheid van vervolging kenbaar te maken, althans na deze behoorlijk te hebben opgeroepen. Nu aan deze bepaling niet is voldaan en overigens ook geen klacht is gedaan, dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde
Bewezenverklaring
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het onder 2 subsidiair ten laste heeft gedaan op de verklaringen van het slachtoffer en haar moeder.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 december 2002 tot en met 12 november
2005, in de gemeente Vlagtwedde,
meermalen, op verschillende tijdstippen, (telkens) met een
meisje, genaamd [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, bestaande uit het betasten en/of bevoelen en/of strelen en/of
aanraken van de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
2 subsidiair: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 7 augustus 2006, opgemaakt door R. Vriesema, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 28 september 2006, opgemaakt door drs. G. de Jong, psycholoog.
De conclusie van het rapport van drs. G. de Jong luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke storing in de zin van seksueel misbruik van kinderen en een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende trekken. De gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke storing zijn van dien aard, dat het tenlastegelegde voorzover bewezen wordt geacht, hem in verminderde tot licht verminderde mate moet worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd mede om daaraan een bijzondere voorwaarde te verbinden, inhoudende dat verdachte zich zal laten behandelen door de AFPN.
De rechtbank neemt bij strafoplegging in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft een ernstig feit gepleegd. Verdachte heeft meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met een nog jong slachtoffer, waarbij hij puur uit eigen seksuele behoeftebevrediging heeft gehandeld. Verdachte heeft de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en is voorbij gegaan aan de impact die zijn handelen op het nog jonge slachtoffer heeft veroorzaakt. Feit van algemene bekend is dat slachtoffers van zedendelicten ook na jaren hiervan nog psychische last kunnen ondervinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie inzake het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde niet-ontvankelijk.
- verklaart het onder 1.A. en 1.B. en het onder 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van DRIE MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten opnemen en behandelen in de AFPN en aldaar zal verblijven zolang de leiding van de instelling dat nodig oordeelt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.P. Evenhuis, voorzitter, M.J.B. Holsink en M. Griffioen, in tegenwoordigheid van A.J. Tholen, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
2 november 2006.