parketnummer : 18/030449-03
datum uitspraak : 7 juli 2005
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen :
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], thans preventief gedetineerd in de gevangenis De Marwei in Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 maart 2004,
10 juni 2004, 2 september 2004, 23 november 2004, 17 februari 2005, 12 mei 2005 en 23 juni 2005.
Aan de verdachte is te laste gelegd : dat
hij op of omstreeks 28 november 2002 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en al dan
niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen 8, althans meerdere, kogels op die [slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] meermalen (in de buik en overigens in het lichaam) is getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[verdachte 2] op of omstreeks 28 november 2002 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben die [verdachte 2] en/of zijn mededader(s) met dat opzet en al
dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen 8, althans meerdere, kogels op die [slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] meermalen (in de buik en overigens in het lichaam) is getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 01 november 2002 tot en met 28 november 2002 in de gemeente(n) Groningen, Amsterdam en/of Breda, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, hebbende hij, verdachte,
- die [verdachte 2] geholpen en/of ondersteund en/of begeleid bij en/of vervoerd tijdens het zoeken naar (het
woonadres van die) [slachtoffer], en/of
- die [verdachte 2] (op op 28 november 2002) gebracht/begeleid naar de woning van die [slachtoffer], en/of
- meegewerkt aan het creëren van een situatie waarin het voor die [verdachte 2] "noodzakelijk", althans
gemakkelijker, werd om bovenomschreven misdrijf te plegen, hebbende verdachte (met voormeld opzet
van verdachte) en/of [verdachte 2] en/of de mededader(s) van die [verdachte 2], die [slachtoffer] op of omstreeks
24 november 2002 bezocht en/of onder druk gezet en/of de dreiging uitgesproken (jegens die [slachtoffer])
dat geweld zou worden aangewend indien hij ([slachtoffer]) niet zou doen hetgeen van hem werd
gevraagd,
althans hebbende verdachte (met voormeld opzet van verdachte) die [verdachte 2] en/of de mededader(s) van die [verdachte 2] (op 24 november 2002) vervoerd/begeleid naar (de woning van) genoemde [slachtoffer];
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 november 2002 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen en/of goederen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of diens mededader(s) opzettelijk dreigend
- de woning, althans de hal van de woning, van die [slachtoffer] binnengedrongen, althans binnengelopen,
althans binnengegaan, en/of heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] gevraagd naar zijn zus danwel dochter [vrouw 1] en naar [vrouw 2] en/of (met name) naar
de verblijfplaats van die [vrouw 1] en/of [vrouw 2], en/of
- die [slachtoffer] een papiertje overhandigd met daarop een telefoonnummer, en/of
- die [slachtoffer] gezegd dat hij ([slachtoffer]) genoemd telefoonnummer moest bellen, om te vertellen "waar
[vrouw 1] is", en/of dat, indien hij ([slachtoffer]) dat niet zou doen, de mannen terug zouden komen en het
niet bij praten alleen zouden houden, althans uitlatingen van gelijke dreigende aard of strekking, waarbij verdachte en/of diens mededaders door zijn/hun gezamenlijk en/of intimiderend optreden, voor die [slachtoffer] een -extra- dreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[verdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen op of omstreeks 24 november 2002 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer] heeft/hebben bedreigd met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen en/of goederen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen opzettelijk dreigend
- de woning, althans de hal van de woning, van die [slachtoffer] binnengedrongen, althans binnengelopen,
althans binnengegaan, en/of heeft/hebben die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen
opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] gevraagd naar zijn zus danwel dochter [vrouw 1] en naar [vrouw 2] en/of (met name) naar
de verblijfplaats van die [vrouw 1] en/of [vrouw 2], en/of
- die [slachtoffer] een papiertje overhandigd met daarop een telefoonnummer, en/of
- die [slachtoffer] gezegd dat hij ([slachtoffer]) genoemd telefoonnummer moest bellen, om te vertellen "waar
[vrouw 1] is", en/of dat, indien hij ([slachtoffer]) dat niet zou doen, de mannen terug zouden komen en het
niet bij praten alleen zouden houden, althans uitlatingen van gelijke dreigende aard of strekking,
