ECLI:NL:RBGRO:2006:AV0221

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
25 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
78210 HAZA 050278
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil over onverschuldigde betaling en arbitrageclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 25 januari 2006 uitspraak gedaan over de onbevoegdheid om kennis te nemen van vorderingen van de curatoren van de failliete vennootschappen Van der Stoel Cable BV en Van der Stoel Shipping BV. De curatoren vorderden terugbetaling van bedragen op grond van onverschuldigde betaling, maar Wagenborg Shipping B.V. stelde dat de rechtbank onbevoegd was vanwege een arbitrageclausule in de tussen partijen gesloten Standard Ship Management Agreement (Shipman). De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de curatoren nauw samenhangen met de Shipman en dat de arbitrageclausule van toepassing was, ook al waren de vorderingen gegrond op onverschuldigde betaling. De rechtbank concludeerde dat de arbitrageclausule niet zo beperkt was geformuleerd dat deze vorderingen uitsloot. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen en veroordeelde de curatoren in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van arbitrageclausules in contracten en de gevolgen van surséance van betaling voor contractuele verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
SECTOR CIVIEL RECHT
MEERVOUDIGE KAMER
Reg.nr.: 78210 / HA ZA 05-278
Datum uitspraak: 25 januari 2006
V O N N I S
in de zaak van:
[curator 1] en [curator 2] in hun hoedanigheid van curatoren in de faillissementen van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid VAN DER STOEL CABLE BV, gevestigd te Usquert en VAN DER STOEL SHIPPING BV, gevestigd te Haren,
eisers bij exploot van dagvaarding d.d. 21 maart 2005,
gedaagden in het incident tot onbevoegdheid,
hierna te noemen: de curatoren,
procureur mr. J.M.J. de Wit,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WAGENBORG SHIPPING B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde bij opgemeld exploot van dagvaarding,
eiseres in het incident,
hierna te noemen Wagenborg,
procureur mr. T.S. Plas.
PROCESVERLOOP
...
RECHTSOVERWEGINGEN
In de hoofdzaak en in het incident
1. Vaststaande feiten
a. Van der Stoel Shipping BV (hierna te noemen: Shipping) was eigenaar van het schip genaamd "Sea Spider". Dit schip werd gebruikt om kabels te leggen onder de zeebodem, in ondiepe wateren.
Shipping en Wagenborg hebben op 5 augustus 1998 een Standard ship management agreement (hierna: Shipman) gesloten, inhoudende dat Wagenborg als manager van de "Sea Spider" zou fungeren; zij droeg zorg voor het bevoorraden en bemannen van het schip en, op aanwijzingen van Shipping, voor het leggen van kabels onder de zeebodem.
b. Clausule 23.2 van de Shipman luidt als volgt:
This Agreement shall terminate forthwith in the event of an order being made or resolution passed for the winding up, dissolution, liquidation or bankruptcy of either party (otherwise than for the purpose of reconstruction or amalgation), or if a receiver is appointed, or if it suspends payment, ceases to carry on business of makes any special arrangement or composition with its creditors.
Clausule 24 van de Shipman bepaalt het volgende:
Any dispute arising out of this Agreement shall be referred to arbitration at the place indicated in Box 18, subject to the law and procedures applicable there.
In Box 18 van de Shipman staat het volgende vermeld:
Netherlands law, arbitration in Rotterdam as per Tamara Rules.
c. Van der Stoel Cable BV (hierna: Cable) -een zustermaatschappij van Shipping- heeft op 27 februari 2001 een contract gesloten met de vennootschap naar Zweeds recht ABB Power Technology Products AB, gevestigd te Zweden (hierna: ABB). Het betrof het zogenaamde "Cross Sound Project": Cable heeft zich verbonden in opdracht van ABB kabels te leggen voor de kust van New York. Voor de uitvoering van het project werd gebruik gemaakt van de "Sea Spider".
d. Wagenborg heeft voor aanvang van het "Cross Sound Project" beslag gelegd op de "Sea Spider".
e. Middels faxbrief van 5 april 2002 heeft Wagenborg aan Boskalis B.V., ter attentie van [naam], het volgende bericht:
Further to our telephonic discussion of this morning, please note that we are not prepared to lift the arrest of m.v. Sea Spider, unless payment of the outstanding amount of € 1.096.852,-- has been made or adequate security is provided.
