RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 83757 KG ZA 05-408
vonnis d.d. 20 januari 2006
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
en
de vennootschap onder firma [vof 2].,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],
eisers,
hierna te noemen respectievelijk [eiser] en [vof 2], gezamenlijk eisers,
procureur mr. J.B. Rijpkema,
advocaat mr. P.W. Huitema
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ARM ACCOUNTING B.V. h.o.d.n. ZIJLSTRA ACCOUNTING,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te 9561 AM Ter Apel,
gedaagde,
hierna te noemen Zijlstra,
procureur mr. S. Kroesbergen.
Eisers hebben Zijlstra doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe Zijlstra bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren,
1. het conservatoir beslag dat bij exploot d.d. 27 januari 2005 is gelegd op het huis, tuin en erf van eisers, staande en gelegen te [postcode] te [woonplaats] aan het adres [adres], op te heffen en het beslag in de openbare registers door te halen, dan wel Zijlstra binnen twee dagen na betekening van het vonnis hiertoe te veroordelen op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,- per dag dat Zijlstra hiermee in strijd zal handelen;
2. te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan Zijlstra aangeboden schuldsaneringsvoorstel in het kader van de schuldsaneringsregeling van [eiser] te [woonplaats] onvoorwaardelijk en schriftelijk te aanvaarden, op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,- per dag dat Zijlstra hiermee in strijd handelt met een maximum van € 100.000,-, dan wel te bepalen dat het vonnis in de plaats zal treden van de vereiste goedkeuring van Zijlstra aan dit akkoord.
3. in de kosten van dit geding te veroordelen.
1.1 [eiser] heeft met zijn broer [broer eiser] op drie locaties een fietsenwinkel gedreven, in de vorm van een vennootschap onder firma, [vof 1] Per 31 december 2003 hebben de vennoten hun werkzaamheden in deze vennootschap beëindigd. Op of omstreeks 1 januari 2004 heeft [eiser] samen met zijn echtgenote een nieuwe vennootschap, [vof 2], opgericht, waarin hij een fietsen- en bromfietsenwinkel exploiteert. [vof 2] heeft één werknemer in dienst voor 16 uur per week. Ook [broer eiser] heeft een nieuwe V.O.F. opgericht. Deze laatste V.O.F. is in mei 2004 gefailleerd. [broer eiser] is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
1.2 Zijlstra heeft werkzaamheden verricht in het kader van de afwikkeling van [vof 1]
1.3 Zijlstra heeft op 27 januari 2005 ten laste van [eiser] conservatoir beslag doen leggen voor een bedrag van € 18.884 ,- op de in het petitum sub 1 genoemde onroerende zaak, de woning van [eiser]. Op 11 februari 2005 heeft Zijlstra ten laste van [eiser] voor eenzelfde bedrag conservatoir derdenbeslag doen leggen onder [naam de[naam debiteur], een debiteur van [eiser].
1.4 Bij dagvaarding van 9 februari 2005 is Zijlstra een bodemprocedure tegen [eiser] gestart bij de rechtbank Groningen waarin zij de betaling van een geldsom van € 17.147,09 heeft gevorderd.
1.5 Eisers hebben in het kader van een herfinanciering van[vof 2] door de Rabobank aan de crediteuren een akkoord aangeboden inhoudende dat de concurrente crediteuren een percentage van 20% van hun schuld krijgen voldaan en de preferente crediteuren een percentage van 40%. De Rabobank heeft als voorwaarden aan de herfinanciering verbonden dat er een hypotheek wordt gevestigd op de woning van [eiser] en dat alle crediteuren instemmen met het akkoord. Zijlstra heeft geweigerd in te stemmen met het akkoord.
2.1 Met het conservatoire beslag op de woning van [eiser] en zijn weigering in te stemmen met het schuldsaneringsvoorstel belemmert Zijlstra de herfinanciering van [vof 2] door de Rabobank. Er kan niet worden voldaan aan de voorwaarden die de Rabobank aan deze herfinanciering heeft gesteld namelijk dat er een hypotheek op de woning van [eiser] wordt gevestigd en dat alle crediteuren met het schuldsaneringsvoorstel instemmen. Zonder de medewerking van Zijlstra zal de herfinanciering niet kunnen slagen en zullen eisers failliet gaan en/of zal [eiser] in de wettelijke schuldsaneringsregeling terecht komen.
