RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
datum uitspraak: 27 oktober 2005
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende aan de [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2005.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2002 tot en met 1 december 2002 in de gemeente Bedum (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn, verdachte's, penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/doen brengen en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer 1] heen en weer bewogen en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans ertoe gebracht, zijn, verdachte's, penis vast te pakken, althans te betasten, en/of (vervolgens) met zijn, verdachte's, hand over/op de hand van die [slachtoffer 1] heen en weer gaande (aftrekkende) bewegingen gemaakt en/of
- de borsten en/of billen van die [slachtoffer 1] (over de kleding) betast en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat als ze iets zou vertellen hij haar het leven zuur zou maken en/of dat hij ervoor zou zorgen dat ze nooit meer werk als kapper zou krijgen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit zijn leeftijd en/of de feitelijke verhoudingen (van werkgever tot werknemer en/of van opleider tot leerling) voortvloeiend overwicht en/of
- (zeer) onverhoeds heeft gehandeld en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2002 tot en met 1 december 2002 in de gemeente Bedum (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]), immers heeft verdachte
- zijn, verdachte's, penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/doen brengen en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans ertoe gebracht, zijn, verdachte's, penis vast te pakken, althans te betasten, en/of (vervolgens) met zijn, verdachte's, hand over/op de hand van die [slachtoffer 1] heen en weer gaande (aftrekkende) bewegingen gemaakt en/of
- de borsten en/of billen van die [slachtoffer 1] (over de kleding) betast;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2002 tot en met 31 augustus 2002 in de gemeente Bedum ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum]), immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, de borsten van die [slachtoffer 2] (over de kleding) betast;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2003 tot en met 1 januari 2004 in de gemeente Bedum, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), immers heeft verdachte
- de borsten, billen en/of geslachtsdelen van die [slachtoffer 3] (al dan niet over de kleding) betast en/of
- zich (zeer) dicht achter die [slachtoffer 3] opgesteld en/of (vervolgens) zijn, verdachte's, (stijve) geslachtsdeel tegen die [slachtoffer 3] aangedrukt en/of
- die [slachtoffer 3] ge(tong)zoend en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat als zij kapster wilde worden ze of heel veel moest trainen of iets anders moest doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit zijn leeftijd en/of de feitelijke verhoudingen (van werkgever tot werknemer en/of van opleider tot leerling) voortvloeiend overwicht en/of
- (zeer) onverhoeds heeft gehandeld en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 1 september 2003 tot en met 1 januari 2004 in de gemeente Bedum (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum]), immers heeft verdachte
- de borsten, billen en/of geslachtsdelen van die [slachtoffer 3] (al dan niet over de kleding) betast en/of
- zich (zeer) dicht achter die [slachtoffer 3] opgesteld en/of (vervolgens) zijn, verdachte's, (stijve) geslachtsdeel tegen die [slachtoffer 3] aangedrukt en/of
- die [slachtoffer 3] ge(tong)zoend;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 november 1999 tot en met 30 juni 2000 in de gemeente Bedum, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe([slacht[slachtoffer 4][slachtoffer 4] (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), immers heeft verdachte
- zich (zeer) dicht achter die [slachtoffer 4] opgesteld en/of (vervolgens) zijn, verdachte's, (stijve) geslachtsdeel tegen die [slachtoffer 4] aangedrukt en/of
- de (rechter)hand van die [slachtoffer 4] gepakt en/of (vervolgens) op/tegen zijn, verdachte's (stijve) geslachtsdeel, gelegd/gedrukt en/of
- de borsten van die [slachtoffer 4] (over de kleding) betast en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat als ze graag topkapster wilde worden ze er veel voor over moest hebben en/of dat als ze ook maar een woord over de kapsalon zei, ze een schuld van tienduizend gulden zou hebben, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit zijn leeftijd en/of de feitelijke verhoudingen (van werkgever tot werknemer en/of van opleider tot leerling) voortvloeiend overwicht en/of
- (zeer) onverhoeds heeft gehandeld en/of
- (aldus) voor het [slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 november 1999 tot en met 30 juni 2000 in de gemeente Bedum (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde
mindejarige [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedaum]), immers heeft verdachte
- zich (zeer) dicht achter die [slachtoffer 4] opgesteld en/of (vervolgens) zijn, verdachte's, (stijve) geslachtsdeel tegen die [slachtoffer 4] aangedrukt en/of
- de (rechter)hand van die [slachtoffer 4] gepakt en/of (vervolgens) op/tegen zijn, verdachte's (stijve) geslachtsdeel, gelegd/gedrukt en/of
- de borsten van die [slachtoffer 4] (over de kleding) betast.
