datum uitspraak: 22 december 2005
raadsman: mr. C. Eenhoorn
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in [plaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2005.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2005 in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet met een (stofzuiger)stang/buis, althans een voorwerp,
waarop/waaraan een mes was bevestigd, een of meer stekende en/of zwaaiende
bewegingen naar en/of in de richting van het gezicht, althans het hoofd, en/of
de hals(streek) en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gemaakt, (waarbij
die [slachtoffer] in/bij de wang en/of (linker)arm is/werd geraakt), en/of
(daarbij) heeft gezegd/geroepen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke
aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 juni 2005 in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een (stofzuiger)stang/buis, althans een voorwerp,
waarop/waaraan een mes was bevestigd, een of meer stekende en/of zwaaiende
bewegingen naar en/of in de richting van het gezicht, althans het hoofd, en/of
de hals(streek) en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gemaakt, (waarbij
die [slachtoffer] in/bij de wang en/of (linker)arm is/werd geraak),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 juni 2005 in de gemeente Groningen
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
met een (stofzuiger)stang/buis, althans een voorwerp, waarop/waaraan een mes
was bevestigd, een of meer stekende en/of zwaaiende bewegingen naar en/of in
de richting van het gezicht, althans het hoofd, en/of de hals(streek) en/of
het lichaam van die [slachtoffer] heeft gemaakt, (waarbij die [slachtoffer] in/bij de
wang en/of (linker)arm is/werd geraak),
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
(gevoegd parketnr. 670127-05)
hij op of omstreeks 9 maart 2005 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit (een of meer kamers in) een
(studenten)woning aan [straat]) heeft weggenomen een of meer DVD's en/of
een of meer (andere) goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming
en/of een valse sleutel (flipperen/hengelen) en/of
welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] heeft weggeduwd/gedrukt, en/of
- zich (met geweld) heeft losgerukt en/of getrokken van die [slachtoffer], en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik pak een mes" en/of "Laat me los
of ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en/of (daarbij) dreigend met zijn hand in zijn (jas)zak is gegaan waardoor bij
die [slachtoffer] de indruk werd gewekt dat hij, verdachte, een mes wilde pakken;
(incident 2/3)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 09 maart 2005 in de gemeente Groningen, in elk geval in
Nederland,
een of meer DVD's heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die DVD's wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
(gevoegd parketnr. 670600-05)
hij op of omstreeks 05 september 2005 in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan
[straat], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig goed van
zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
met voormeld oogmerk de (voor)deur van die woning heeft geopend en/of
(vervolgens) (de hal van) die woning is binnengegaan, zijnde de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 juni 2005 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet met een stofzuigerstang/buis, waarop/waaraan een mes was bevestigd, stekende en zwaaiende bewegingen naar en in de richting van het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft gemaakt, waarbij die [slachtoffer] in de wang en (linker)arm is geraakt, en
heeft geroepen "Ik maak je dood",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
(gevoegd parketnr. [])
hij op 9 maart 2005 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (studenten)woning aan de [straat] heeft weggenomen DVD's toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel (flipperen).
3.
(gevoegd parketnr. [])
hij op 5 september 2005 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan
de [straat], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig goed van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer], met voormeld oogmerk de voordeur van die woning heeft geopend en vervolgens de hal van die woning is binnengegaan, zijnde de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het proces-verbaal van verbalisanten d.d. 10 maart 2005 waarin is gerelateerd dat verdachte op 9 maart 2005 met een doos DVD's is aangetroffen, de verklaring van verdachte d.d. 16 juni 2005 dat hij op 9 maart 2005 tezamen met medeverdachte [naam] in de omgeving van de [straat] was en de verklaring van medeverdachte [naam] waaruit blijkt dat hij de inbraak in de woning aan de [straat] samen met verdachte heeft gepleegd en dat hij zag dat verdachte DVD's had weggenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om op dit onderdeel aan de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [naam] te twijfelen. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
2. diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
3. poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door
iemand die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevindt
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte betoogd dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit sprake was van een noodweersituatie. Aangever [slachtoffer] zou verdachte tezamen met [naam getuige 1] op straat hebben aangesproken omtrent een geldlening. [slachtoffer] zou een ijzeren staaf uit zijn mouw hebben gepakt. Verdachte is toen naar huis gegaan. Vervolgens zou [slachtoffer] in het bijzijn van [naam getuige 1] de voordeur van de woning van verdachte hebben vernield. [slachtoffer] zou met de ijzeren staaf de hal van de woning van verdachte zijn binnengedrongen. Verdachte zou vervolgens een hamer hebben gepakt en [slachtoffer] daarmee hebben geslagen. Verdachte heeft die hamer daarbij verloren. [slachtoffer] bleef ondanks aandringen van verdachte om de woning te verlaten dreigend met de ijzeren staaf in de hal van de woning staan. Verdachte heeft toen naar de stofzuigerstang waarop een mes bevestigd was gegrepen om [slachtoffer] daarmee uit zijn woning te verdrijven en verdachte heeft daarbij nogmaals gezegd dat [slachtoffer] de woning moest verlaten. [slachtoffer] gaf hieraan geen gevolg. Uiteindelijk is [slachtoffer] met het mes verwond geraakt aan zijn linkerwang.