In the mean time you requested us or will request us to order oil, stores, bunkers, etc. and to keep the vessel manned.
You will appreciate that bearing the present situation in mind, we require a cash advance to cover these expenses to amounting to € 225.000,--.
As to future cost of the crew, we again require adequate security covering these future expenses until the project in the States is finalised, so for an additional amount of € 450.000,--.
f. Bij faxbrief van 5 april 2002 heeft Cable Wagenborg, voor zover hier van belang, als volgt bericht:
Met betrekking tot de cash advance zullen we a.s. maandag, 8 april, € 225.000,-- overmaken ...
Voor wat betreft de zekerheid voor toekomstige uitgaven voor het project in de V.S. zullen wij, ... u een zekerheid overleggen à € 450.000,-- naar uw tevredenheid.
g. Bij faxbrief van 6 april 2002 heeft de advocaat van Wagenborg, mr. A. Jumelet, aan [directeur gefailleerde] ten aanzien van het opheffen van het beslag -voor zover hier van belang- het volgende bericht:
Although my clients are reluctant to release the vessel without having full security for their claims, they are nevertheless prepared to lift the arrest on the following conditions:
1. A confirmation of ABB Power Technology Products AB that they guarantee payment of EURO 250,000 (towards the outstanding amount of EURO 1,096.852) and that should the amount not have been paid by Van der Stoel ultimately on 30 April next, the sum will be paid by ABB on first written demand of my clients.
2. A confirmation on behalf of Van Der Stoel Cable and Shipping B.V. that the amount of EURO 225,000 will be received by my clients on their bank account on Monday 8 April next.
3. A (re) confirmation of ABB that they will cover the future costs for the crew and other costs (bunkers etc.) of EURO 450,000.
h. Op of omstreeks 8 april 2002 heeft Cable een bedrag van € 225.000,-- betaald aan Wagenborg.
ABB heeft een garantie als bedoeld in de faxbrief van mr. Jumelet sub g, verstrekt ten bedrage van € 250.000,--. Deze garantie is ingeroepen en uitbetaald.
ABB heeft voorts in april 2002 een garantie verstrekt voor € 450.000,--. Deze luidt voor zover hier van belang als volgt:
ABB Power Technology Products AB herewith reconfirm that we accepts to cover the future costs of EUR 450.000,-- being part of Wagenborg Shipping B.V. costs for the execution of the Cross Sound Project provided that our conditions as per our telefax 2002-04-05 (...) will be fulfilled.
This guarantee is governed by Dutch law and subject to exclusive jurisdiction of the district court of Rotterdam.
i. Op 6 mei 2002 is aan Shipping en Cable surséance van betaling verleend. De curatoren zijn daarbij benoemd als bewindvoerders. De bewindvoerders hebben vervolgens met ABB een "Restated en Amended Subcontract" gesloten opdat het Cross Sound Project zou kunnen worden voortgezet.
In het kader van de uitvoering van het Cross Sound Project heeft ABB meerdere facturen van derden voor Cable voldaan. Ingevolge het "Restated and Amended Subcontract" was ABB gerechtigd bedragen die zij voldeed aan derden voor Cable, in mindering te brengen op het bedrag dat ABB verschuldigd was aan Cable inzake het Cross Sound Project.
j. Wagenborg heeft de door ABB afgegeven garantie van € 450.000,-- ingeroepen en grotendeels uitgewonnen door middel van een factuur d.d. 7 juni 2002 van € 412.390,--.
k. Op 18 juni 2002 is het faillissement van Cable en Shipping uitgesproken.
l. ABB heeft de vordering van € 412.390,-- gecedeerd aan de curatoren.