waarbij die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen door zijn/hun gezamenlijk en/of intimiderend optreden, voor die [slachtoffer] een -extra- dreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 01 november 2002 tot en met 24 november 2002 in de gemeente(n) Groningen, Amsterdam en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, zijnde hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- (op 24 november 2002) met die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of met één of meer anderen de (hal van
de) woning van die [slachtoffer] ingegaan, en/of hebbende hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen geholpen en/of ondersteund en/of begeleid bij
en/of vervoerd tijdens het zoeken naar (het woonadres van die) [slachtoffer], en/of
- die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen (op 24 november 2002) gebracht/begeleid
naar (de woning van) die [slachtoffer], en/of
- zich niet onttrokken aan bovengenoemde gedragingen van die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of die één
of meer anderen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 november 2002 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] en/of diens familie, althans gezin, wederrechtelijk heeft gedwongen om een telefoonnummer te bellen en/of om
(vervolgens, aan de ontvanger) te zeggen waar [vrouw 1] is, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- de woning, althans de hal van de woning, van die [slachtoffer] binnengedrongen, althans binnengelopen,
althans binnengegaan, en/of heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] gevraagd naar zijn zus danwel dochter [vrouw 1] en naar [vrouw 2] en/of (met name) naar
de verblijfplaats van die [vrouw 1] en/of [vrouw 2], en/of
- die [slachtoffer] een papiertje overhandigd met daarop een telefoonnummer, en/of
- die [slachtoffer] gezegd dat hij ([slachtoffer]) genoemd telefoonnummer moest bellen, om te vertellen "waar
[vrouw 1] is", en/of dat, indien hij ([slachtoffer]) dat niet zou doen, de mannen terug zouden komen en het
niet bij praten alleen zouden houden, althans uitlatingen van gelijke dreigende aard of strekking, waarbij verdachte en/of diens mededaders door zijn/hun gezamenlijk en/of intimiderend optreden, voor die [slachtoffer] een -extra- dreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[verdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 24 november 2002 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] en/of diens familie, althans gezin, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen om een telefoonnummer te bellen en/of om (vervolgens, aan de ontvanger) te zeggen waar [vrouw 1] is, immers is/zijn die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer mededaders
- de woning, althans de hal van de woning, van die [slachtoffer] binnengedrongen, althans binnengelopen,
althans binnengegaan,
en/of heeft/hebben die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer mededaders
- die [slachtoffer] gevraagd naar zijn zus danwel dochter [vrouw 1] en naar [vrouw 2] en/of (met name) naar
de verblijfplaats van die [vrouw 1] en/of [vrouw 2], en/of
- die [slachtoffer] een papiertje overhandigd met daarop een telefoonnummer, en/of
- die [slachtoffer] gezegd dat hij ([slachtoffer]) genoemd telefoonnummer moest bellen, om te vertellen "waar
[vrouw 1] is", en/of dat, indien hij ([slachtoffer]) dat niet zou doen, de mannen terug zouden komen en het
niet bij praten alleen zouden houden, althans uitlatingen van gelijke dreigende aard of strekking,
waarbij die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of diens mededaders door zijn/hun gezamenlijk en/of intimiderend optreden, voor die [slachtoffer] een -extra- dreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 01 november 2002 tot en met 24 november 2002 in de gemeente(n) Groningen, Amsterdam en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, hebbende hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen geholpen en/of ondersteund en/of begeleid bij
en/of vervoerd tijdens het zoeken naar (het woonadres van) die [slachtoffer], en/of
- die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen (op 24 november 2002) gebracht/begeleid
naar (de woning van) die [slachtoffer], en/of
- zich niet onttrokken aan bovengenoemde gedragingen van die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of die één
of meer anderen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 november 2002 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het (tezamen en in vereniging) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] en/of diens familie, althans gezin, wederrechtelijk te dwingen om een telefoonnummer te bellen en (vervolgens, aan de ontvanger) te zeggen waar [vrouw 1] is,
- naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan, en/of
- de (hal van de) woning van die [slachtoffer] is binnengedrongen, althans is binnengelopen, althans is
binnengegaan, en/of
