ECLI:NL:RBGRO:2005:AT5194

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
10/150302-03
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leiding geven aan mensensmokkel in georganiseerd verband met gijzeling van te smokkelen personen

In deze zaak heeft de rechtbank te Rotterdam, zittinghoudende te Groningen, op 4 mei 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel in georganiseerd verband, inclusief gijzeling van te smokkelen personen. De verdachte, geboren in China en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was preventief gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het helpen van personen bij het verkrijgen van toegang tot en verblijf in Nederland, België en Frankrijk, en het gijzelen van personen om familieleden te dwingen geld te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode leiding heeft gegeven aan een organisatie die zich bezighield met mensensmokkel, waarbij gebruik werd gemaakt van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en telefoontaps beoordeeld en geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de misdrijven. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, en het in beslag genomen geld is verbeurd verklaard. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van bepaalde pillen bevolen en de teruggave van andere in beslag genomen goederen gelast. De uitspraak is gedaan na meerdere zittingen en op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittinghoudende te Groningen
parketnummer: [nummer]
datum uitspraak: 4 mei 2005
op tegenspraak
raadsman: mr. S.R. Bordewijk
VONNIS
van de rechtbank te Rotterdam, zittinghoudende te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (China) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans preventief gedetineerd in P.I. Noord, HvB "De Blokhuispoort" te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken op de terechtzittingen van 10 september 2004, 3 december 2004, 28 januari 2005, 11 maart 2005, 20 april 2005, 21 april 2005 en 22 april 2005.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, met toepassing van de artikelen 261 lid 3 en 314a Wetboek van Strafvordering: dat
1.
hij in of omstreeks de periode 1 oktober 2003 tot en met 8 juni 2004, in de gemeente Rotterdam en/of (elders) in Nederland in/of in België en/of Portugal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, er een beroep of gewoonte van heeft gemaakt om (telkens) één of meer perso(o)n(en) uit winstbejag behulpzaam te zijn/is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of verblijf in Nederland en/of België en/of Frankrijk en/of enige andere staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen, en/of (telkens) een of meer perso(o)n(en) daartoe uit winstbejag gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen/ heeft (hebben) verschaft, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de toegang van die persoon/personen tot en/of dat verblijf van die persoon/personen in Nederland en/of België en/of Frankrijk en/of enige staat welke gehouden was mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen (telkens) wederrechtelijk was, hierin bestaande dat verdachte tezamen met een of meer mededader(s), althans alleen, ondermeer * Op of omstreeks 10 februari 2004, tezamen en in vereniging met [mededader 1] en/of met een ander of anderen, althans alleen heeft georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefinancierd en/of aanwijzingen heeft gegeven dat 3, althans een aantal (te smokkelen) personen te weten: [naam 1], en/of [naam 2] en/of [naam 3], allen vermoedelijk van de Chinese/Vietnamese nationaliteit, althans buitenlandse nationaliteit, (tegen betaling) (door een of meer van zijn mededader(s)) vanuit Nederland naar België (Antwerpen en/of Brussel) werden vervoerd; en/of
* Op of omstreeks 23 februari 2004, tezamen en in vereniging met [mededader 1] en/of met een ander of anderen, althans alleen heeft georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefinancierd en/of aanwijzingen heeft gegeven dat een aantal (te smokkelen) personen waaronder [naam 4] (ook wel genaamd zus [alias] en/of [alias]), allen van vermoedelijk Chinese nationaliteit, althans buitenlandse nationaliteit, (tegen betaling) (door een of meer van zijn mededader(s)) vanuit Nederland naar België (Antwerpen en/of Brussel) en/of Frankrijk werden vervoerd; en/of
* Op of omstreeks 5 april 2004, tezamen en in vereniging met [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of met een ander of anderen, althans alleen heeft georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefinancierd en/of aanwijzingen heeft gegeven dat een aantal (te smokkelen) personen waaronder een persoon genaamd [naam 5] en/of [naam 6], allen van vermoedelijk Chinese nationaliteit, althans buitenlandse nationaliteit, (tegen betaling) (door een of meer van zijn mededader(s)) vanuit Nederland naar België (Antwerpen en/of Brussel) werden vervoerd;
2.
