RECHTBANK GRONINGEN
SECTOR BESTUURSRECHT
ENKELVOUDIGE KAMER
Reg.nr.: AWB 03/1195 WRO VEN
[eiser 1 en 2], wonende te [woonplaats], eisers,
het college van burgemeester en wethouders van De Marne, verweerder
gemachtigden W.K. de Wind en F.A. Rozema.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het door verweerder niet voldoen aan de rechterlijke uitspraak van 26 september 2003.
Het geschil is gevoegd behandeld met een verzoek om voorlopige voorziening, geregistreerd als AWB 05/277 WRO VEN ter zitting van 7 april 2005.
Eisers zijn aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door W.K. de Wind en F.A. Rozema.
3. BEOORDELING VAN HET GESCHIL
Feiten en standpunten van partijen
Eisers hebben bij brief van 21 januari 2003 verweerder verzocht om onder toepassing van artikel 19, derde lid, Wro medewerking te verlenen tot wijziging van het bestemmingsplan voor het huis aan de [adres] te [woonplaats].
Bij schrijven van 25 april 2003 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag van 21 januari 2003.
Eisers hebben bij beroepschrift van 13 juni 2003 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het ingediende bezwaarschrift.
Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 26 september 2003 het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen door verweerder op het door eisers ingediende bezwaarschrift van 25 april 2003 vernietigd en bepaald dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit dient te nemen op bedoeld bezwaarschrift.
Bij besluit van 23 oktober 2003 heeft verweerder het bezwaarschrift van 25 april 2003, voor zover zich dat richt tegen het niet tijdig besluiten op het verzoek om met toepassing van artikel 19, derde lid, Wro vrijstelling te verlenen, kennelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat binnenkort inhoudelijk op de aanvraag van 21 januari 2003 zal worden beslist. Voorts wijst verweerder eisers erop dat tegen de beslissing beroep bij de rechtbank open staat.
Verweerder heeft bij besluit van 5 november 2003, kenmerk 2003001762 (0300500), besloten om het verzoek van 21 januari 2003, voor zover dit betreft het verzoek om vrijstelling van het bestemmingsplan ex artikel 19, derde lid, Wro te verlenen, af te wijzen en niet in te stemmen met een vrijstellingsprocedure. Daarbij heeft verweerder overwogen dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan “Warfhuizen” en tevens met het in procedure zijnde bestemmingsplan “Kleine kernen”. Ook is het bouwplan strijdig met het door de raad van de gemeente De Marne vastgestelde beleid, zoals vastgesteld in de beleidsnotitie “Aan- en bijgebouwen”. Daar komt bij dat het bouwplan niet past in de omgeving. Verweerder heeft aangegeven dat eisers tegen dit besluit een bezwaarschrift kunnen indienen.
Verweerder heeft bij brief van 5 november 2003, kenmerk 2003001957, eisers medegedeeld dat de gemeenteraad nog een besluit diende te nemen op het bezwaarschrift van 25 april 2003, voor zover zich dit richtte tegen het niet tijdig besluiten op het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan ex artikel 25 jo. 10 Wro. Het besluit van de gemeenteraad van 28 oktober 2003, waarbij het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard, is bijgevoegd.
Bij schrijven van 17 november 2003 hebben eisers opnieuw beroep bij de rechtbank ingesteld. Zij stellen, onder verwijzing naar het schrijven van verweerder van 5 november 2003, kenmerk 2003001957, dat verweerder niet heeft voldaan aan de uitspraak van 26 september 2003. Verweerder heeft de gemeenteraad een besluit laten nemen, dat echter betrekking heeft op toepassing van artikel 25 Wro in plaats van artikel 19 Wro. Eisers verzoeken de rechtbank om de gemeente De Marne op te dragen zo spoedig mogelijk een besluit te nemen. Mede gelet op de inhoud van het verzoek om een voorlopige voorziening van 3 maart 2005, geregistreerd onder het nummer AWB 05/277 WRO VEN, stelt de rechtbank vast dat eisers hiermee beogen een besluit op de aanvraag van 21 januari 2003, te weten het verzoek tot vrijstelling ex artikel 19, derde lid, Wro te verkrijgen.
Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen op hun verzoek tot toepassing van artikel 19, derde lid, Wro. Eisers hebben een bouwvergunning nodig om het pand aan de [adres] te [woonplaats] te verbouwen en geschikt te maken voor bewoning. Dit pand is een rijksmonument.
Overwegingen ten aanzien van het geschil
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 23 oktober 2003 het bezwaarschrift voor zover gericht tegen het niet tijdig besluiten op de aanvraag van 21 januari 2003 om toepassing van artikel 19, derde lid, Awb kennelijk gegrond heeft verklaard, zonder inhoudelijk te besluiten op deze aanvraag. Strikt genomen kan verweerder met deze reactie volstaan, zij het dat het uit oogpunt van een effectieve rechtstoepassing de voorkeur verdient om direct inhoudelijk - hetzij in de vorm van een primair besluit dan wel in de vorm van een beslissing op bezwaar - op de aanvraag te beslissen. Reeds op deze grond kan niet geoordeeld worden dat verweerder geen goede uitwerking heeft gegeven aan de uitspraak van 26 september 2003. Bovendien wordt nog opgemerkt dat verweerder bij de gegrondverklaring van het bezwaar (op 23 oktober 2003) de inhoudelijke beslissing heeft aangekondigd en deze beslissing ook daadwerkelijk op het aangegeven moment is bekendgemaakt (besluit van 5 november 2003, kenmerk 2003001762 (0300500)).
Verweerder heeft bij dit besluit van 5 november 2003 overwogen dat het door eisers ingediende bouwplan in strijd is te achten met het bestemmingsplan en verweerder geen aanleiding ziet om toepassing te geven aan een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, derde lid, Wro. De rechtbank kan eisers dan ook niet volgen in hun stelling dat verweerder heeft verzuimd te besluiten op hun aanvraag van 21 januari 2003. Uit de bewoordingen van het besluit en voorts uit de rechtsmiddelenverwijzing blijkt dat het een primair besluit betreft. Tegen dit besluit hadden eisers dan ook bezwaar kunnen instellen.
De rechtbank overweegt voorts dat geen aanleiding wordt gezien het beroepschrift van 17 november 2003 aan te merken als een bezwaarschrift, gericht tegen het besluit van verweerder van 5 november 2003, waarbij de aanvraag om toepassing van artikel 19, derde lid, Wro is afgewezen. Van een doorzendplicht als bedoeld in artikel 6:15 Awb is dan ook geen sprake. Gelet op de bewoordingen van het beroepschrift en de daarbij overgelegde bijlagen is de rechtbank namelijk van oordeel dat het beroep zich niet richt tegen het besluit van 23 oktober 2003.
Gelet op het bovenstaande dient het beroep naar het oordeel van de rechtbank ongegrond verklaard te worden.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.C.P. Venema, rechter, en in het openbaar door hem uitgesproken op 14 april 2005, in tegenwoordigheid van mr. A. van der Wal als griffier.
De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA in Den Haag
Afschrift verzonden op:
typ: AW