RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670171-06
datum uitspraak: 25 juli 2006
raadsvrouw: mr. C. Wiggers
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 juli 2006.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
zij op of omstreeks 28 maart 2006, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en/of tot het teniet doen van een inschuld, met voormeld oogmerk (dreigend)
- de woning van [slachtoffer 1] is binnengedrongen en/of
- [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Je moet betalen, anders komen wij terug", althans woorden van dergelijke strekking en/of
- slaande bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 1] een pistool of revolver, althans een (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp), op het hoofd gezet en/of op [slachtoffer 1] gericht, althans [slachtoffer 1] getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 28 maart 2006 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) opzettelijk dreigend
- [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Je moet betalen, anders komen wij terug", althans woorden van dergelijke strekking en/of
- slaande bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 1] een pistool of revolver, althans een (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp), op het hoofd gezet en/of op [slachtoffer 1] gericht, althans [slachtoffer 1] getoond;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
EN/OF
zij op of omstreeks 28 maart 2006 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de Amkemaheerd en in gebruik bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of haar mededader(s), waarbij hij bedreigingen heeft geuit en/of zich heeft bediend van middelen geschikt om vrees aan te jagen, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) opzettelijk dreigend
- [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Je moet betalen, anders komen wij terug", althans woorden van dergelijke strekking en/of
- slaande bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 1] een pistool of revolver, althans een (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp), op het hoofd gezet en/of op [slachtoffer 1] gericht, althans [slachtoffer 1] getoond;
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2005 tot en met 12 oktober 2005 te Groningen, althans in Nederland, meermalen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (in totaal) 1000 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) (telkens) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
zij op of omstreeks 18 oktober 2005 te Groningen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten haar dochter [dochter]), heeft getrapt en/of gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
Na het onder 1 subsidiair tenlastegelegde dient de zin 'althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen dat' komen te vervallen.
Deze vordering is door de rechtbank ter terechtzitting, gehoord de verdachte en haar raadsvrouw toegewezen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 28 maart 2006, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], met voormeld oogmerk (dreigend)
- de woning van [slachtoffer 1] is binnengedrongen en
- [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet betalen, anders komen wij terug" en
- slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zij in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 12 oktober 2005 te Groningen, meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen - in totaal - 1000 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed (telkens) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat niet bewezen wordt verklaard het medeplegen van het gebruik van een vuurwapen.
De rechtbank is van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte] verder is gegaan dan hetgeen waar verdachte opzet op had. Het gebruik van het vuurwapen kan niet binnen hun gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet worden gebracht, nu niet duidelijk is dat verdachte voordat medeverdachte [medeverdachte] het vuurwapen trok, wist dat hij dit in zijn bezit had en zij bovendien vrijwel direct daarop de woning van het slachtoffer heeft verlaten.
Ten aanzien van de andere handelingen komt de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, wel tot een bewezenverklaring. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Het te beslechten conflict betrof een financieel geschil tussen verdachte en [slachtoffer 1].
Verdachte heeft een kennis, [kennis], verzocht om haar te helpen bij het incasseren van een geldbedrag van [slachtoffer 1]. Hiertoe heeft ze [kennis] een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld.
Verdachte is vervolgens met genoemde [kennis], die op haar verzoek was ingegaan, alsmede vier andere manspersonen, naar de woning van [slachtoffer 1] gereden en samen met hem diens woning binnengedrongen, waarna hem is gezegd dat hij diende te betalen.
Op de zitting heeft verdachte, zakelijk weergegeven, verklaard dat ze de weg heeft gewezen naar de woning van [slachtoffer 1] en, aangekomen bij de woning van [slachtoffer 1], heeft bevestigd dat de manspersoon op de bank in genoemde woning [slachtoffer 1] was.
Uit bovenstaande, alsmede de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaringen van verdachte,
[kennis], [naam] en [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat er sprake is geweest van een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering tussen verdachte en haar medeplegers ten aanzien van de bewezenverklaarde afpersing.
Voor zover de raadsvrouw heeft aangevoerd dat er sprake was van een onverdeelde boedel, en dat derhalve vrijspraak zou moeten volgen voor feit 2, constateert de rechtbank dat de rekening waarvan de bedragen door toedoen van verdachte zijn afgeschreven, alleen toebehoorde aan
[slachtoffer 2], zoals door verdachte zelf ook is verklaard.
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereikt heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie strekkende tot een veroordeling van verdachte tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
b) - de persoon van de verdachte zoals naar voren is gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 11 juli 2006;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 30 maart 2006. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten;
- het over de verdachte door de Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 7 juli 2006.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft tot tweemaal toe strafbare feiten gepleegd om gelden, waarvan verdachte vond dat zij daar recht op had, te verkrijgen. Hiermee heeft ze voor eigen rechter gespeeld.
Op 28 maart 2006 is verdachte met zes personen de woning van [slachtoffer 1] binnengedrongen. Hierbij is op gewelddadige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], op de plaats waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft door haar handelswijze, zij was immers initiatiefnemer, op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die haar daden voor [slachtoffer 1] zouden kunnen hebben, doch is alleen uitgeweest op haar eigen gewin.
Iets soortgelijks heeft zich voorgedaan bij de door verdachte gepleegde diefstal.
Bij dergelijke feiten kan naar het oordeel van de rechtbank alleen recht worden gedaan middels een vrijheidsstraf.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen vrijheidsstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de minimale documentatie van verdachte en haar inspanningen om hulp te zoeken om zodoende in de toekomst recidive te voorkomen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd,
[slachtoffer 2] wonende aan [adres].
De benadeelde partij heeft daarnaast ter terechtzitting een toelichting gegeven met betrekking tot de inhoud van de vordering en de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van ? 1.000,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 4 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende aan [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van ? 1.000,00 (zegge: duizend euro). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van ? 1.000,00
(zegge: duizend euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende aan de
[adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ? 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, M.J. Oostveen en
G.H. Boekaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W. Wassink als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2006.