ECLI:NL:RBGRO:2006:AU9925

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
19 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
18/670444-05
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ernstige verwondingen door messteek

In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 19 januari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn buurjongen heeft gestoken met een mes na een conflict over overlast. De verwondingen van de buurman waren zeer ernstig, wat leidde tot forse functiebeperkingen. Daarnaast werd een tweede buurman ook met een mes in het hoofd gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van twee pogingen tot doodslag. Uit psychiatrisch onderzoek bleek dat de verdachte leed aan een ernstige psychiatrische stoornis, wat leidde tot verminderde toerekeningsvatbaarheid. Ondanks de ernst van de feiten, legde de rechtbank een lagere gevangenisstraf op dan geëist, omdat behandeling van de verdachte op korte termijn noodzakelijk werd geacht. De rechtbank hield rekening met de aard en ernst van de feiten, de vordering van de officier van justitie, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen. De rechtbank oordeelde dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 24 maanden gerechtvaardigd was, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. Tevens werd een steekwapen verbeurd verklaard en werd de teruggave van persoonlijke bezittingen aan de verdachte gelast. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, die rechtstreeks schade had geleden door de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer:18/670444-05
datum uitspraak: 19 januari 2006
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. M. Braun
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in [geboortejaar],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [penitentiaire inrichting].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2006.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks [datum], in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer1] van het leven
te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer1] met een mes in de hals(streek) heeft gestoken en/of gesneden, althans geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks [datum], in de gemeente [pleegplaats], aan een persoon (te weten [slachtoffer1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een grote snijwond aan de rechter halszijde met massieve bloeding), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes in de hals(streek) te steken en/of te snijden, althans te raken;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks [datum], in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade aan een persoon, genaamd [slachtoffer1] zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer1] met een mes in de hals(streek) heeft gestoken en/of gesneden, althans geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks [datum], in de gemeente [pleegplaats], opzettelijk en met voorbedachten rade, mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, (te weten [slachtoffer1]), opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes in de hals(streek) heeft gestoken en/of gesneden, althans geraakt, tengevolge waarvan die [slachtoffer1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks [datum], in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer2] met een mes in het (voor)hoofd heeft gestoken en/of gesneden, althans geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks [datum], in de gemeente [pleegplaats], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer2], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes in het (voor)hoofd heeft gestoken en/of gesneden, althans geraakt, tengevolge waarvan [slachtoffer2] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op [datum], in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer1] van het leven te beroven, met dat opzet, die [slachtoffer1] met een mes in de halsstreek heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op [datum], in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer2] van het leven te beroven, met dat opzet, die [slachtoffer2] met een mes in het voorhoofd heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
1. Poging tot doodslag.
2. Poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 12 december 2005, opgemaakt door B.T. Takkenkamp, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 16 december 2005, opgemaakt door G. de Bruijn, psycholoog-psychotherapeut en vast gerechtelijk deskundige.
De conclusies van die rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over.
De rechtbank is overigens van oordeel dat door de verminderde toerekeningsvatbaarheid het opzet op de gevolgen van verdachtes handelen niet wordt aangetast, nu dat slechts het geval is indien verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar zou zijn.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie, te weten 4 1/2 jaar gevangenisstraf;
b) - de persoon van de verdachte zoals naar voren is gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 5 januari 2006;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 25 juli 2005. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van poging tot zware mishandeling;
- het over de verdachte door S. Seinen, psychiater verbonden aan de Forensisch Psychiatrische Dienst, uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 2 augustus 2005;
- het over de verdachte door het Leger des Heils te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 12 september 2005;
- voormelde psychiatrische onderzoeksrapportage;
- voormelde psychologische onderzoeksrapportage.
Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de vrijheidsstraf in aanmerking de conclusie van voormelde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportage, dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige misdrijven, waarbij een van de slachtoffers ternauwernood aan de dood is ontsnapt. De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat met name het slachtoffer [slachtoffer1] nog steeds ernstig lijdt onder het gebeuren en de gevolgen daarvan. Hij is zodanig verwond geraakt dat, blijkens de medische gegevens, er vanuit moet worden gegaan dat het slachtoffer zijn verdere leven te kampen zal hebben met ademhalingsproblemen, spraakproblemen en spanningen ten gevolge van wat hem is overkomen en wat hem is ontnomen. De agressieve aanval op twee buurtgenoten heeft de rechtsorde in de buurt waar verdachte en de slachtoffers wonen ernstig geschokt.
De rechtbank is van oordeel, gelet op de ernst van de feiten, de gevolgen daarvan en de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld wegens poging tot zware mishandeling, dat in beginsel een lange vrijheidsstraf gerechtvaardigd is.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank echter ook rekening met het volgende. Bij verdachte is sprake van een psychiatrische stoornis. Uit voormeld psychiatrisch rapport van B.T. Takkenkamp blijkt dat een langdurige gevangenisstraf onwenselijk is omdat dit het beloop van die stoornis ongunstig kan beïnvloeden. Mede op grond van dat rapport komt de rechtbank tot het oordeel dat de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen geringer zal zijn als verdachte binnen afzienbare tijd adequaat behandeld wordt in verband met zijn stoornis. Om die reden en gelet op het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is zal de rechtbank een kortere vrijheidsstraf opleggen.
De rechtbank is verder van oordeel dat een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk moet worden opgelegd mede om de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden een voldoende basis tot nakomen te bieden.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een steekwapen, kleur bruin, moet worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het wapen aan verdachte toebehoort en dat het bewezenverklaarde met dit voorwerp is gepleegd.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een blauwe spijkerbroek en twee zwarte sokken, moet worden teruggegeven aan verdachte.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer1], wonende te [woonplaats].
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van ? 2.850,-.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, met dien verstande dat een bedrag van ? 350,- daarvan als materiële schade geldt en een bedrag van ? 2.500,- als immaterieel deel, dat bij wijze van voorschot wordt toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: [parketnummer]
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank d.d. [datum vonnis] gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer [parketnummer] heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan twee pogingen tot doodslag, waarvoor nu een veroordeling volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in gemeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot acht maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging óók kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering van het Leger des Heils, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten opnemen in een door de Reclassering van het Leger des Heils aan te wijzen psychiatrische inrichting en aldaar zal verblijven zolang de leiding van de inrichting dat noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
een steekwapen, kleur bruin.
Gelast de teruggave van:
een blauwe spijkerbroek en twee zwarte sokken aan veroordeelde.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1], wonende te [woonplaats slachtoffer], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van ? 2.850,- (zegge: tweeduizend achthonderdvijftig euro). Een deel groot ? 2.500,- geldt daarbij als voorschot op de immateriële schadevergoeding. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van ? 2.850,- (zegge: tweeduizend achthonderdvijftig euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] wonende te Winschoten, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 57 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ? 2.850,- ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank d.d. [datum vonnis] onder parketnummer [parketnummer], voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde twee weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.W. de Jonge, voorzitter, M. Griffioen en B.W.M. van der Lugt, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag, 19 januari 2006.
Mr. Van der Lugt was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.