ECLI:NL:RBGRO:2006:AW0486

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
11 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
18/670625-05
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor overval op tankstation en tasjesroof

Op 11 april 2006 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een overval op een tankstation en een tasjesroof. De verdachte, die op 6 oktober 2005 samen met mededaders een pompbediende bedreigde met een koevoet, werd beschuldigd van afpersing. Daarnaast was er een tenlastelegging van een tasjesroof die plaatsvond op 10 mei 1995. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn drugsverslaving en persoonlijkheidsproblematiek, volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank baseerde haar oordeel op psychiatrische en psychologische rapportages die wezen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, maar ook op het vermogen om verantwoorde keuzes te maken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht van de reclassering en behandeling in de Piet Roordakliniek. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen koevoet verbeurd. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en de noodzaak voor de verdachte om hulp te krijgen voor zijn verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670625-05
datum uitspraak: 11 april 2006
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. J. Dijkman
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2006.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2005, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een man, genaamd [slachtoffer], heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 630 euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, dreigend en/of vreesaanjagend voor, althans nabij, die [slachtoffer] een koevoet omhoog heeft gehouden, althans aan die [slachtoffer] heeft getoond, en/of (daarbij) deze heeft toegevoegd: "Dit is een overval. Ik wil geld" en/of "Geef mij geld" en/of "Geef me geld, anders krijg je een portie klappen", en/of - nadat die [slachtoffer] een hoeveelheid muntgeld aan verdachte had gegeven en/of aangeboden - "Nee dat niet. Al het geld wat je hebt" en/of "Ik moet het papiergeld hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 mei 1995, op de openbare weg, te weten (een steeg nabij) de [straat] te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een plastic tas (inhoudende een of meer sleutels, een blik shag, een paar schoenen, een bekertje, een krant, een rekje, een broche en/of een pakje), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die tas, die die [slachtoffer] toen vast had, heeft vast gepakt en/of hieraan heeft gerukt en/of getrokken en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in een zij, althans op/tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gehouden en/of dat/een vuurwapen, althans dat/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft gericht, althans in haar richting heeft gehouden en/of aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of hierbij die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil je geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 mei 1995, op de openbare weg, te weten (een steeg nabij) de [straat] te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [slachtoffer], heeft gedwongen tot de afgifte van een plastic tas (inhoudende een of meer sleutels, een blik shag, een paar schoenen, een bekertje, een krant, een rekje, een broche en/of een pakje), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
die tas, die die [slachtoffer] toen vast had, heeft vast gepakt en/of hieraan
heeft gerukt en/of getrokken en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, in een zij, althans op/tegen het lichaam,
van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gehouden en/of dat/een vuurwapen,
althans dat/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft
gericht, althans in haar richting heeft gehouden en/of aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of hierbij die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil je geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 oktober 2005, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met zijn mededaders, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een man, genaamd [slachtoffer], heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 630 euro, toebehorende aan [benadeelde], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met verdachtes mededaders dreigend en vreesaanjagend voor die [slachtoffer] een koevoet omhoog heeft gehouden en daarbij deze heeft toegevoegd: "Dit is een overval. Ik wil geld" en "Geef mij geld" en "Geef me geld, anders krijg je een portie klappen", en - nadat die [slachtoffer] een hoeveelheid muntgeld aan verdachte had aangeboden - "Nee dat niet. Al het geld wat je hebt" en "Ik moet het papiergeld hebben";
2.
hij op 10 mei 1995, op de openbare weg, te weten een steeg nabij de Hoofdstraat te Hoogeveen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [slachtoffer], heeft gedwongen tot de afgifte van een plastic tas (inhoudende sleutels, een blik shag, een paar schoenen, een bekertje, een krant, een rekje, een broche en een pakje), toebehorende aan die [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte die tas, die die [slachtoffer] toen vast had, heeft vastgepakt en hieraan heeft gerukt en vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft gericht, en hierbij die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil je geld";
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
1.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2.
Afpersing.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 7 februari 2006, opgemaakt door P.A. Lambers, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 18 januari 2006, opgemaakt door J.C.J. Fischer, GZ psycholoog.
De conclusie van het rapport van P.A. Lambers luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, beperkte intellectuele vermogens en impulscontroleproblematiek. Er is tevens sprake van een multipele verslaving en een psychotische stoornis NAO.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met P.A. Lambers voornoemd, met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat hij, ondanks dat er bij hem sprake is van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, in staat is tot het maken van verantwoorde keuzes, zodat het bewezenverklaarde aan verdachte volledig kan worden toegerekend,
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf, die aan verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a)- de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie, te weten 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar en bijzondere voorwaarde: toezicht van de reclassering, alsmede verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen koevoet;
b) - de persoon van verdachte zoals naar voren is gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 28 maart 2006;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 11 oktober 2005. Hieruit blijkt dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten;
- het over verdachte door de Reclassering Nederland te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 30 november 2005;
- voormelde psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 7 februari 2006;
- voormelde psychologische onderzoeksrapportage d.d. 18 januari 2006;
c) - de omstandigheid dat verdachte, zoals deze ter terechtzitting heeft erkend, zich behalve aan het bewezen en strafbaar verklaarde, ook nog heeft schuldig gemaakt aan het plegen van drie winkeldiefstallen, hetgeen blijkt uit de dossiers met parketnummers 681647-05, 653184-05 en 653285-05 en welke feiten ter kennisneming aan de rechtbank zijn voorgelegd naast hetgeen in de tenlastelegging staat vermeld.
De officier van justitie heeft verdachte door middel van een in de dagvaarding gedane mededeling ervan op de hoogte gesteld dat deze feiten eveneens aan de rechtbank zouden worden voorgelegd.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders een benzinestation overvallen en heeft daarbij de pompbediende bedreigd met een koevoet. Verdachte heeft voordat hij de overval pleegde de situatie in en rondom het pompstation in ogenschouw genomen en is in die zin weloverwogen te werk gegaan. Daarnaast heeft hij een vrouw in een stille straat beroofd van haar tas met goederen. Er is sprake van ernstige feiten, waarbij de omstandigheid dat het onder 2 bewezen verklaarde feit al ruim 10 jaar geleden gebeurd is daaraan niet afdoet. Verdachte heeft met zijn handelen diep ingegrepen in de veiligheidsgevoelens van de slachtoffers, hetgeen grote gevolgen heeft voor het leven van de slachtoffers.
Verdachte is verslaafd aan het gebruik van verdovende middelen, hetgeen leidt tot drugsgerelateerde strafbare feiten zoals (winkel)diefstallen.
Verdachte heeft verklaard de overval op het tankstation te hebben gepleegd om hulp te krijgen. De rechtbank onderschrijft de noodzaak tot hulp en is, gelet op het gestelde in de onderzoeksrapportages, van oordeel dat het geboden is dat verdachte behandeld wordt in de Piet Roordakliniek te Apeldoorn.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten.
In verband daarmee zal de rechtbank een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen mede om de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarde een voldoende basis tot nakomen te bieden.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een koevoet, moet worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp betreft met behulp waarvan het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het onder 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot tien maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging óók kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten opnemen in de Piet Roorda Kliniek te Apeldoorn of een soortgelijke door de Reclassering aan te wijzen inrichting en aldaar zal verblijven zolang de leiding van de inrichting dat noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
een koevoet.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, N.R. Boonstra en A. van den Berg-Schoof, rechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag, 11 april 2006.