ECLI:NL:RBGRO:2006:AV4849
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling omgangsregeling tussen kind en vader
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 7 februari 2006 uitspraak gedaan over het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een omgangsregeling tussen haar minderjarige kind en de man. De rechtbank heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij partijen zich dienden te wenden tot de GGZ om verdere afspraken te maken. Ondanks dat de man zich niet aan deze afspraken heeft gehouden, heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw toegewezen. Dit besluit is genomen in het licht van de aanstaande wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek, die de verplichting van ouders om contact met hun kinderen te onderhouden, benadrukken.
De rechtbank heeft overwogen dat het kind recht heeft op omgang met beide ouders en dat de vrouw met haar verzoek handelt in overeenstemming met haar verplichtingen. De man, als mede-gezaghebbende vader, moet zijn verantwoordelijkheid nemen en een goede relatie met zijn kind onderhouden. De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere beslissingen en correspondentie, waaruit bleek dat de man zijn afspraken niet nakwam en dat de vrouw zich wel had ingespannen om de omgang te bevorderen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het ontbreken van contact niet in het belang van het kind is en dat er geen ontzeggingsgronden aanwezig zijn. De man is verplicht om contact met zijn kind te onderhouden, en de rechtbank heeft de omgangsregeling vastgesteld als volgt: de man heeft recht op omgang met het kind één weekend per veertien dagen en de helft van de vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft partijen aangespoord om zo snel mogelijk in overleg te treden om de omgangsregeling verder vorm te geven, eventueel met hulp van het Bureau voor Jeugdzorg.