2.2 Hoewel eisers de vordering van Zijlstra betwisten, erkennen zij de vordering in het kader van de totstandkoming van het akkoord, nu dit de enige wijze is om het akkoord te realiseren. De weigering van Zijlstra om het akkoord te aanvaarden, is ongegrond en niet gemotiveerd, terwijl het saneringsvoorstel aan alle vereisten voldoet. Het voorstel is deugdelijk en onderbouwd, voldoende transparant en financieel het maximaal haalbare. Tevens is het voorstel tot stand gekomen in samenwerking met de Rabobank en Administratiekantoor Compas, die als onafhankelijke deskundigen kunnen worden aangemerkt. Daarnaast hebben de overige crediteuren, waaronder de Belastingdienst en het UWV, het aanbod aanvaard; slechts één kleine concurrente crediteur is teruggekomen op zijn aanvaarding van het voorstel. Voorts zullen de crediteuren van eisers worden benadeeld indien eisers failliet zouden gaan of indien [eiser] zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling: als er al in dat kader een uitkering aan de concurrente crediteuren zal worden gedaan, zal deze lager zijn dan hetgeen zij op basis van het akkoord ontvangen. Al met al had Zijlstra met het oog op de onevenredigheid tussen de belangen over en weer in redelijkheid niet tot afwijzing van het saneringsvoorstel kunnen komen.
2.3 Zijlstra heeft daarnaast geen belang bij het handhaven van het beslag op de woning van [eiser]. Zelfs indien ervan uit zou worden gegaan dat de vordering van Zijlstra gegrond zou zijn, is het beslag onder [naam debiteur] immers al voldoende om de verhaalsmogelijkheden van Zijlstra veilig te stellen. Met haar weigering het beslag op te heffen handelt Zijlstra onrechtmatig jegens eisers, dan wel maakt zij misbruik van haar recht, dan wel handelt zij in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
2.4 Eisers hebben een spoedeisend belang bij hun vordering nu bij een gebrek aan medewerking van Zijlstra de Rabobank zal afzien van de herfinanciering. Bovendien raakt het geduld van de overige crediteuren op, zoals blijkt uit de omstandigheid dat één crediteur zijn toestemming onlangs heeft ingetrokken.
3.1 Zijlstra is op geen enkele wijze gehouden het saneringsvoorstel te aanvaarden of mee te werken aan de opheffing van het beslag op de woning. Zijlstra stelt dat van haar niet kan worden verwacht dat zij instemt met het voorstel nu het voorstel ondeugdelijk is. Niet alle crediteuren zijn opgenomen in het saneringsvoorstel en er zijn crediteuren die geheel of gedeeltelijk buiten het voorstel om zijn betaald. Dit blijkt uit het feit dat de crediteurenlijst van het saneringsvoorstel andere bedragen noemt dan de lijst van crediteuren uit de administratie van [vof 2] waar Zijlstra over beschikt. Voorts is het eigen vermogen van [vof 2] op onverklaarbare wijze in korte tijd sterk gedaald: op de splitsingsbalans van [vof 1] van 31 december 2003 stond een eigen vermogen vermeld van ruim € 39.000,-, terwijl het eigen vermogen van [vof 2] in september 2004 negatief was. Ook hieruit valt af te leiden dat er buiten het saneringsvoorstel om is betaald aan crediteuren. Voorts is niet gebleken dat het saneringsvoorstel van de Rabobank nog steeds van kracht is, het is immers slechts geldig tot 3 oktober 2005. Zijlstra stelt zich op het standpunt dat het saneringsvoorstel al met al zoveel vragen oproept dat een nader onderzoek naar de feiten is vereist. Dit onderzoek gaat echter de reikwijdte van een kort geding procedure te buiten, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
3.2 Zijlstra stelt zich daarnaast op het standpunt dat het beslag op de woning niet kan worden opgeheven omdat de vordering die zij op eisers heeft na bijtelling van rente en kosten de hoogte van de beslagen vordering van [eiser] op [naam debiteur] overtreft. Voorts is het onduidelijk of [naam debiteur] ook daadwerkelijk over gelden beschikt, zodat aanvullende zekerheid noodzakelijk is.
3.3 Zijlstra betwist voorts het spoedeisende belang van eisers bij het gevorderde. Uit niets is gebleken dat de Rabobank of crediteuren zich terug zullen trekken indien het akkoord niet op korte termijn tot stand komt.