Voor wat betreft de onder 1 primair tenlastegelegde verkrachting is de rechtbank van oordeel dat daarvoor het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Hiervoor is in feite slechts de verklaring van de aangeefster beschikbaar en dit acht de rechtbank onvoldoende. De verklaringen van derden met betrekking tot uitlatingen van aangeefster over de verkrachting jegens hen, kunnen naar het oordeel van de rechtbank geen gewicht in de schaal leggen omdat deze enkel voortvloeien uit hetgeen aangeefster zelf heeft gezegd en bovendien op essentiële onderdelen niet gelijkluidend zijn.
De aangiften in andere zaken kunnen niet als ondersteunend bewijs worden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat het bewijs met betrekking tot de onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde feiten voor de met de ene aangeefster gepleegde gedragingen mede kan worden geput uit de aangiften van de andere aangeefsters.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de kern van de verklaring van ieder van de aangeefsters betreffende de door de verdachte bij hen gepleegde handelingen aannemelijk wordt gemaakt door de verklaringen van ieder van de andere aangeefsters over gelijksoortige door de verdachte onder vergelijkbare omstandigheden jegens hen gepleegde handelingen.
De rechtbank heeft hierbij gelet op de verklaring van alle vier de aangeefsters dat zij als stagiaire/werkneemster bij verdachte werkzaam waren, dat zij op dat moment de leeftijd van rond de 16 jaar hadden, dat verdachte jegens hen seksistische opmerkingen maakte, dat hij hun vertelde dat ze voor het uitoefenen van het vak hard moesten werken of er anderszins iets voor over moesten hebben, dat hij hen het leven zuur kon maken en er voor zou kunnen zorgen dat zij niet als kapster werkzaam zouden kunnen zijn, dat hij bij het corrigeren van hun houding dicht tegen hen aan kwam staan en zijn geslachtsdeel tegen hun lichaam drukte en dat hij hen (met name) in de keuken bij de borsten beetpakte en over de kleding betastte.
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen niet betrouwbaar zijn omdat deze na onderling overleg tot stand zijn gekomen en tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank overweegt dat de (eerste drie) aangeefsters [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] elkaar weliswaar kenden en mogelijk na onderling overleg aangifte jegens verdachte hebben gedaan, maar dat dit aan de betrouwbaarheid niet af doet, juist gelet op de aangifte van de vierde aangeefster [slachtoffer 4], die in een eerdere periode in de kapperszaak heeft gewerkt. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat zij hun aangiften op elkaar hebben afgestemd en daarmee de waarheid geweld hebben aangedaan. Voor zover de verklaringen niet op onderdelen consistent zijn, dient er rekening mee gehouden te worden dat het verhoor geruime tijd later, nadat de feiten zijn gepleegd, is afgenomen. Bovendien acht de rechtbank de door de verdediging genoemde tegenstrijdigheden van ondergeschikt belang.
De rechtbank acht daarnaast voor wat betreft de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters van belang dat zij voordat zij aangifte hebben gedaan tegenover derden hun verhaal hebben gedaan dat in grote lijnen overeenstemt met datgene wat zij uiteindelijk bij de politie hebben verklaard. Ook zijn de aangeefsters van de feiten 1 en 2 over en weer bij een deel van de tenlastegelegde gedragingen aanwezig geweest en hebben daarover verklaringen afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien blijkt dat de gang van zaken bij de vier tenlastegelegde feiten op essentiële punten overeenkomt, waarmee voldoende wettig bewijs voorhanden is terwijl de rechtbank ook de overtuiging heeft dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2002 tot en met 1 december 2002 in de gemeente Bedum telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]), immers heeft verdachte
- de borsten en/of billen van die [slachtoffer 1] (over de kleding) betast;
2
hij in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 31 augustus 2002 in de gemeente Bedum ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum]), immers heeft verdachte meermalen, de borsten van die [slachtoffer 2] (over de kleding) betast;
hij in de periode van 1 september 2003 tot en met 1 januari 2004 in de gemeente Bedum, telkens door bedreiging met feitelijkheden [slachtoffer 3] telkens heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte
- de borsten en billen van die [slachtoffer 3] (over de kleding) betast en
- zich (zeer) dicht achter die [slachtoffer 3] opgesteld en vervolgens zijn, verdachte's, (stijve) geslachtsdeel tegen die [slachtoffer 3] aangedrukt
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat als zij kapster wilde worden ze of heel veel moest trainen of iets anders moest doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- misbruik heeft gemaakt van het uit zijn leeftijd en de feitelijke verhoudingen (van werkgever tot werknemer en van opleider tot leerling) voortvloeiend overwicht en
- aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij in de periode van 10 november 1999 tot en met 30 juni 2000 in de gemeente Bedum, telkens door feitelijkheden [slachtoffer 4] telkens heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte
- zich (zeer) dicht achter die [slachtoffer 4] opgesteld en vervolgens zijn, verdachte's, (stijve) geslachtsdeel tegen die [slachtoffer 4] aangedrukt en
- de borsten van die [slachtoffer 4] (over de kleding) betast
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat als ze graag topkapster wilde worden ze er veel voor over moest hebben en/of dat als ze ook maar een woord over de kapsalon zei, ze een schuld van tienduizend gulden zou hebben, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- misbruik heeft gemaakt van het uit zijn leeftijd en de feitelijke verhoudingen (van werkgever tot werknemer en van opleider tot leerling) voortvloeiend overwicht en
- aldus voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
1 subsidiair
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige ondergeschikte, meermalen gepleegd;
2
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige ondergeschikte, meermalen gepleegd;
3 primair
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
4 primair
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, partiële ontzetting uit het kappersvak voor de duur van 5 jaren voor zover verdachte daarbij werkt met vrouwen beneden de 25 jaar;
b) de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 13 oktober 2005;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 16 juni 2005. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van enig strafbaar feit is veroordeeld;
- de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 3 juni 2005 van aangeefster [slachtoffer 3].