- die [slachtoffer] heeft gevraagd naar zijn zus danwel dochter [vrouw 1] en naar [vrouw 2] en/of (met name)
naar de verblijfplaats van die [vrouw 1] en/of [vrouw 2], en/of
- die [slachtoffer] een papiertje heeft overhandigd met daarop een telefoonnummer, en/of
- die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij ([slachtoffer]) genoemd telefoonnummer moest bellen, om te vertellen
"waar [vrouw 1] is", en/of dat, indien hij ([slachtoffer]) dat niet zou doen, de mannen terug zouden komen
en het niet bij praten alleen zouden houden, althans uitlatingen van gelijke dreigende aard of
strekking,
waarbij verdachte en/of diens mededaders door zijn/hun gezamenlijk en/of intimiderend optreden, voor die [slachtoffer] een -extra- dreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[verdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 24 november 2002 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het (tezamen en in vereniging) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] en/of diens familie, althans gezin, wederrechtelijk te dwingen om een telefoonnummer te bellen en (vervolgens, aan de ontvanger) te zeggen waar [vrouw 1] is,
- naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan, en/of
- de (hal van de) woning van die [slachtoffer] is/zijn binnengedrongen, althans binnengelopen, althans
binnengegaan, en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd naar zijn zus danwel dochter [vrouw 1] en naar [vrouw 2] en/of
(met name) naar de verblijfplaats van die [vrouw 1] en/of [vrouw 2], en/of
- die [slachtoffer] een papiertje heeft/hebben overhandigd met daarop een telefoonnummer, en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij ([slachtoffer]) genoemd telefoonnummer moest bellen, om te
vertellen "waar [vrouw 1] is", en/of dat, indien hij ([slachtoffer]) dat niet zou doen, de mannen terug zouden
komen en het niet bij praten alleen zouden houden, althans uitlatingen van gelijke dreigende aard
of strekking,
waarbij die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of diens mededaders door zijn/hun gezamenlijk en/of intimiderend optreden, voor die [slachtoffer] een -extra- dreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk voorgenomen misdrijf verdachte in of omstreeks de periode
01 november 2002 tot en met 24 november 2002 in de gemeente(n) Groningen, Amsterdam en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, hebbende hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen geholpen en/of ondersteund en/of begeleid bij
en/of vervoerd tijdens het zoeken naar (het woonadres van) die [slachtoffer], en/of
- die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen (op 24 november 2002) gebracht/begeleid
naar (de woning van) die [slachtoffer], en/of
- zich niet onttrokken aan bovengenoemde gedragingen van die [verdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of die één
of meer anderen;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode 01 januari 2002 tot en met 08 december 2003 in de gemeente(n) Amsterdam, Breda en/of Groningen en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of [verdachte 2] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het (tezamen en in vereniging) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst(en) I en/of II, en/of
- het (tezamen en in vereniging) verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
aanwezig hebben van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst(en) I en/of II, en/of
- het voorhanden hebben en/of overdragen van wapens en/of munitie als bedoeld in de in artikel 2 van de
Wet wapens en munitie opgenomen categoriën II en/of III, en/of
- plegen van misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid (onder meer bedreiging van [slachtoffer] en
[moeder van vrouw 2]) en/of misdrijven tegen het leven gericht (onder meer het doodschieten van
[slachtoffer] op 28 november 2002);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 maart 2004 gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd :
dat in het onder 2 ten laste gelegde feit het in de subsidiair opgenomen tekst:
"art 285 lid 1 Wetboek van strafrecht"
dient te worden gewijzigd in:
"art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht",
dat na de eerste meer-subsidiair opgenomen tekst wordt opgenomen:
"art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht"
dat na de tweede meer-subsidiair opgenomen tekst wordt opgenomen:
"art 284 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht",
dat na de derde meer-subsidiair opgenomen tekst wordt opgenomen:
"art 284 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht",
en
dat het in het meest-subsidiair opgenomen tekst:
"art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht"
wordt gewijzigd in:
"art 284 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht",
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht".