hij in of omstreeks de periode 15 mei 2004 tot en met 8 juni 2004 in de gemeente Rotterdam en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte toen aldaar tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] wederrechtelijk met geweld en/of onder bedreiging van geweld door middel van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een stok niet toegestaan en/of verhinderd de woning aan de [adres 1] te verlaten en/of in de woning aan de [adres 1] vastgehouden en/of verhinderd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij/zij wilde(n), met het oogmerk om (een) familie(lid/leden) en/of (een) zogenaamde garantsteller(s) (in China) van die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] en/of (een) derde(n) te dwingen een geldbedrag te voldoen namens en/of ten behoeve van die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] aan verdachte en/of verdachtes mededader(s) en of één of meer andere personen en/of aan de (criminele) organisatie waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of één of meer andere personen deel van uitmaken, althans aan verdachte en/of zijn mededaders(s) hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) met voormeld oogmerk die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] vanuit de woning (telefonisch) contact laten opnemen met dat/die familie(lid/leden) en/of die zogenaamde garantsteller(s) en/of (een) derde(n), terwijl die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] - hoorbaar voor die/dat familie(lid/leden) en/of die zogenaamde garantsteller(s) en/of (een) derde(n)- door verdachte en/of die mededader(s) tegen het lichaam werd(en) geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, werd(en) bedreigd;
althans, voorzover voor het voorstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair terzake dat verdachte
in of omstreeks de periode 15 mei 2004 tot en met 8 juni 2004 in de gemeente Rotterdam en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk tot een wederrechtelijke vrijheidsberoving een plaats heeft verschaft, immers was/waren toen aldaar verdachte en/of verdachtes mededader(s) de huurder(s) en/of eigena(a)r(en) van de woning aan de [adres 1] en heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen die woning beschikbaar gesteld aan [mededader 2] en/of [mededader 4] en/of [mededader 3], terwijl in die woning opzettelijk [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] wederrechtelijk van zijn/hun vrijheid werd(en) beroofd en/of beroofd gehouden,
immers werd(en) die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] onder bedreiging van een stok en/of een pistool, althans een op een vuurwapengelijkend voorwerp en/of door tegen het lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen niet toegestaan en/of verhinderd die woning te verlaten en/of in die woning vastgehouden en/of verhinderd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij/zij wilde(n), met het oogmerk bovengenoemd(e) familie(lid) en/of familie en of (een) garantsteller(s) van die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] en/of (een) derde(n) te dwingen enig geldbedrag over te maken aan de aan de (criminele) organisatie waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of één of meer andere personen deel van uitmaken, althans aan verdachte en/of zijn mededaders(s);
3.
hij in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland, in de periode 1 oktober 2003 tot en met 8 juni 2004, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en/of één of meer van de volgende personen:
[mededader 3]. alias [x] en/of
[mededader 5]. alias [x]/alias [x]/alias [x]/ alias [x]/alias [x] en/of
[mededader 1] alias [x]/alias [x]/alias [x]/alias [x]/alias [x] en/of
[mededader 4] alias [x]/alias [x] en/of
[mededader 2] alias [x]/alias [x]
en/of één of meer andere personen;
welke organisatie tot oogmerk had het (telkens) plegen van misdrijven, namelijk (onder meer)
- het (telkens) plegen van mensensmokkel, al dan niet begaan als beroep en/of uit gewoonte en/of tezamen en in vereniging met één of meer anderen, als bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht, en/of
- het (telkens) plegen van gijzeling, als bedoeld in artikel 282a Wetboek van Strafrecht
- het (telkens) plegen van (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 302 en/of 300 Wetboek van Strafrecht
terwijl hij verdachte binnen die organisatie een leidinggevende rol heeft vervuld.