4.1 De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de aard van het gevorderde een spoedeisend belang volgt. Een schuldsaneringsakkoord zal immers binnen een korte termijn tot stand dienen te komen om te voorkomen dat financiers en/of overige schuldeisers zich terugtrekken. In het onderhavige geval heeft dit gevaar zich reeds verwezenlijkt: niet weersproken is immers dat één van de crediteuren die in eerste instantie heeft ingestemd met het voorstel, daar later op terug is teruggekomen.
4.2 De voorzieningenrechter zal het sub 2 gevorderde het eerst behandelen.
4.3 Gelet op de producties en het ter zitting verklaarde is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het saneringsvoorstel voldoende deugdelijk is. Het voorstel is onderbouwd en gedocumenteerd en het is aannemelijk dat het voorstel het resultaat is van een uiterste krachtsinspanning van eisers. De verweren die in dit verband door Zijlstra zijn opgeworpen, zijn door eisers voldoende weerlegd.
4.4 Uit de overgelegde producties blijkt genoegzaam dat in eerste instantie alle crediteuren, behoudens Zijlstra, hebben ingestemd met het voorstel. Zijlstra heeft haar aanvankelijke verweer dat zulks niet zou gelden voor de Belastingdienst en het UWV niet langer gehandhaafd nadat eisers ter zitting een brief van het UWV hebben overgelegd en na afloop van de zitting een schrijven van de Belastingdienst hebben nagezonden. Zijlstra heeft voorts benadrukt dat de Rabobank – die in ruil voor de financiering een recht van hypotheek bedingt - buiten de schuldenregeling blijft. Zulks doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet af aan de deugdelijkheid van de aangeboden regeling, nu deze positie voor de financier van een schuldenregeling niet ongebruikelijk is. Gesteld noch gebleken is dat er andere crediteuren zijn die buiten het akkoord zijn gehouden.
4.5 Tevens kan Zijlstra’s stelling dat de crediteurenlijst van het saneringsvoorstel niet deugt omdat de daarop voorkomende schulden niet overeenkomen met de gegevens uit de administratie van [vof 2] - die dateren uit de periode dat Zijlstra werkzaamheden heeft verricht voor [broer eiser], derhalve uit begin 2004 – niet overeind blijven. Kamminga heeft onweersproken verklaard dat zowel [eiser] als [broer eiser] regelmatig betalingen hebben verricht aan crediteuren totdat het faillissement van [broer eiser] in mei 2004 werd uitgesproken. Pas in het najaar van 2004 is de crediteurenlijst van het saneringsvoorstel tot stand gekomen en wel op basis van de opgaaf van de crediteuren van hun vordering. De discrepantie tussen de lijst en de gegevens uit de administratie kan naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter voldoende worden verklaard door de betalingen die voor de totstandkoming van de crediteurenlijst van het saneringsvoorstel zijn gedaan. Het is niet aannemelijk geworden dat er na de totstandkoming van de crediteurenlijst in het najaar van 2004 crediteuren buiten de crediteurenlijst om zijn betaald.
4.6 Tevens is onweersproken gebleven dat het eigen vermogen van [vof 2] lager is dan aangegeven op de splitsingsbalans van [vof 1] ten gevolge van het feit dat [broer eiser] tegen een vergoeding die onder de boekwaarde lag, activa uit de vennootschap heeft overgenomen. Voorts is het verweer van Zijlstra dat het voorstel van de Rabobank niet langer zou gelden, weerlegd door de verklaring van Kamminga ter zitting.
4.7 Nu het saneringsvoorstel als deugdelijk moet worden aangemerkt, dient te worden beoordeeld of Zijlstra gedwongen kan worden om in te stemmen met het akkoord. Bij de beantwoording van deze vraag staat de contractsvrijheid van de bij een onderhands schuldsaneringsakkoord betrokken partijen voorop: het staat een schuldeiser in beginsel vrij om een aanbod tot gedeeltelijke betaling tegen finale kwijting te weigeren. Alleen indien is gebleken dat een weigerachtige schuldeiser misbruik maakt van zijn bevoegdheid tot weigering, bijvoorbeeld indien hij -in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen zijn belang bij uitoefening van die bevoegdheid en de belangen van de schuldenaar of derden die door die weigering worden geschaad - in redelijkheid niet tot weigering van een saneringsvoorstel heeft kunnen komen, kan deze medewerking in kort geding worden afgedwongen.