Deze vordering is door de rechtbank ter terechtzitting van 18 maart 2004, gehoord de raadsman van de verdachte, toegewezen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, primair en
2, primair ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, subsidiair en
2, subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat :
[verdachte 2] op 28 november 2002 in de gemeente Groningen opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [verdachte 2] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen 8 kogels op die [slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] meermalen (in de buik en overigens in het lichaam) is getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 november 2002 tot en met
28 november 2002 in de gemeenten Groningen, Amsterdam en/of Breda opzettelijk behulpzaam is geweest, hebbende hij, verdachte, die [verdachte 2] vervoerd tijdens het zoeken naar het woonadres van die [slachtoffer] en die [verdachte 2] op 28 november 2002 gebracht naar de woning van die [slachtoffer];
[verdachte 2] en [medeverdachte 1] en anderen op 24 november 2002 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging [slachtoffer] hebben bedreigd met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers zijn die [verdachte 2] en die [medeverdachte 1] en anderen opzettelijk dreigend de woning van die [slachtoffer] binnengedrongen en/of hebben die [verdachte 2] en die [medeverdachte 1] en anderen opzettelijk dreigend die [slachtoffer] gevraagd naar zijn zus dan wel dochter [vrouw 1] en naar [vrouw 2] en met name naar de verblijfplaats van die [vrouw 1] en [vrouw 2] en die [slachtoffer] een papiertje overhandigd met daarop een telefoonnummer en die [slachtoffer] gezegd dat hij ([slachtoffer]) genoemd telefoonnummer moest bellen, om te vertellen "waar [vrouw 1] is", en dat, indien hij ([slachtoffer]) dat niet zou doen, de mannen terug zouden komen en het niet bij praten alleen zouden houden, waarbij die [verdachte 2] en die [medeverdachte 1] en anderen door hun gezamenlijk en intimiderend optreden, voor die [slachtoffer] een dreigende situatie hebben doen ontstaan, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op
24 november 2002 in de gemeenten Groningen, Amsterdam en/of Breda opzettelijk behulpzaam is geweest, hebbende hij, verdachte, die [verdachte 2] vervoerd tijdens het zoeken naar het woonadres van die [slachtoffer];
hij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 8 december 2003 in de gemeenten Amsterdam, Breda en/of Groningen en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en [verdachte 2] en [medeverdachte 2] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in vereniging binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijsten
I en II en het tezamen en in vereniging verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijsten I en II en het voorhanden hebben van wapens en/of munitie als bedoeld in de in artikel 2 van de Wet wapens en munitie opgenomen categoriën II en/of III en het plegen van misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid (onder meer bedreiging van [slachtoffer] en [moeder van vrouw 2]) en misdrijven tegen het leven gericht (onder meer het doodschieten van [slachtoffer] op 28 november 2002).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1, subsidiair en 2, subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Nadere overweging met betrekking tot het bewijs
Met betrekking tot de vrijspraak van feit 1, primair en feit 2, primair overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake was van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en diens mededader [verdachte 2] dat van medeplegen gesproken kan worden.
Zowel uit de wijze waarop beide verdachten hun aandeel hadden binnen de criminele organisatie, als ook ten aanzien van de feitelijke toedracht van de bewezenverklaarde moord op [slachtoffer] blijkt dat er geen sprake was van gelijkwaardigheid tussen beide verdachten. Voorts moeten de feitelijke handelingen die verdachte heeft verricht voor, tijdens en na de moord op [slachtoffer] naar hun aard als ondersteunend worden beschouwd. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van het opzet terzake van feit 1, subsidiair en
feit 2, subsidiair overweegt de rechtbank het volgende.
Voorwaardelijk opzet op een gevolg is naar het oordeel van de rechtbank aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging een aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank heeft in dit verband acht geslagen op het volgende.
Gelet op de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, was verdachte genoegzaam bekend met de wijze waarop de criminele organisatie, waarvan hij deel uitmaakte, te werk ging.
Het was hem in dit verband ook bekend dat de criminele organisatie opdracht gaf tot het uitvoeren van gewelddadige acties, gericht tegen personen, wanneer dergelijke acties binnen de criminele organisatie werden gezien als een gepaste reactie op door de criminele organisatie als onwelgevallig beschouwde gebeurtenissen, en dat dergelijke acties ook tot de dood van de slachtoffers konden leiden.
