RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630412-05
datum uitspraak: 1 augustus 2006
raadsman: mr. J.H. Zuidema
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1948
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
A)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 11 oktober 2005
in de gemeente(n) Groningen, Haren en/of Assen en/of/althans (elders) in
Nederland
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
een of meer personen, te weten (onder andere)
- [slachtoffer 1], (incident 1 / zaak 2) en/of
- [slachtoffers 2 en 3], (incident 2 / zaak 3), en/of
- [slachtoffer 4], (incident 3 / zaak 6), en/of
- [slachtoffer 5], (incident 4 / zaak 11), en/of
- [slachtoffer 6], (incident 5 / zaak 15),
heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval
(telkens) van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid
- tegen/aan die/dat perso(o)n(en) gezegd/meegedeeld
- dat hij die/dat geldbedrag(en) nodig had voor de aanschaf van
materi(a)l(en) en/of goed(eren) voor/ten behoeve de door hem voor die
perso(o)n(en) te verrichten werkzaamheden, en/of
- niet aan het werk kon gaan en/of de klus niet af kon maken, en/of/althans
de gemaakte afspra(a)k(en) niet na kon komen, omdat
- hij bezig was met een andere klus, en/of
- de weersomstandigheden ongunstig zijn/waren, en/of
- hij ziek was, en/of zijn voet in het verband zat, en/of dat
- hij een verjaardag had, en/of een trouwdag, en/of een begrafenis, en/of
- zijn paard(en) was/waren uitgebroken, en/of
- zijn zoon hem zou helpen maar niet kon komen omdat die geen vrij kon
krijgen en/of omdat die ziek was en/of omdat zijn vriend was overleden,
en/of
- zijn kleinzoon was gevallen, en/of
- hij (dan) op vakantie moest/was, en/of
- het (hem) niet gelukt was om de/het (juiste) materia(a)l(en), en/of
gereedschap en/of (een) container te huren, en/of
- hij het (voor die klus) ontvangen geld ergens anders voor had gebruikt,
en/of/althans
- bij die/dat perso(o)n(en) de indruk gewekt dat hij, verdachte,
- een (vak)bekwame en/of betrouwbare loodgieter, en/of installateur, en/of
tegelzetter, en/of metselaar, althans klusser, was, en/of
- werkzaam was voor "De Harener Tegelhandel", en/of "Het Kachelhuis", en/of
"A.B. Service Noord Nederland", en/of "Onderhoudsbedrijf J. Dijkstra" en/of
"klussenbedrijf Supertechniek" en/of/althans een gerenomeerd en/of
betrouwbaar bedrijf,
waardoor die/dat perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
B)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 11 oktober 2005
in de gemeente(n) Groningen, Haren en/of Assen en/of/althans (elders) in
Nederland
(telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen, in elk geval (telkens) enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan
een of meer personen, te weten (onder andere)
- [slachtoffer 1], (incident 1 / zaak 2) en/of
- [slachtoffers 2 en 3], (incident 2 / zaak 3), en/of
- [slachtoffer 4], (incident 3 / zaak 6), en/of
- [slachtoffer 5], (incident 4 / zaak 11), en/of
- [slachtoffer 6], (incident 5 / zaak 15),
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf,
te weten als (aan)betaling voor het verrichten van een of meer (bouw/klus)
werkzaamheden en/of voor het aanschaffen van goed(eren) voor/ten behoeve van
die/dat werkzaamhe(i)d(en) voor/ten behoeve van die/dat perso(o)n(en),
in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf,
onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 326 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder B tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daarbij dat van verduistering geen sprake kan zijn nu uit het onder A bewezen verklaarde blijkt dat verdachte de onder B bedoelde gelden door misdrijf, namelijk door oplichting, onder zich had.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder A tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
A)
hij in de periode van 1 januari 2000 tot en met 11 oktober 2005 in de gemeenten Groningen, Haren en/of Assen telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een samenweefsel van verdichtsels,
personen, te weten
- [slachtoffer 1], en
- [slachtoffers 2 en 3], en
- [slachtoffer 4], en
- [slachtoffer 5], en
- [slachtoffer 6],
heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen,
hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- tegen/aan die/dat perso(o)n(en) gezegd/meegedeeld
- dat hij die/dat geldbedrag(en) nodig had voor de aanschaf van materialen en/of goederen
voor/ten behoeve van de door hem voor die perso(o)n(en) te verrichten werkzaamheden,
en/of
- niet aan het werk kon gaan en/of de klus niet af kon maken, en/of de gemaakte
afspra(a)k(en) niet na kon komen, omdat
- hij bezig was met een andere klus, en/of
- de weersomstandigheden ongunstig waren, en/of
- hij ziek was, en/of zijn voet in het verband zat, en/of dat
- hij een verjaardag had, en/of een trouwdag, en/of een begrafenis, en/of
- zijn paard(en) was/waren uitgebroken, en/of
- zijn zoon hem zou helpen maar niet kon komen omdat die geen vrij kon krijgen en/of
omdat die ziek was en/of omdat zijn vriend was overleden, en/of
- zijn kleinzoon was gevallen, en/of
- hij (dan) op vakantie moest/was, en/of
- het (hem) niet gelukt was om de/het juiste materia(a)l(en), en/of gereedschap en/of een container te huren, en/of
- hij het voor die klus ontvangen geld ergens anders voor had gebruikt,
en/of
- bij die personen de indruk gewekt dat hij, verdachte,
- een betrouwbare klusser was, en
- werkzaam was voor een betrouwbaar bedrijf,
waardoor die personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder A meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
A.
Oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf, die aan verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie, te weten: 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden;
b) - de persoon van verdachte zoals naar voren is gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 18 juli 2006;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 8 juni 2006. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten;
- het over verdachte door de Reclassering Nederland te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 13 juli 2006;
c) - de omstandigheid dat verdachte, zoals deze ter terechtzitting heeft erkend, zich behalve aan het bewezen en strafbaar verklaarde, ook nog heeft schuldig gemaakt aan het plegen van 10 soortgelijke strafbare feiten,
hetgeen blijkt uit het dossier met het parketnummer 18/630412-05 en welke feiten ter kennisneming aan de rechtbank zijn voorgelegd naast hetgeen in de tenlastelegging staat vermeld.
De officier van justitie heeft verdachte door middel van een in de dagvaarding gedane mededeling ervan op de hoogte gesteld dat deze feiten eveneens aan de rechtbank zouden worden voorgelegd.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende enkele jaren een groot aantal mensen opgelicht door hen voor te spiegelen dat hij bereid en in staat was (verbouwings)werkzaamheden te verrichten en materialen te leveren, op voorwaarde dat deze personen/klanten verdachte zouden voorzien van geld dat hij voor het aan te schaffen materiaal stelde nodig te hebben. De slachtoffers van verdachte hebben, in het vertrouwen dat verdachte metterdaad de door hem toegezegde werkzaamheden zou verrichten en materialen zou aanschaffen, aan verdachte in totaal enkele tienduizenden euro’s en/of guldens ter beschikking gesteld.
Verdachte heeft vervolgens keer op keer smoezen verzonnen om met slachtoffers gemaakte afspraken niet na te komen. Hij heeft de diverse slachtoffers daardoor niet slechts financieel maar in sommige gevallen ook aanzienlijke psychische en emotionele schade berokkend. Verdachte heeft, door te handelen zoals bewezen verklaard, op grove wijze misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen, zonder zich om de gevolgen voor zijn slachtoffers te bekommeren.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk moet worden opgelegd mede om de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarde een voldoende basis tot nakomen te bieden.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid.
Vordering van de benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich gezamenlijk voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], beiden wonende te Groningen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij niet van zodanig eenvoudige aard, dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Er zijn diverse civielrechtelijke verweren gevoerd, omtrent de hoogte van de schadeposten en het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade, die in het beperkte kader van het strafproces niet afgehandeld kunnen worden.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voorts heeft zich als benadeelde partij voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 6], wonende te Groningen.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.600,-.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Voorts heeft zich als benadeelde partij voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 5], wonende te Assen.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen, aangezien de benadeelde in een civiele procedure over hetzelfde geschil reeds de beschikking heeft gekregen over een executoriale titel tegen verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder B tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het A ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het A meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging óók kan worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat veroordeelde een budgetteringstraining voor de duur van 36 uur zal volgen.
het verrichten van een taakstraf bestaande uit 180 uren werkstraf met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 3 maanden zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De taakstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de te verrichten onbetaalde arbeid gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland te Groningen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], wonende te Groningen, toe en veroordeelt veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.600,- (zegge: zestienhonderd euro). Veroordeelt veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.600,- (zegge: zestienhonderd euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 6] wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.600,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende te Assen, af. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door veroordeelde in verband met deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 3], wonende te Groningen en [slachtoffer 2], wonende te Groningen, in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partijen hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Bepaalt dat de benadeelde partijen en veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, P.H.M. Smeets en A.F. Gerding, rechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 1 augustus 2006.