In het incident
2. De curatoren hebben hun vorderingen in de hoofdzaak - strekkende tot betaling van € 225.000,-- respectievelijk € 412.390,-- - gegrond op onverschuldigde betaling.
3. Wagenborg stelt dat de rechtbank onbevoegd is van de vorderingen kennis te nemen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
3.1 De door de curatoren ingestelde vorderingen vloeien rechtstreeks voort uit de werkzaamheden die Wagenborg onder de Shipman heeft verricht. Partijen zijn in clausule 24 van de Shipman overeengekomen dat alle geschillen, dus ook geschillen gebaseerd op onverschuldigde betaling, onderworpen zullen worden aan arbitrage.
3.2 Het bedrag van € 225.000,-- is overigens niet onverschuldigd betaald. Cable heeft dit bedrag voldaan ter delging van openstaande schulden van Shipping uit hoofde van de Shipman. Dat Cable het bedrag heeft betaald in plaats van Shipping is niet relevant, beide bedrijven zijn te vereenzelvigen.
Zelfs indien de betaling van € 225.000,-- als een voorschot zou moeten worden aangemerkt is er geen sprake van onverschuldigde betaling.
3.3 De vordering van € 412.390,-- vloeit eveneens voort uit de Shipman. Dat de betaling van dit bedrag is geschied nadat surséance van betaling was verleend doet niet ter zake. Partijen zijn na de surséance immers op de oude voet verder gegaan. De Shipman is derhalve voortgezet. Zelfs indien de Shipman door de surséance als beëindigd moet worden beschouwd, betekent dit niet dat daarmee het arbitraal beding haar gelding heeft verloren.
Van borgstelling door ABB is geen sprake. Zelfs indien dit wel het geval is dan nog geldt het arbitraal beding uit de Shipman. De door ABB gecedeerde vordering vloeit rechtstreeks voort uit de werkzaamheden die Wagenborg onder de Shipman voor Shipping uitvoerde. De rechtsverhouding tussen de curatoren en Wagenborg wordt dan ook primair beheerst door de Shipman.
Mocht er toch sprake zijn van borgstelling en mocht het arbitraal beding niet van toepassing zijn, dan is de rechtbank Rotterdam bevoegd ten aanzien van de vordering ad € 412.390,--, gelet op de jurisdictieclausule die is opgenomen in de garantstelling van ABB.
4. De curatoren hebben zich als volgt verweerd.
4.1 Het bedrag van € 225.000,-- is door Cable als voorschot aan Wagenborg betaald. Cable was geen partij bij de Shipman. De arbitrageclausule speelt met betrekking tot deze vordering dan ook geen rol.
Overigens betreft het een vordering op grond van onverschuldigde betaling. De arbitrageclausule is niet dusdanig breed geredigeerd dat een dergelijke vordering daaronder valt.
4.2 Ook met betrekking tot de vordering van € 412.390,-- is de rechtbank bevoegd. Bij het verlenen van surseance van betaling aan Shipping eindigde de Shipman op grond van clausule 23.2 van dat contract van rechtswege. Daarmee is ook het arbitraal beding komen te vervallen.
Mocht de arbitrageclausule toch nog gelden, dan is deze niet van toepassing aangezien ABB het bedrag van € 412.390,-- in haar hoedanigheid van borg heeft voldaan. Een borg kan zich niet op een arbitrageclausule in de hoofdovereenkomst beroepen, zodat dit voor de curatoren -aan wie de vordering van ABB is gecedeerd- ook niet mogelijk is.
Indien Wagenborg zich wel op de arbitrageclausule kan beroepen dan geldt, evenals bij de vordering van € 225.000,--, dat deze clausule hier niet van toepassing is aangezien het een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling betreft. In de door ABB verstrekte garantie is een forumkeuze opgenomen, zodat partijen er kennelijk ook vanuit zijn gegaan dat de arbitrageclausule tussen ABB en Wagenborg niet gold.