Voorts was het hem bekend dat [verdachte 2], voor wie hij als chauffeur optrad, net als hij zelf handelde in opdracht van deze criminele organisatie en dat [verdachte 2] in dit verband ook een opdracht om te doden kon en zou uitvoeren, wanneer [verdachte 2] van de juiste persoon binnen de organisatie zo'n opdracht zou ontvangen.
Doordat verdachte zich desondanks zeer regelmatig inliet met activiteiten van [verdachte 2] en [verdachte 2] vrijwel uitsluitend activiteiten ten dienste van de criminele organisatie verrichtte, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij betrokken zou zijn, in welke hoedanigheid dan ook, bij delicten als hier onder 1, subsidiair en
2, subsidiair aan de orde zijn.
Met betrekking tot de gebeurtenissen op 24 en 28 november 2002 acht de rechtbank voorts van belang dat de verdachte wist dat [verdachte 2] toen telefonisch opdrachten ontving en dat hij op 28 november 2002 heeft gezien dat [verdachte 2] een witte plastic tas meenam uit Breda en verdachte hem hiermee met de auto vervoerd heeft zonder vragen te stellen. Verdachte heeft vervolgens gezien dat [verdachte 2] in Groningen, met de tas onder zijn jas gestopt, uitstapte en enige tijd daarna heeft verdachte knallen gehoord en heeft hij vervolgens [verdachte 2] verder vervoerd nadat die was ingestapt. Tijdens het rijden heeft verdachte gezien dat [verdachte 2] een pistool had. Kort daarna heeft [verdachte 2] verdachte
meegedeeld : "I've just killed somebody. Drive".
Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank voorwaardelijk opzet op hetgeen het slachtoffer [slachtoffer] op 24 en 28 november 2002 overkomen is.
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op :
1, subsidiair - medeplichtigheid bij moord;
2, subsidiair - medeplichtigheid bij medeplegen van bedreiging met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen
medeplichtigheid bij medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3 - het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe is gesteld dat verdachte zich in een situatie bevond waarin weerstand tegen het deelnemen aan de criminele organisatie redelijkerwijs niet van hem gevergd kon worden, vanwege de dwang en de druk die door de leiding van die organisatie op hem werd uitgeoefend. De rechtbank is van oordeel dat de raadsman hiermee een beroep doet op psychische overmacht.
Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
De criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte kenmerkt zich door geweld en represailles en bedreiging met geweld en represailles, gericht tegen diegenen, ook de eigen mensen of hun familie, die niet of niet correct voldoen aan de gedragscodes die binnen de organisatie gelden en aan de opdrachten die door of vanwege de leiding van de criminele organisatie worden gegeven. Uit het strafdossier blijkt dat verdachte reeds gedurende langere tijd, in elk geval drie jaar, deel uitmaakt van de criminele organisatie en dat hij ook zelf aan den lijve heeft ondervonden welke maatregelen die organisatie neemt om haar gedragscodes te handhaven.
De keuze van verdachte om langere tijd voor de criminele organisatie te blijven werken blijft, hoe dan ook, zijn eigen keuze. Verdachte heeft daarmee gedurende langere tijd een situatie gehandhaafd waarin hij onmiskenbaar betrokken is geweest, in welke vorm dan ook, bij zeer ernstige strafbare feiten. Aan het voorbereiden en kiezen van gedragsalternatieven, met als ultieme mogelijkheid het onderduiken met zijn familie, heeft verdachte kennelijk geen ruimte gegeven.
In een dergelijke situatie kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een acute, ogenblikkelijke druk waartegen verdachte geen weerstand kon of behoefde te bieden, met name niet vanwege de ruime tijdspanne waarbinnen verdachte actief was binnen de criminele organisatie.
Dit staat in de weg aan een succesvol beroep op psychische overmacht.
Op grond van het bovenstaande verwerpt de rechtbank dit verweer van de raadsman van verdachte.
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met :
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder
dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de periode die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht;
b) de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit :
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 23 juni 2005;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent de verdachte
d.d. 22 juni 2005; hieruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is
veroordeeld;
- de inhoud van een uittreksel uit de Engelse criminal record omtrent de verdachte d.d.
