RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670331-05 en 18/070107-03 (tenuitvoerlegging)
datum uitspraak: 28 maart 2006
raadsman: mr. M.C. van Linde
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
verdachte,
geboren te [geboorteplaats] (Zaïre) op [geboortedatum] 1983,
thans preventief gedetineerd in P.I. Noord, HvB Groningen te Groningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 14 maart 2006.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2005 in de gemeente Groningen, op of aan de
openbare weg, de Muurstraat en/of de Hoekstraat,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een portemonnee en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], en/of
- een gouden armband en/of een gouden ketting, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer 1] een klap op zijn hoofd heeft gegeven (waardoor die [slachtoffer 1] bewusteloos raakte) en/of (vervolgens) tegen het lichaam heeft geschopt en/of
geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een honkbalknuppel
in het gezicht/op het hoofd heeft geslagen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2]
ten val kwam) en/of bij de keel heeft/hebben vastgepakt,
terwijl het feit voor die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (dubbele kaakbreuk)
ten gevolge heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A)
hij op of omstreeks 29 mei 2005 in de gemeente Groningen
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Hoekstraat en/of
Muurstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond
uit (met kracht) stompen, slaan, trappen, schoppen en/of met een
(honkbal)knuppel, althans een hard voorwerp, slaan van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 2] (met kracht) in/tegen het hoofd heeft
gestompt, geslagen en/of met een (honkbal)knuppel, althans een hard voorwerp,
geslagen, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een (op
meerdere plaatsen) gebroken kaak), althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
B)
hij op of omstreeks 01 april 2005 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een portemonnee en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], en/of
- een (gouden) armband en/of een (gouden) ketting, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 01 april 2005 in de gemeente Groningen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend haar (telkens) een SMS-bericht gestuurd met
daarin (onder meer) de tekst(en):
- "am gona fuckin kill there in London i got peopel who nows wher be and
hangout ur skool dam bitck mutharfuck i now everything bout u and am gona
fuckin kill." en/of "u goin to die and ur ho its goin to cry",
en/of
- "come back to hel am waithing fot your unloyal as to kick to hel" en/of
"both of u are sentice to death",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 04 mei 2005 in de gemeente Groningen
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), (met kracht)
heeft vastgepakt en/of tegen een muur (aan)geduwd, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
A)
hij op of omstreeks 24 april 2005 in de gemeente Groningen
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
B)
hij op of omstreeks 24 april 2005, in de gemeente Groningen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,7 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld.
De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat niet overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Daarvan zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Gelet op de verklaringen van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de verklaring van getuige [getuige 1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair onder A en B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij niet bewezen acht dat er met een honkbalknuppel is geslagen.
De rechtbank zal verdachte daardoor tevens van de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid vrijspreken, omdat uit het dossier niet valt af te leiden of het door het slachtoffer opgelopen letsel veroorzaakt is door het in het kader van de strafverzwarende omstandigheid aan verdachte tenlastegelegde (en bewezenverklaarde) stompen en slaan tegen het hoofd van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat de datum in het onder 1 subsidiair onder B tenlastegelegde, te weten 1 april 2005, een kennelijke schrijffout is, nu de bedoelde datum, te weten 29 mei 2005, in het onder 1 primair en in het onder 1 subsidiair onder A tenlastegelegde wel juist is weergegeven en de opgenomen datum van 1 april 2005 een datum betreft die in het tweede aan verdachte tenlastegelegde feit voorkomt, zodat het er voor moet worden gehouden dat de steller van de tenlastelegging een invulfout heeft gemaakt.
Deze verschrijving heeft kennelijk niet tot onduidelijkheid van de tenlastelegging geleid, want blijkens het verhandelde ter terechtzitting hebben de verdachte en zijn raadsman begrepen wat aan verdachte is tenlastegelegd. Verdachte is dan ook niet in zijn verdediging geschaad wanneer de rechtbank deze kennelijke schrijffout rectificeert.
Feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 onder A en B tenlastegelegde heeft begaan.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de staandehouding van verdachte op zichzelf onrechtmatig is, nu er op dat moment geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Verdachte heeft ter terechtzitting evenwel verklaard dat hij bij het zien van de politie aan hen direct heeft aangegeven dat hij drugs bij zich had. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat verdachte door de onrechtmatige staandehouding niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad, zodat de rechtbank onder deze omstandigheden geen aanleiding ziet tot niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie, bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht gelet op het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair onder A en B, onder 2, onder 3, alsmede het onder 4 A en B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
A) hij op 29 mei 2005 in de gemeente Groningen met anderen, op de openbare weg, Hoekstraat en/of Muurstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit met kracht stompen, slaan, trappen, schoppen van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 2] met kracht tegen het hoofd heeft gestompt en geslagen.
B) hij op 29 mei 2005 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een portemonnee en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- een gouden armband en een gouden ketting, toebehorende aan [slachtoffer 2].
2.
hij op 01 april 2005 in de gemeente Groningen, meermalen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend haar telkens een SMS-bericht gestuurd met daarin de tekst:
- "am gona fuckin kill there in London i got peopel who nows wher be and
hangout ur skool dam bitck mutharfuck i now everything bout u and am gona
fuckin kill." en/of "u goin to die and ur ho its goin to cry", en
- "come back to hel am waithing fot your unloyal as to kick to hel" en "both of u are sentice to death";
3.
hij op 04 mei 2005 in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), met kracht heeft vastgepakt en tegen een muur aangeduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
4.
A) hij op 24 april 2005 in de gemeente Groningen opzettelijk heeft vervoerd cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
B) hij op 24 april 2005, in de gemeente Groningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,7 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 subsidiair onder A en B, onder 2, onder 3, alsmede onder 4 A en B meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
1 subsidiair
A - Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
B - Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2 - Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
4
A - Handelen met een in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
B - Handelen met een in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 18 juli 2005, opgemaakt door R. Vriesema, psychiater, de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 16 september 2005, opgemaakt door G. de Jong, forensisch psycholoog, alsmede het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) d.d.17 februari 2006, opgemaakt door C.M. van Deutekom, psycholoog, en A.C. Bruijns, psychiater.
De conclusies van de eerste twee rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat het ten laste gelegde, indien bewezen verklaard, aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. In het PBC-rapport is geconcludeerd dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, indien bewezen verklaard, aan verdachte in verminderde mate (feit 1) en enigszins verminderde mate (feit 2) kan worden toegerekend en dat aan verdachte de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten, indien bewezen verklaard, geheel toegerekend kunnen worden.
De rechtbank kan zich met de conclusies van het PBC-rapport verenigen en neemt deze over.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor het duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege, alsmede de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 24 juni 2003 opgelegde 6 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf;
b) - de persoon van de verdachte zoals naar voren is gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 14 maart 2006;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 9 juni 2005. Hieruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten;
- het over de verdachte door de Reclassering Nederland te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 16 augustus 2005;
- voormelde psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 18 juli 2005;
- voormelde psychologische onderzoeksrapportage d.d. 16 september 2005;
- het over de verdachte door het PBC te Utrecht uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 17 februari 2006
- de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 7 september 2005 ingediend door [slachtoffer 2];
c) - de omstandigheid dat de verdachte, zoals deze ter terechtzitting heeft erkend, zich behalve aan het bewezen en strafbaar verklaarde, ook nog heeft schuldig gemaakt aan het plegen van een zestal andere strafbare feiten, hetgeen blijkt uit de dossiers met de parketnummers 18/650579-05 en 18/650387-05, en welke feiten ter kennisneming aan de rechtbank zijn voorgelegd naast hetgeen in de tenlastelegging staat vermeld.
De officier van justitie heeft verdachte door middel van een in de dagvaarding gedane mededeling ervan op de hoogte gesteld dat deze feiten eveneens aan de rechtbank zouden worden voorgelegd.
Het feit genoemd onder nummer 4 van de feiten die aan de rechtbank ter kennisneming zijn voorgelegd heeft de rechtbank buiten beschouwing gelaten, nu dit feit door de verdachte ter terechtzitting niet is erkend.
Vrijheidsstraf en terbeschikkingstelling
Vrijheidsstraf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Hierbij hebben verdachte en zijn mededaders aan de slachtoffers meerdere klappen en schoppen uitgedeeld. Daarmee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het door onder andere verdachte toegepaste geweld bij één van de slachtoffers dusdanig letsel heeft veroorzaakt dat deze daarvan de rest van zijn leven hinder zal blijven ondervinden. Na afloop van de vechtpartij hebben verdachte en zijn mededaders spullen die op de grond terecht waren gekomen, en die hun niet toebehoorden, meegenomen, waarmee verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging.