4.8 Het belang van Zijlstra in deze is gelegen in de volledige voldoening van haar vordering. Hiertegenover staan de belangen die zijn gediend met het slagen van de herfinanciering van [vof 2] De totstandkoming van deze herfinanciering bevindt zich reeds in een vergevorderd stadium. Zo hebben in eerste instantie, op Zijlstra na, alle crediteuren waaronder, blijkens de (deels nagezonden) producties, de Belastingdienst en het UWV, het voorstel aanvaard.
4.9 Het is voorshands aannemelijk dat indien er geen akkoord tot stand komt en de herfinanciering derhalve niet kan worden gerealiseerd, een faillissement van eisers en/of een wettelijke schuldsaneringsregeling van [eiser] zal volgen. Dit heeft niet alleen grote gevolgen voor eisers, maar tevens voor de werknemer van [vof 2] Daarnaast is door eisers onweersproken gesteld dat in het geval er een wettelijke schuldsaneringsregeling en/of faillissement volgt, de uitkering aan de concurrente crediteuren, indien er überhaupt iets wordt uitgekeerd, lager zal zijn dan de uitkering zoals die op grond van het akkoord dankzij de financiering van de Rabobank kan worden gedaan. Zijlstra heeft weliswaar gesteld dat een gunstiger financiering had kunnen worden verkregen bij een andere bank, maar Zijlstra - die er niet in is geslaagd om financiering te verwezenlijken voor [broer eiser] - heeft die stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat er reële mogelijkheden zijn om een beter resultaat voor de crediteuren te verkrijgen dan middels het onderhavige voorstel.
4.10 Bij de afweging van de belangen van Zijlstra enerzijds en eisers, hun werknemer en de overige (concurrente) crediteuren anderzijds komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de afwijzing van het saneringsvoorstel door Zijlstra dient te worden aangemerkt als misbruik van recht. Bij deze weging van belangen speelt tevens een rol dat, hoewel Zijlstra in beginsel recht heeft op een volledige voldoening van zijn vordering, ook Zijlstra zelf gebaat is bij de totstandkoming van het akkoord. Immers, het is aannemelijk dat, indien het faillissement en/of de wettelijke schuldsaneringsregeling van eisers volgt, hij als concurrente crediteur slechter af zal zijn dan bij aanvaarding van het onderhavige akkoord.
4.11 In het licht van het bovenstaande is de vordering sub 2 toewijsbaar, met dien verstande dat de voorzieningenrechter termen aanwezig acht om de dwangsom te matigen.
4.12 Ten aanzien van het sub 1 gevorderde overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Bij de beoordeling van de vraag of een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag dient te worden toegewezen, geeft artikel 705 Rv de voorzieningenrechter een grote mate van vrijheid. Naast de imperatieve gronden die in dit artikel worden genoemd kan de voorzieningenrechter ook in andere gevallen overgaan tot opheffing van een beslag, met name indien een belangenafweging tot de conclusie leidt dat het belang van de beslaglegger onvoldoende is om de gevolgen van het beslag te rechtvaardigen.
4.13 De voorzieningenrechter is op grond van een afweging van de belangen van alle betrokkenen en onder verwijzing naar het onder 4.8 tot en met 4.10 overwogene van oordeel dat ook met betrekking tot het sub 1 gevorderde het belang van Zijlstra dient te wijken voor de belangen die zijn gediend bij het slagen van de herfinanciering.
4.14 Ook de vordering sub 1 zal derhalve worden toegewezen in die zin dat het beslag zal worden opgeheven. Nu eisers met een toewijzend vonnis zelf de doorhaling in de registers kunnen bewerkstelligen, ziet de voorzieningenrechter geen termen aanwezig om de vordering toe te wijzen voor zoverre deze betrekking heeft op het doorhalen van het beslag.
4.15 Zijlstra zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. heft op het door of namens Zijlstra ten laste van [eiser] gelegde conservatoire beslag op de onroerende zaak staande en gelegen te [postcode] [woonplaats] aan het adres [adres];
2. veroordeelt Zijlstra om binnen twee dagen na betekening van het vonnis het aan Zijlstra aangeboden schuldsaneringsvoorstel in het kader van de schuldsaneringsregeling van [eiser] te [woonplaats] onvoorwaardelijk en schriftelijk te aanvaarden, op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,- per dag dat Zijlstra hiermee in strijd handelt, met een maximum van € 20.000,-;
3. veroordeelt Zijlstra in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van de eisers begroot op € 315,93 aan verschotten eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op € 816,- aan salaris van de procureur;
4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.A. Onnes-Wind, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.