27 september 2004; hieruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van strafbare feiten is
veroordeeld;
- de over de verdachte door de psychiater [psychiater] uitgebrachte rapportage pro justitia van
31 maart 2004.
Medeverdachte [verdachte 2] heeft [slachtoffer] in opdracht van de organisatie waarvan hij deel uitmaakte bij wijze van represaille gewetenloos vermoord. Enkele dagen daaraan voorafgegaan heeft [verdachte 2] met een aantal andere personen [slachtoffer] in zijn eigen woning op niet mis te verstane wijze bedreigd. In beide gevallen heeft verdachte als chauffeur opgetreden.
[slachtoffer] was een onschuldig slachtoffer die niets te maken had met de organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte. [slachtoffer] kon de organisatie niet die informatie geven die zij wilde hebben over zijn zus in verband met het verdwijnen van een grote hoeveelheid drugs. De impact die deze moord heeft gehad op de levens van de nabestaanden is zeer groot mede vanwege de lange tijd die de nabestaanden in onzekerheid hebben geleefd, omdat de vraag wie verantwoordelijk was voor deze moord niet kon worden beantwoord.
De dochter van [slachtoffer] heeft het leed en de angst van de nabestaanden op treffende wijze verwoord in de door haar ter zitting afgelegde verklaring.
Verdachte maakte deel uit van een criminele organisatie waarvan hij wist dat zij niet schuwde om mensen te laten vermoorden wanneer deelnemers aan die organisatie zich niet aan de afgesproken gedragscodes hielden. Verdachte heeft aangegeven dat hij opdrachten die hij kreeg in die organisatie uitvoerde. Verdachte heeft zijn activiteiten in die organisatie geaccepteerd als een vorm van werk waarbij, zoals van hem verlangd, door hem geen vragen werden gesteld. Ook ter zitting heeft hij nog uitgelegd hoe de organisatie werkt en wat de afgesproken gedragscode is.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachtes aandeel heeft bestaan in het optreden als chauffeur voor [verdachte 2]. Weliswaar maakte verdachte volop deel uit van de criminele organisatie en dat gedurende langere tijd, maar verdachte nam binnen die criminele organisatie een lagere positie in.
Verdachte maakt sinds zijn jeugdjaren deel uit van een groep mensen die voor een belangrijk deel de criminele organisatie vormen.
In het over verdachte door de psychiater [psychiater] uitgebrachte rapport is geconcludeerd dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en dat verdachte de verantwoordelijkheid voor het effect en de gevolgen van zijn handelingen bij anderen legt. De rechtbank betrekt deze conclusies bij de vaststelling van de hoogte van de straf.
De rechtbank heeft hierbij voorts in aanmerking genomen dat verdachte eerder is veroordeeld voor twee pogingen tot doodslag.
Organisaties die zich richten op het plegen van misdrijven en die daarbij in het belang van het voortbestaan van die organisatie het plegen van moord op onschuldige slachtoffers inzetten als middel, zijn naar het oordeel van de rechtbank maatschappelijk niet te tolereren en vormen een zeer ernstige aantasting van de gevoelens van veiligheid in de samenleving.
Uit het oogpunt van vergelding zal degene die medeplichtig is aan een dergelijke moord zwaar bestraft dienen te worden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de vordering van de officier van justitie.
Gelet op de vrijspraak door de rechtbank ter zake van feit 1, primair en feit 2, primair, waarvoor de officier van justitie veroordeling heeft gevorderd, komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van hierna te melden duur moet worden opgelegd.
VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd
mw. [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres].
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van ? 7.554,51.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dat al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen aan de staat een geldbedrag te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De rechtbank heeft daartoe besloten nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is en het naar het oordeel van de rechtbank als ongewenst wordt beschouwd dat het slachtoffer zou worden belast met de incassering van de toegewezen vordering.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 57, 63, 140, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1, primair en 2, primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, subsidiair en 2, subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, subsidiair en 2, subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot :
een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht, tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van ? 7.554,51. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dat al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van ? 7.554,51 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 151 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
? 7.554,51 ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. K. Lahuis, voorzitter, P.H.M. Smeets en E.M.J. Brink,
in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 juli 2005.