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim vier jaren ontuchtige handelingen gepleegd met een viertal bij hem in het kader van hun opleiding te werk gestelde minderjarige stagiaires/werkneemsters. Verdachte heeft de minderjarige stagiaires/werkneemsters tot het dulden van de handelingen bewogen door misbruik te maken van zijn positie als opleider en leidinggevende, alsmede de wens van de stagiaires/werkneemsters om kapster te worden. Met zijn handelen heeft verdachte het in hem door de school en de stagiaires/werkneemsters gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte is met zijn handelen voorts volledig voorbijgegaan aan de psychische gevolgen die zijn handelen zou hebben voor de slachtoffers. Hierbij weegt de rechtbank mee dat de ervaring met betrekking tot slachtoffers van seksueel misbruik leert dat deze slachtoffers veelal geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Uit de door de slachtoffers ingediende vorderingen benadeelde partij alsmede uit de ingediende slachtofferverklaring is de rechtbank gebleken dat de psychische gevolgen ook in onderhavige zaak voor de slachtoffers groot zijn. De rechtbank merkt hierbij voorts op dat verdachte bekend was met het verleden van seksueel misbuik van één van de slachtoffers, hetgeen hem evenwel niet van zijn handelen heeft weerhouden.
Anderzijds heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en de omstandigheid dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend is. Om het risico van recidive te voorkomen zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Tegen deze achtergrond ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding verdachte uit het kappersvak te ontzetten.
VORDERINGEN VAN DE BENADEELDE PARTIJEN
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 1], wonende aan de [adres].
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van EUR 1000.
De vordering kan derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. Dit betreft de post immateriële schade.
Het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Dit betreft de posten gederfde inkomsten en reiskosten.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens het slachtoffer (de benadeelde partij) naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de vordering.
Feit 2
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], wonende aan de [adres].
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van EUR 1000.
Dit deel van de vordering zal bij wijze van voorschot worden toegewezen. Dit betreft de post smartengeld.
Het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Dit betreft de posten medische kosten en reiskosten, psychotherapie, extra kosten particuliere verzekering en diverse kosten.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens het slachtoffer (de benadeelde partij) naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de vordering.
Feit 3
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 3], wonende aan de [adres].
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van EUR 500.
Dit deel van de vordering zal bij wijze van voorschot worden toegewezen. Dit betreft de post immateriële schade.
Het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Dit betreft de posten haptotherapie en verminderde inkomsten.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens het slachtoffer (de benadeelde partij) naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de vordering.
Feit 4
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 4], wonende aan de [adres].
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van EUR 2.500.
De vordering zal voor dit bedrag worden toegewezen. Dit betreft de post smartengeld.
Het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Dit betreft de post inkomstenderving.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens het slachtoffer (de benadeelde partij) naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de vordering.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 246 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 3 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende aan de [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 1000 (zegge: duizend euro). Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van EUR 1000 (zegge: duizend euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende aan de [adres] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1000 ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende aan de [adres], bij wijze van voorschot toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 1000 (zegge: duizend euro). Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van EUR 1000 (zegge: duizend euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende aan de [adres] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1000 ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende aan de [adres], bij wijze van voorschot toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 500 (zegge: vijfhonderd euro). Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van EUR 500 (zegge: vijfhonderd euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], wonende aan de [adres] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 500 ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende aan de [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 2.500 (zegge: vijfentwintighonderd euro). Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van EUR 2.500 (zegge: vijfentwintighonderd euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], wonende aan de [adres] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 2.500 ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.P. van Eerde, voorzitter, A. van den Berg-Schoof en N. Boonstra, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2005.
Mr. A. van den Berg-Schoof was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.