Beoordeling
5.1 In geschil is of de arbitrageclausule die in de Shipman is opgenomen van toepassing is op de door de curatoren ingestelde vorderingen, die zijn gegrond op onverschuldigde betaling.
Gelet op de formulering van de arbitrageclausule ("any dispute arising out of") hebben partijen klaarblijkelijk beoogd ieder geschil dat verband houdt met de Shipman te beslechten middels arbitrage. De onderhavige vorderingen hangen naar het oordeel van de rechtbank dusdanig nauw samen met de Shipman (beide betalingen zijn verricht -al dan niet verschuldigd- in het kader van genoemd contract) dat het gegeven dat de vorderingen zijn gegrond op onverschuldigde betaling op zich niet in de weg staat aan de toepasselijkheid van het arbitrale beding.
5.2 Waar de curatoren hebben aangevoerd dat het bedrag van € 225.000,-- door Cable is voldaan en dat dit bedrijf geen contractspartij is bij de Shipman maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het arbitraal beding niet van toepassing is op de vordering strekkende tot terugbetaling van genoemd bedrag. Het enkele feit dat een derde namens een contractspartij betalingen verricht kan er niet toe leiden dat laatstgenoemde geen beroep meer toekomt op de arbitrageclausule. Overigens is onweersproken door Shipping gesteld dat zij Wagenborg instructies heeft gegeven om (een aantal) nota's ter zake de Shipman aan Cable te factureren en dat Cable en Shipping in deze context zijn te vereenzelvigen.
5.3 Op grond van het voorgaande geldt met betrekking tot de vordering ad € 225.000,-- dat de arbitrageclausule van toepassing is, hetgeen met zich brengt dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren kennis te nemen van dit deel van de vordering.
5.4 Ten aanzien van de vordering ad € 412.390,-- wordt als volgt overwogen.
Allereerst hebben de curatoren betoogd dat de Shipman (en daarmee het daarin opgenomen arbitrale beding) met de aan Shipping verleende surséance van betaling is geëindigd.
Daargelaten of de Shipman is geëindigd in verband met de aan Shipping verleende surséance van betaling is de rechtbank van oordeel dat een eventuele beëindiging van de Shipman geenszins betekent dat de daarin opgenomen arbitrageclausule niet meer van toepassing is op geschillen die verband houden met de Shipman.
Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat na de surséanceverlening de werkzaamheden op dezelfde voet zijn voortgezet en uitgevoerd als voor de surséance. Het moet er mitsdien voor worden gehouden dat -zo sprake zou zijn van beëindiging van de Shipman als gevolg van surséance- partijen bedoeld hebben de overeenkomst integraal, met inbegrip van het arbitrale beding, voort te zetten. Anders dan in de door de curatoren aangehaalde uitspraak van het Hof Amsterdam (26 maart 1998, JAR 1998, 125) waarin de vraag centraal stond of een in een tijdelijk contract opgenomen concurrentiebeding tevens van toepassing was op de opvolgende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, betreft het hier niet een beding dat voor één van partijen als bezwarend is aan te merken.
5.5 De curatoren hebben vervolgens nog betoogd dat in de overeenkomst tussen ABB en Wagenborg een forumkeuze is gemaakt, zodat de arbitrageclausule hoe dan ook niet van toepassing is met betrekking tot de vordering van € 412.309,--.
Uit de overgelegde stukken is echter niet gebleken en zulks is door de curatoren ook niet gesteld, dat gedurende de onderhandelingen tussen ABB en Wagenborg onderwerp van bespreking is geweest hoe eventuele geschillen dienden te worden beslecht. Eerst in de bevestigingsfax van ABB, waarvan onweersproken door Wagenborg is gesteld dat deze dateert van na datum opheffing van de beslagen, heeft ABB de rechtbank Rotterdam aangehaald als bevoegd forum. Derhalve vermag de rechtbank niet in te zien dat ABB en Wagenborg zijn overeengekomen dat zij eventuele geschillen zouden voorbrengen bij de rechtbank te Rotterdam.
