ECLI:NL:RBGRO:2006:AW0480

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
11 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
18/073008-04
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor opzettelijk nalaten van informatie aan de Sociale Dienst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 11 april 2006, stond de verdachte terecht op beschuldiging van opzettelijk nalaten om tijdig en volledig de Sociale Dienst in te lichten over zijn financiële situatie. De tenlastelegging betrof onder andere het niet vermelden van een extra bankrekening en het niet doorgeven van inkomsten uit werkzaamheden en andere bronnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2000 tot en met 9 december 2003 in Nederland, in strijd met de Algemene Bijstandswet, niet de benodigde gegevens heeft verstrekt aan de Dienst Sociale Zaken en Werk van de gemeente. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat de verdachte dit doelbewust en opzettelijk heeft gedaan. De rechtbank overwoog dat het ging om spaargeld dat was gespaard van de uitkering van de Sociale Dienst, en dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk informatie had verzwegen.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoon van de verdachte en zijn verklaring tijdens de zitting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de hem ten laste gelegde feiten had begaan. Dit leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de raadsvrouw, mr. H.G.E. Klatter, en na het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2006. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzetheling of schuldheling, en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/073008-04
datum uitspraak: 11 april 2006
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. H.G.E. Klatter
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2006.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 9 december 2003 te
[pleegplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te
weten artikel 65 van de Algemene Bijstandswet, in elk geval bij of krachtens
de Algemene Bijstandswet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde
gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling
van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze
moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van
verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te
weten verdachtes bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die
verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte tezamen en in
vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk nagelaten tijdig en/of volledig de Dienst Sociale Zaken
en Werk van de gemeente [gemeente] in te lichten, althans ervan op de hoogte te
stellen dat verdachte
- werkzaamheden had verricht (ten behoeve van de [rechtspersoon]) en/of
inkomsten (daaruit) had genoten en/of renteinkomsten en/of schenkingen en/of
andere inkomsten, had genoten, en/of
- een of meer (extra) bankrekeningen had (bekend onder nummer 82.79.75.961
(ASN)) en/of
- samen met een of meer andere bestuurders (beschikkings)bevoegd was met
betrekking tot een of meer bankrekeningen op naam van de [rechtspersoon]
en/of [rechtspersoon]/[rechtspersoon] (bekend onder [nummer1] en/of [nummer2] en/of [nummer3] en/of
[nummer4] en/of [nummer5] en/of [nummer6]),
en/of
- dat verdachte op het woonadres aan de [adres] samenwoonde met [persoon] en/of met [persoon] een gezamenlijke huishouding voerde, althans dat verdachte op een ander woonadres, te weten [adres], woonde, althans zijn hoofdverblijf had;
art 227b Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 9 december 2003 te
[pleegplaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en/of de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas en/of water en/of electriciteit, wetende dat die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet, welke door [persoon] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde, althans in wier woning op bovengenoemd adres verdachte zijn hoofdverblijf had, - door een misdrijf, te weten het opzettelijk nalaten de bij of krachtens de Algemene Bijstandswet verplichte en/of benodigde gegevens te verstrekken aan de Dienst Sociale Zaken en Werk van de Gemeente [gemeente], in elk geval door enig misdrijf, was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken;
art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 9 december 2003 te
[pleegplaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
gebruik heeft gemaakt van de woning aan de [adres] en/of de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas en/of water en/of electriciteit, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die woning en/of die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet, welke door [persoon]
- met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde, althans in wier woning
op bovengenoemd adres verdachte zijn hoofdverblijf had - door een misdrijf, te
weten het opzettelijk nalaten de bij of krachtens de Algemene Bijstandswet
verplichte en/of benodigde gegevens te verstrekken aan de Dienst Sociale Zaken
en Werk van de Gemeente [gemeente], in elk geval door enig misdrijf, was
verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) uit de opbrengst van enig goed voordeel getrokken terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 2 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierbij ten aanzien van feit 1, dat zij met name niet bewezen acht dat verdachte schenkingen heeft ontvangen, werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de [rechtspersoon] en daaruit inkomsten heeft genoten en samenwoonde [persoon].
Gelet op dit laatste kan derhalve de onder 2 ten laste gelegde opzetheling of schuldheling evenmin wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Met betrekking tot het onder 1 omschreven niet vermelden van een (extra) bankrekening is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte doelbewust en opzettelijk het hebben van deze bankrekening tegenover de sociale dienst heeft verzwegen. Hierbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat het ging om spaargeld, gespaard van de door verdachte ontvangen uitkering van de Sociale Dienst.
In haar overwegingen heeft de rechtbank acht geslagen op de persoon van verdachte en de verklaring die hij op dit punt heeft afgelegd ter terechtzitting.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, N.R. Boonstra en A. van den Berg-Schoof, rechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 11 april 2006.