Verdachte heeft voorts zijn (ex-)vriendin op ernstige wijze bedreigd en mishandeld. Daarmee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en het vervoeren van drugs. Het gaat hierbij om stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Tevens wordt door gebruikers van drugs maatschappelijke overlast en schade in de vorm van aan drugs gerelateerde criminaliteit veroorzaakt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zestal andere strafbare feiten, waaronder twee overtredingen en is gebleken dat verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van meerdere soorten delicten.
Anderzijds heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken dat de eerste twee bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden.
Gelet op het voorgaande, de aard en de ernst van de gepleegde feiten, alsmede de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf is geboden. Nu de rechtbank met betrekking tot het eerste feit de strafverzwarende omstandigheid niet bewezen heeft verklaard, zal de duur hiervan korter zijn dan door de officier van justitie is gevorderd.
Terbeschikkingstelling
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte, bij wie tijdens het begaan van de eerste twee bewezen verklaarde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, ter beschikking gesteld dient te worden.
De rechtbank heeft hierbij gelet op de omstandigheden dat het bewezen en strafbaar verklaarde misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel eist.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen die verpleging eist. De rechtbank heeft hierbij betrokken het gestelde in voornoemde psychiatrische en psychologische rapportages, alsmede het in het PBC-rapport gestelde.
In het PBC-rapport is aangegeven dat verdachte een persoonlijkheidsstoornis heeft met antisociale en narcistische kenmerken. Tot het antisociale spectrum van zijn persoonlijkheidsstoornis behoren zijn oneerlijkheid, zijn impulsiviteit, prikkelbaarheid en agressiviteit, het ontbreken van spijtgevoelens en zijn externaliseren. De narcistische kenmerken worden vertegenwoordigd door het opgeblazen zelfgevoel, zijn preoccupatie met grootheidsfantasieën en zijn gebrekkig empathie.
De kans op recidive van gewelddadig gedrag is groot. Alle aspecten van de stoornis vormen een risicoverhogende factor. Verdachte heeft bovendien bijzonder weinig besef van (de gevolgen van) zijn gedrag. Hem ontbreekt iedere vorm van ziekte-inzicht, ten gevolge waarvan hij niet gemotiveerd zal zijn zich op vrijwillige basis te laten behandelen.
Gelet op het voormelde recidivegevaar is geadviseerd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, met bevel tot verpleging van overheidswege.
Voorwaardelijke geldboete
De rechtbank zal met betrekking tot de door verdachte ter terechtzitting erkende overtredingen, die onder nummers 2 en 3 ad informandum zijn gevoegd, in beide gevallen een voorwaardelijke geldboete opleggen.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten € 200, moet worden teruggegeven aan verdachte.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], wonende aan [adres].
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij niet van zodanig eenvoudige aard, dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding, aangezien de rechtbank, gelet op het namens verdachte gevoerde verweer en de daarbij genoemde verklaring van getuige [getuige 1], van oordeel is dat er sprake zou kunnen zijn van medeschuld van het slachtoffer.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/070107-03
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank d.d. 24 juni 2003 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven. Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/670331-05 heeft veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waarvoor thans een veroordeling volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in gemeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet tenuitvoergelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 56, 57, 141, 285, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair onder A en B, het onder 2, het onder 3 en het onder 4 A en B ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 subsidiair onder A en B, het onder 2, het onder 3 en het onder 4 A en B meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
- gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Veroordeelt verdachte voor de onder 2 ad informandum gevoegde overtreding tot:
- een geldboete van € 150 met bevel, dat voor geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 3 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte voor de onder 3 ad informandum gevoegde overtreding tot:
- een geldboete van € 250 met bevel, dat voor geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 5 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de teruggave van:
€ 200 aan veroordeelde.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende aan [adres], in haar vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van deze rechtbank d.d. 24 juni 2003 onder parketnummer 18/070107-03, voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, M.M. Beije en N.R. Boonstra, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2006.