ECLI:NL:RBGRO:2006:AY5155

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
25 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670170-06
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing en verboden wapenbezit met geweldsbedreiging

Op 25 juli 2006 heeft de Rechtbank Groningen een 34-jarige man veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor poging tot afpersing en verboden wapenbezit. De verdachte heeft samen met een medeverdachte het slachtoffer in diens woning bedreigd met een vuurwapen, met als doel een geldschuld te innen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededader op 28 maart 2006 in Groningen de woning van het slachtoffer binnendrongen en hem met geweld en bedreiging dwongen tot de afgifte van geld. De verdachte heeft daarbij het slachtoffer met een pistool bedreigd en dreigende woorden geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid, maar dat er voldoende bewijs was voor de poging tot afpersing en het wapenbezit. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de impact op het slachtoffer. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan de voorschriften van de reclassering, die ook kan inhouden dat hij deelneemt aan een cognitieve vaardigheden-training. De rechtbank heeft de straf lager vastgesteld dan door de officier van justitie was geëist, omdat zij van oordeel was dat de opgelegde straf voldoende was voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670170-06
datum uitspraak: 25 juli 2006
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. L. Mulder
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 juli 2006.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2006, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het teniet doen van een inschuld, met voormeld oogmerk (dreigend)
- de woning van [slachtoffer] is binnengedrongen en/of
- [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Je moet betalen, anders komen wij terug", althans woorden van dergelijke strekking en/of
- slaande bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer] en/of
- [slachtoffer] een pistool of revolver, althans een (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp), op het hoofd gezet en/of op [slachtoffer] gericht, althans [slachtoffer] getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 maart 2006 te Groningen, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Je moet betalen, anders komen wij terug", althans woorden van dergelijke strekking en/of
- slaande bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer] en/of
- [slachtoffer] een pistool of revolver, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), op het hoofd gezet en/of op [slachtoffer] gericht, althans [slachtoffer] getoond;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
EN/OF
hij op of omstreeks 28 maart 2006 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de Amkemaheerd en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij bedreigingen heeft geuit en/of zich heeft bediend van middelen geschikt om vrees aan te jagen, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Je moet betalen, anders komen wij terug", althans woorden van dergelijke strekking en/of
- slaande bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer] en/of
- [slachtoffer] een pistool of revolver, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), op het hoofd gezet en/of op [slachtoffer] gericht, althans die [slachtoffer] getoond;
2.
hij op of omstreeks de periode van 28 maart 2006 tot en met 30 maart 2006, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging, althans alleen, een of meerdere wapens van categorie II en/of categorie III, te weten een revolver en/of (gasalarm)pistool en/of pepperspray, en/of munitie van categorie II en/of categorie III, te weten een of meerdere CO2 patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
Na het onder 1 subsidiair tenlastegelegde dient de zin 'althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen dat' komen te vervallen.
Deze vordering is door de rechtbank ter terechtzitting, gehoord de verdachte en diens raadsvrouw toegewezen.
Door een kennelijke vergissing staat in het onder 2 ten laste gelegde in de eerste regel "op" in plaats van "in".
De rechtbank gaat van het laatste uit. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 maart 2006, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [slachtoffer], met voormeld oogmerk (dreigend)
- de woning van [slachtoffer] is binnengedrongen en
- [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet betalen, anders komen wij terug", en
- slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer] en
- [slachtoffer] een pistool op het hoofd heeft gezet en op [slachtoffer] heeft gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 28 maart 2006 tot en met 30 maart 2006, in de gemeente Groningen, wapens van categorie II en categorie III, te weten een revolver en pepperspray, en munitie van categorie III, te weten een CO2 patroon, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 1
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op grond van de aangifte van
[slachtoffer] en de verklaring van [naam] wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer] en dat verdachte een pistool op het hoofd heeft gezet van [slachtoffer].
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3, onder a van de Wet wapens en munitie;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie strekkende tot een veroordeling van verdachte tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met een proeftijd voor de duur van 2 jaren;
b) - de persoon van de verdachte zoals naar voren is gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 11 juli 2006;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 30 maart 2006. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van geweldsdelicten;
- het over de verdachte door de Stichting Reclassering Nederland te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 13 juni 2006;
- het over de verdachte door de Reclassering Nederland te Groningen uitgebrachte adviesrapport d.d. 27 juni 2006.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Op 28 maart 2006 is verdachte, na een gesprek met zijn neef [neef], ingegaan op een verzoek van medeverdachte [medeverdachte] om een 'geldschuld' te innen bij de voor hem onbekende
[slachtoffer]. Verdachte heeft zich nog diezelfde avond, samen met [medeverdachte] en vier manspersonen, naar de woning van [slachtoffer] begeven.
Verdachte heeft een revolver en een busje pepperspray meegenomen en heeft daarmee te kennen gegeven van meet af aan slechte bedoelingen te hebben gehad. In de woning van [slachtoffer] komen deze bedoelingen tot uiting; verdachte bedreigt genoemde [slachtoffer] met het vuurwapen.
Hiermee is op gewelddadige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] op de plaats waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, te weten in zijn woning. Verdachte heeft door zo te handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer zouden kunnen hebben. Algemeen bekend is dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan langere tijd psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Bij dergelijke feiten kan naar het oordeel van de rechtbank alleen recht worden gedaan middels een vrijheidsstraf.
Anderzijds neemt de rechtbank in overweging dat het belangrijk is dat verdachte aan een 'cognitieve vaardighedentraining (COVA)' gaat deelnemen en nog niet eerder tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk moet worden opgelegd, mede om de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, waaronder de voorgestelde training, een voldoende basis tot nakomen te bieden.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij van oordeel is dat daarmee - gegeven de bewezenverklaarde feiten en de persoon van verdachte - thans kan worden volstaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden gevangenisstraf.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
- De bijzondere voorwaarde kan ook inhouden dat verdachte deelneemt aan een
cognitieve vaardigheden-training.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, M.J. Oostveen en
G.H. Boekaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W. Wassink als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2006.