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
Onder feit 1 eerste gedachtebolletje derde regel dient:
"... 3, althans een aantal (te smokkelen) personen te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3], allen vermoedelijk ... "
gewijzigde te worden in:
"... 3, althans een aantal (te smokkelen) personen, waaronder [naam 3], allen vermoedelijk ...".
Deze vordering is door de rechtbank ter terechtzitting, gehoord de verdachte en diens raadsman, toegewezen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld.
De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
ALGEMENE BEWIJSOVERWEGINGEN
Telefoontaps
Met betrekking tot de telefoontaps die de rechtbank tot bewijs heeft gebezigd overweegt de rechtbank als volgt. Tot het bewijs laat de rechtbank slechts tapgesprekken meewerken voorzover op grond van de inhoud van andere bewijsmiddelen de identiteit van tenminste één van de deelnemers aan dat gesprek vaststaat, en voorts de inhoud van het betreffende gesprek uit oogpunt van beantwoording van de bewijsvraag voldoende steun vindt in de inhoud van andere bewijsmiddelen, zodat ervan kan worden uitgegaan dat de als bewijsmiddel te bezigen vertaling in ieder geval de essentie van de inhoud van dat gesprek weergeeft.
Met betrekking tot voornoemde andere bewijsmiddelen heeft de rechtbank onder andere het oog op de stemherkenning, de verschillende observaties door het observatieteam, de in de woningen van de verdachten aangetroffen GSM's en SIM-kaarten, de verklaringen van getuigen en/of (mede)verdachten.
Verdachte heeft subsidiair om nader onderzoek gevraagd ter zake de betrouwbaarheid van de stemherkenning.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet beargumenteerd heeft bestreden dat bepaalde gesprekken op telefoonlijnen waarvan op grond van de in het vonnis na te noemen bewijsmiddelen is komen vast te staan dat deze aan hem toebehoren, door hem zijn gevoerd. Verdachte heeft geen inzicht gegeven in het verdere gebruik van de aan hem op grond de in het vonnis na te noemen bewijsmiddelen toegeschreven telefoonlijnen. Onder deze omstandigheden kan verdachte ter onderbouwing van het verzoek om nader onderzoek met de enkele stelling dat hij geen gesprekken heeft gevoerd naar het oordeel van de rechtbank niet volstaan.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, waarbij de in het vonnis na te noemen bewijsmiddelen in samenhang met de stemherkenning worden beschouwd, van oordeel dat er onvoldoende reden is te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de telefoontaps en in het bijzonder aan de in het dossier vermelde stemherkenning. Derhalve acht de rechtbank het niet noodzakelijk de zich in het dossier bevindende stemherkenning aan een (nader)onderzoek te onderwerpen en hieromtrent een deskundige van bijvoorbeeld het Nederlands Forensisch Instituut te benoemen.
Wederrechtelijk verblijf ex artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank stelt aangaande het in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht genoemde bestanddeel "wederrechtelijk" voorop dat dit bestanddeel blijkens de Memorie van Toelichting ruim uitgelegd dient te worden. De verdachten moeten "weten of ernstige redenen hebben te vermoeden" dat de toegang of het verblijf van de personen wederrechtelijk is.
De rechtbank verstaat voorgaande aldus dat de "wederrechtelijkheid" afgeleid kan worden uit de omstandigheden waaronder de personen zijn vervoerd en begeleid bij hun voornemen naar het Verenigd Koninkrijk te reizen.