De rechtbank overweegt omtrent het beroep op noodweer als volgt. De verklaringen van verdachte, [naam getuige 2] en [naam getuige 3] in onderlinge samenhang en verband beschouwd, bevestigen de hierboven door verdachte geschetste gang van zaken. De rechtbank gaat hiervan uit en is van oordeel dat er sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging door verdachte van hemzelf (en zijn in de woning bevindende vriendin, kind, vriend en goederen) tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer]. Het beroep op noodweer dient derhalve te worden aanvaard. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank verdachtes handelen niet in strijd met de subsidiariteitseis. Dat verdachte uiteindelijk - na eerst zonder resultaat [slachtoffer] getracht te hebben met behulp van een hamer uit zijn woning te verdrijven - zijn toevlucht heeft genomen tot het gebruik van de stofzuigerstang met daaraan een mes bevestigd tegenover [slachtoffer] die hem in een kleine ruimte dreigend met een ijzeren staaf benaderde, acht de rechtbank gerechtvaardigd nu een andere uitweg voor verdachte niet aannemelijk is geworden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde feit niet strafbaar. Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten acht de rechtbank verdachte wel strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden en een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 29 juli 2004 en een bijzondere voorwaarde;
b) de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 8 december 2005;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d.
14 juni 2005. Hieruit blijkt dat de verdachte reeds veel vaker in Nederland is veroordeeld
wegens het plegen van soortgelijke feiten als het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
- het over de verdachte door de Verslavingszorg Noord Nederland
uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 6 december 2005;
c) - de omstandigheid dat de verdachte, zoals deze ter terechtzitting heeft erkend, zich behalve
aan het bewezen en strafbaar verklaarde, ook nog heeft schuldig gemaakt aan heling, hetgeen
blijkt uit het dossier met parketnummer [], en welk feit ter kennisneming aan de
rechtbank is voorgelegd naast hetgeen in de tenlastelegging staat vermeld. De officier van
justitie heeft verdachte door middel van een in de dagvaarding gedane mededeling ervan op de
hoogte gesteld dat het feit eveneens aan de rechtbank zou worden voorgelegd. Het andere feit dat
aan de rechtbank ter kennisneming is voorgelegd, te weten bedreiging, heeft de rechtbank buiten
beschouwing gelaten nu dit feit door verdachte ter terechtzitting niet is erkend.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het navolgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere inbraken. Inbraken in woningen zijn ernstige strafbare feiten, gelet op de gevolgen die deze feiten doorgaans hebben voor de slachtoffers. Hierbij heeft de rechtbank het oog op de overlast en schade die een inbraak met zich meebrengt en het feit dat slachtoffers zich na een inbraak vaak niet meer veilig voelen in hun woning. Daarnaast dragen deze strafbare feiten bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank weegt voorts mee dat bij verdachte sprake is van een al lang bestaande verslavingsproblematiek, waarbij hij in zijn daaruit voortkomende financiële behoefte voorziet door het plegen van strafbare feiten. Verdachte blijft mede hierdoor ondanks vele eerdere veroordelingen recidiveren. De rechtbank houdt dan ook enerzijds rekening met het feit dat verdachte reeds vele malen ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld. Anderzijds betrekt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte blijkens voormeld voorlichtingsrapport van de VNN zich - anders dan in het verleden - aan gemaakte afspraken houdt en zich niet onttrekt aan reclasseringscontact. Ook zou verdachte zijn best doen om middelenvrij te blijven en niet met justitie in aanraking te komen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, passend is, met dien verstande dat de rechtbank tot een lagere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dan door de officier van justitie gevorderd komt, nu de rechtbank met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit het beroep op noodweer aanvaardt.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten:
- een stofzuigerstang met aan het uiteinde een mes bevestigd,
moet worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 ten laste gelegde misdrijf met behulp van dit wapen is gepleegd.
ONTTREKKING AAN HET VERKEER
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten:
- een mes, stainless, zwart;
- ijzeren staaf, doorsnee 1 cm, lengte 70 cm;
moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten
- 15 DVD's, moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende te weten aan aangever (feit 2) [slachtoffer] wonende aan de [adres].
VORDERINGEN VAN DE BENADEELDE PARTIJEN
Feit 1, onder parketnummer []
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te [adres]. De rechtbank heeft aangenomen dat verdachte zich noodzakelijkerwijs heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer]. De rechtbank zal gelet daarop de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk verklaren nu verdachte terzake het betreffende feit ontslagen wordt van alle rechtsvervolging.
Feit 3, onder (gevoegd) parketnummer []
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd de heer [slachtoffer], wonende te [adres]. Naar het oordeel van de rechtbank is aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is.
VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van 29 juli 2004 bovengenoemde rechtbank d.d. 8 december 2005 gevorderd dat door deze rechtbank een gedeeltelijke last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven. Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer [] heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waarvoor nu een veroordeling volgt.
In plaats van een gedeeltelijke last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd, zal de rechtbank gelasten dat de proeftijd zal worden verlengd met 1 jaar. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de begeleiding door VNN blijkens het voormeld voorlichtingsrapport effect lijkt te sorteren.
De rechtbank hecht eraan dat de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht wordt gecontinueerd.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 33, 33a, 36b, 36c, 41, 45, 47, 287, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld.
Verklaart de verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
Verklaart de verdachte voor het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
een stofzuigerstang met aan het uiteinde een mes bevestigd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
een mes, stainless, zwart;
een ijzeren staaf, doorsnee 1 cm, lengte 70 cm.
Gelast de teruggave van:
15 DVD's aan [slachtoffer] wonende aan de [straat] te [adres].
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [adres], in zijn vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], in zijn vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 29 juli 2004 af. Gelast dat de proeftijd van voormelde voorwaardelijke veroordeling zal worden verlengd met 1 jaar.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.P. van Eerde, voorzitter, A. van den Berg-Schoof en N.R. Boonstra, in tegenwoordigheid van mr. F.E.J. Goffin als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2005.