ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ0063
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de maatregel van voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarige M.
In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 juli 2006 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarige M. De ouders van M. hebben aangegeven dat de zorgen om haar niet van recente datum zijn. M. heeft periodes uit beeld geweest en heeft herhaaldelijk aangegeven angstig te zijn voor haar vriend C. Ondanks deze zorgen, blijkt M. moeilijk los te komen van de invloed van C. en is zij ambivalent in haar relatie tot hem. Na een eerdere plaatsing in een jeugdinrichting is M. naar Rotterdam gegaan, waar C. woont. Een jeugdagent uit Rotterdam heeft contact met de ouders en bevestigt de zorgen over M. en de invloed van C. die zich in een crimineel circuit beweegt.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en overweegt dat de zorgen om M. onverminderd aanwezig zijn. M. onttrekt zich aan het ouderlijk gezag, wijst hulpverlening af en onderkent de risico's die ze loopt. De kinderrechter concludeert dat de voorlopige ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is en bekrachtigt de beschikking van 7 juli 2006, waarin M. voorlopig onder toezicht is gesteld van het Bureau Jeugdzorg te Groningen. De machtiging tot uithuisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting wordt echter vervallen verklaard, omdat de plaatsingsambtenaar van het Ministerie van Justitie heeft aangegeven dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, gezien de leeftijd van M. en de korte periode tot haar meerderjarigheid.
De kinderrechter benadrukt dat de doelmatigheid en proportionaliteit van de uithuisplaatsing belangrijke aspecten zijn bij het oordeel over de machtiging. De kinderrechter wijst het meer of anders verzochte af en bevestigt de noodzaak van de ondertoezichtstelling, terwijl de machtiging tot uithuisplaatsing vervalt.