5.6 Naar het oordeel van de rechtbank dient zij zich ook aangaande de vordering ad € 412.390,-- onbevoegd te verklaren en wel om de volgende redenen.
Met de curatoren is de rechtbank van oordeel dat tussen ABB en Wagenborg een overeenkomst van borgtocht tot stand is gekomen. ABB heeft zich immers jegens Wagenborg verbonden tot nakoming van een verbintenis van Shipping en zich niet aansprakelijk gesteld voor een eigen schuld.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is of Wagenborg zich ten opzichte van de borg op het arbitrale beding in de Shipman kan beroepen. In artikel 7:852 lid 1 BW is het beginsel vervat dat de borg (ABB) zich tegenover de schuldeiser (Wagenborg) kan bedienen van alle verweermiddelen die de hoofdschuldenaar (Shipping) jegens de schuldeiser heeft indien zij het bestaan, de inhoud of het tijdstip van nakoming van de verbintenis van de hoofdschuldenaar betreffen. Krachtens voornoemde bepaling kan, indien ter zake van de verbintenis van de hoofdschuldenaar een arbitragebeding of bindend-adviesclausule geldt, de borg zich daar niet op beroepen. Volgens de parlementaire geschiedenis neemt dit echter niet weg dat, indien de hoofdschuldenaar het bestaan van de verbintenis betwist, dit een verweer oplevert waarop ook de borg zich krachtens het eerste lid kan beroepen, hetgeen meebrengt dat de borg in geval van zodanige betwisting zich in zoverre ook op het arbitrale beding kan beroepen.
De curatoren, die de rechten van de gefailleerde vennootschappen Shipping en Cable voortvloeiend uit voormelde overeenkomst uitoefenen, hebben gesteld dat er geen rechtsgrond bestond voor het door ABB aan Wagenborg betaalde bedrag van € 412.390,--. Zij hebben derhalve het bestaan van de verbintenis betwist. ABB zou zich in zoverre jegens Wagenborg op het arbitrale beding hebben kunnen beroepen. Dit zo zijnde is zeer wel verdedigbaar dat ABB (en middels de cessie thans ook de curatoren) jegens Wagenborg eveneens gebonden is aan het in de Shipman opgenomen arbitraal beding.
5.7 Los van dit alles geldt dat, doordat ABB de vordering heeft gecedeerd aan de partij voor wie zij borg stond, de vordering is terug gekeerd in de oorspronkelijke rechtsverhouding, te weten die tussen (de curatoren van) Shipping en Wagenborg. Die relatie wordt ingevolge de Shipman beheerst door arbitrage. Het onderhavige geding komt inhoudelijk neer op de vraag of Wagenborg in het kader van de Shipman meer betaald heeft gekregen dan haar toekomt. Strikt genomen kan, bij de beantwoording van die vraag, buiten beschouwing blijven langs welke wegen die betalingen zijn geschied. Wezenlijk is dat het gehele conglomeraat van afspraken, uitvoeringen en betalingen zich afspeelt in het kader van de Shipman en dat partijen daarvoor een eigen, specifieke en deskundige rechtsgang -"arbitration in Rotterdam as per Tamara Rules"- in het leven hebben geroepen. Het zou in strijd met die uitdrukkelijke bedoeling zijn de vordering thans buiten die overeengekomen arena te plaatsen.
6. Al met al komt de rechtbank tot de conclusie dat de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van de curatoren.
7. De curatoren zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De rechtbank:
In de hoofdzaak en in het incident:
1. verklaart zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen;
2. veroordeelt de curatoren in de kosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Wagenborg begroot op € 4.584,-- aan verschotten en op € 1.356,-- aan salaris van de procureur;
3. verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.J.W.M. Vermeulen, voorzitter, T.R. Hidma en R.J. Meijer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2006, door mr. P. Molema, in tegenwoordigheid van de griffier.
ldj