ECLI:NL:RBGRO:2005:AU7512

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
8 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
18/670472-05
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van veelpleegster voor diefstal met bijzondere aandacht voor verslavingsproblematiek en voorwaardelijke vrijheidsstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 8 december 2005 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een veelpleegster, die op 3 oktober 2005 in de gemeente Groningen een six-pack Heineken heeft gestolen uit een Albert Heijn winkel. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, heeft een lange geschiedenis van crimineel gedrag en verslavingsproblematiek. Tijdens de zitting op 24 november 2005 is er een voorlichtingsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland gepresenteerd, waaruit blijkt dat de verdachte gemotiveerd is om haar verslavingsproblemen aan te pakken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voldoet aan de wettelijke eisen voor de oplegging van een ISD-maatregel, maar heeft deze maatregel niet opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de verdachte momenteel in een traject zit dat haar kan helpen en dat een voorwaardelijke vrijheidsstraf meer passend is. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die de verdachte verplichten om zich te houden aan de aanwijzingen van Verslavingszorg Noord Nederland. De rechtbank benadrukt dat de verdachte de kans moet krijgen om haar verslavingsproblematiek aan te pakken zonder de zware ISD-maatregel, die als ultimum remedium moet worden beschouwd. De uitspraak is gedaan in het belang van de verdachte, de maatschappij en de veiligheid van goederen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: [parketnummer]
datum uitspraak: 8 december 2005
op tegenspraak
raadsman: mr. M.C. van Linde
VONNIS
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geb.pl] op [geb.dt],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [det.adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2005.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
zij op of omstreeks 03 oktober 2005 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een six-pack Heineken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 03 oktober 2005 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een six-pack Heineken, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
KWALIFICATIE
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
MOTIVERING STRAF
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
b) de vordering van de officier van justitie;
c) de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2005;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 5 oktober 2005;
- het over de verdachte door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 18 november 2005.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een hinderlijk feit dat financiële schade en overlast voor de gedupeerden met zich brengt.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het ten name van verdachte staande uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 oktober 2005 waaruit blijkt dat zij veelvuldig is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten als thans bewezen verklaard.
Door de officier van justitie is gevorderd dat aan verdachte, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest, de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voorwaardelijk zal worden opgelegd. Ter motivering van dit laatste heeft de officier van justitie zich onder meer beroepen op het hiervoor vermelde rapport van de VNN d.d. 18 november 2005.
Hoewel de verdachte voldoet aan de in artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht wettelijk gestelde eisen voor de oplegging van deze maatregel - de verdachte heeft misdrijven begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, de verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de door haar begane feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf tot een onherroepelijke vrijheidsbenemende straf veroordeeld, de feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen en er moet voorts ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en ten slotte zou de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel ook kunnen rechtvaardigen - acht de rechtbank voorwaardelijke oplegging van deze langdurige, vrijheidsbeperkende maatregel thans niet op zijn plaats.
Naast beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive, strekt de ISD-maatregel ingevolge het derde lid van voormeld artikel in geval van een verslaafde verdachte - zoals in casu het geval - er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek. Uit bovengenoemd voorlichtingsrapport en het verhandelde ter terechtzitting blijkt nu dat verdachte niet op voorhand afwijzend tegenover behandeling van haar verslavingsproblematiek staat. Zo valt in de rapportage te lezen dat verdachte binnen de diverse klinieken waar zij verbleven heeft, wordt gezien als een zeer coöperatieve en behandelbare patiënt. Ook tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft verdachte de indruk gewekt oprecht gemotiveerd te zijn haar verslavingsproblemen te boven te komen. Zij heeft ter terechtzitting aangegeven volstrekt bereid te zijn het woonwerkproject het "Cambuursterpad" te Leeuwarden te gaan volgen. Zij blijkt inmiddels ook te zijn aangemeld voor dit project ter voorbereiding waarop zij op 12 januari 2006 in een kliniek aan de Oostergoweg te Leeuwarden kan worden opgenomen.
Gezien de rapportage, de houding van verdachte alsmede haar problematiek en het feit dat er reeds een traject blijkt te zijn ingezet, acht de rechtbank een dergelijke, voor verdachte zeer ingrijpende maatregel als de - voorwaardelijke - ISD-maatregel, die bovendien gezien moet worden als ultimum remedium, thans nog een brug te ver. De rechtbank is van oordeel dat volstaan kan worden met de minder verstrekkende strafrechtelijke modaliteit van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf, waarmee verdachte wellicht de benodigde justitiële druk kan worden gegeven om de benodigde verandering van haar problematiek te bewerkstelligen en haar impulsief handelen te beteugelen.
Hoewel het om een relatief gering feit gaat, wordt de duur van het op te leggen onvoorwaardelijke deel - welke wordt bepaald op de tijd van het voorarrest van verdachte opgeteld bij de tijd die nog rest totdat verdachte met haar opname op 12 januari 2006 kan beginnen - gerechtvaardigd door de frequentie, de hardnekkigheid en de intensiteit van het criminele gedrag van verdachte zoals daarvan blijkt uit haar documentatie. Het overige deel van de vrijheidsstraf wordt voorwaardelijk opgelegd, teneinde de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften te geven door of namens de VNN, welke aanwijzingen en voorschriften ook kunnen inhouden dat verdachte het woonwerkproject het "Cambuursterpad" in Leeuwarden zal volgen, voldoende basis tot nakoming te bieden.
Gelet op de omstandigheid dat volstaan wordt met oplegging van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de door de raadsman ter terechtzitting gevoerde verweren met betrekking tot oplegging van de ISD-maatregel.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 80 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging óók kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich op 12 januari 2006 om 10.00 uur onder begeleiding van een medewerker van de VNN zal begeven naar de kliniek aan de Oostergoweg te Leeuwarden ter voorbereiding op het vervolgtraject van het woonwerkproject het "Cambuursterpad" te Leeuwarden, en aldaar zal verblijven zolang de VNN dan wel de leiding van de kliniek dat noodzakelijk acht, doch voor ten hoogste 2 jaren.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.P. van Eerde, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en M.M. Beije, in tegenwoordigheid van mr. K.A. de Groot als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2005.