De rechtbank acht hierbij de volgende omstandigheden van belang. Uit de zich in het dossier bevindende administraties, telefoontaps en verklaringen van getuigen blijkt dat de personen Eur 5500 moesten betalen voor hun reis naar het Verenigd Koninkrijk. Alvorens af te kunnen reizen naar het Verenigd Koninkrijk werden de personen ondergebracht in zogenaamde "safe-houses" in Nederland en/of België. De personen werden vervolgens per trein via België naar Frankrijk gebracht, alwaar zij probeerden een (illegale) plek te verkrijgen in een vrachtwagen die de overtocht naar het Verenigd Koninkrijk zou maken. Uit het dossier volgt voorts dat tijdens de reizen van de personen door diverse autoriteiten regelmatig werd ingegrepen bij controle van reisdocumenten en/of identiteitsdocumenten. In de aangetroffen administraties staat vermeld welke personen terugkeerden en is opgenomen wanneer zij op een later moment wederom zijn "weggebracht".
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachten wisten of dat zij in ieder geval ernstige redenen hadden te vermoeden dat de personen voor de toegang tot of het verblijf in Nederland of de overige Schengenlanden aan geen nationale of internationale rechtsregel enige titel konden ontlenen.
Betrouwbaarheid verklaringen getuigen
De rechtbank stelt voorop dat de raadsman van verdachte - hoe dan ook - gelegenheid heeft gehad de getuigen met betrekking tot de gijzeling aan de [adres 1], te weten [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], te ondervragen. Weliswaar was de rechter-commissaris in de gegeven situatie de autoriteit om deze ondervragingsmogelijkheid te bieden, doch de officier van justitie heeft aangegeven dat een en ander voor de rechter-commissaris vanwege de korte planningstermijn niet mogelijk was en dat hij er daarom voor heeft gekozen zelf de ondervragings-mogelijkheid aan de raadslieden te bieden.
De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat dit voldoende is geweest. De rechtbank constateert voorts dat het argument dat de ondervraging destijds bij de officier van justitie en niet bij de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden, los staat van de opmerking van de raadsman dat ten tijde van genoemde ondervragingsgelegenheid het dossier nog niet compleet was. Een verhoor door de rechter-commissaris in dat stadium in plaats van de officier van justitie zou deze situatie niet anders hebben doen zijn. Het gegeven dat het dossier ten tijde van het verhoor nog niet compleet was leidt er naar het oordeel van de rechtbank evenmin toe dat dit een zinvolle ondervraging in de weg heeft gestaan. De rechtbank overweegt hierbij dat van begin af aan duidelijk is geweest dat de getuigen verklaringen hebben afgelegd omtrent het verblijf in de woning aan de [adres 1]. In het verwijt ten aanzien van verdachte ter zake is ook na de latere dossiervorming geen wijziging gekomen.
De rechtbank is met betrekking tot de verklaringen van voornoemde getuigen van oordeel dat deze verklaringen vanaf het begin, dus vanaf het moment dat zij in de woning aan de [adres 1] zijn aangetroffen, op essentiële onderdelen met elkaar overeenstemmen. De verklaringen vinden voorts steun in de relatering van de verbalisanten omtrent de door hen aangetroffen situatie in de woning en de omstandigheden waaronder de getuigen door hen zijn aangetroffen. Daarnaast worden de verklaringen van de getuigen ondersteund door de in de woning aangetroffen voorwerpen die zij in hun verklaringen hebben genoemd en de blauwe plekken die bij één van de getuigen zijn geconstateerd. Eveneens vinden de verklaringen steun in de verklaringen van de getuige [getuige 4] omtrent zijn kennis van de situatie in de woning aan de [adres 1].
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat er onvoldoende reden is te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door de getuigen afgelegde verklaringen en acht nader onderzoek derhalve niet noodzakelijk.
NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN
Feit 1
De rechtbank baseert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het in het eerste tenlastegelegde feit genoemde transport op 10 februari 2004 op de navolgende bewijsmiddelen:
- de telefoongesprekken op 10 februari 2004 tussen verdachte [mededader 4] met telefoonnummer [nr 1] en medeverdachte [mededader 1] met telefoonnummer [nr 2];
- de herkenning van de stem van verdachte bij deze gesprekken, het aantreffen van het telefoonnummer [nr 1] in het telefoonboek van de telefoon van de vriendin van verdachte, de verklaring van de vriendin van verdachte dat ze genoemd telefoonnummer belde als verdachte in Portugal was en de verklaring van medeverdachte [mededader 5] dat verdachte werd bereikt op nummer [nr 1], waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat voornoemd nummer bij verdachte [mededader 4] in gebruik is;
- de herkenning van de stem van medeverdachte [mededader 1] bij deze gesprekken, de observaties door het observatieteam op 13 februari 2004 en de zich in het dossier bevindende zendmastgegevens met betrekking tot het telefoonnummer [nr 2], waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat dit nummer bij medeverdachte [mededader 1] in gebruik is;
- de verklaringen van getuige [getuige 4];
- de aangetroffen administraties in de [adres 2] en de [adres 3].
De rechtbank is ten aanzien van het in het eerste tenlastegelegde feit genoemde transport op
23 februari 2004 van oordeel dat er onvoldoende concreet bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij dit transport. De verdachte dient hiervan dan ook vrijgesproken te worden.
De rechtbank baseert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het in het eerste tenlastegelegde feit genoemde transport op 5 april 2004 op de navolgende bewijsmiddelen:
- de telefoongesprekken op 3 april 2004, 4 april 2004 en 5 april 2004 tussen verdachte [mededader 4] met telefoonnummer [nr 1] en medeverdachte [mededader 1] met telefoonnummer [nr 3];
- de herkenning van de stem van verdachte bij deze gesprekken, het aantreffen van het telefoonnummer [nr 1] in het telefoonboek van de telefoon van de vriendin van verdachte, de verklaring van de vriendin van verdachte dat ze genoemd telefoonnummer belde als verdachte in Portugal was en de verklaring van medeverdachte [mededader 5] dat verdachte werd bereikt op nummer [nr 1], waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat voornoemd nummer bij verdachte [mededader 4] in gebruik is;
- de herkenning van de stem van medeverdachte [mededader 1] bij deze gesprekken en de observaties door het observatieteam op 30 maart 2004 en 8 april 2004, waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat nummer [nr 3] bij medeverdachte [mededader 1] in gebruik is;
- de observaties door het observatieteam op 5 april 2004;
- de verklaringen van getuige [getuige 4];
- de aangetroffen administraties in de [adres 2] en de [adres 3].
Feit 2
De rechtbank baseert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het tweede tenlastegelegde feit op de navolgende bewijsmiddelen:
- de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3];
- de relatering van de verbalisanten met betrekking tot de binnentreding in de woning aan de [adres 1];
- de relatering van de verbalisanten met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen in de woning aan de [adres 1];
- verklaring van getuige [getuige 4];
- het telefoongesprek op 28 mei 2005 tussen verdachte [mededader 4] met telefoonnummer [nr 4] en medeverdachte [mededader 1] met telefoonnummer [nr 3];
- het telefoongesprek op 4 juni 2004 tussen verdachte [mededader 4] met telefoonnummer [nr 4] en medeverdachte [mededader 2] met telefoonnummer [nr 5];
- de herkenning van de stem van verdachte [mededader 4], de inbeslagname van een GSM aan de [adres 4] met telefoonnummer [nr 4], de verklaring van [mededader 5] en de verklaring van de vriendin van verdachte, waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat voornoemd nummer bij verdachte [mededader 4] in gebruik is;
- de herkenning van de stem van medeverdachte [mededader 1] bij het gesprek, de observaties door het observatieteam op 30 maart 2004 en 8 april 2004, waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat nummer [nr 3] bij medeverdachte [mededader 1] in gebruik is;
- de herkenning van de stem van medeverdachte [mededader 2] bij het gesprek, het aantreffen van een telefoontoestel met telefoonnummer [nr 5] in de woning aan de [adres 1], waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat telefoonnummer [nr 5] in gebruik is bij medeverdachte [mededader 2].
Feit 3
De rechtbank baseert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het derde tenlastegelegde feit op de navolgende bewijsmiddelen:
- de administraties aangetroffen aan de [adres 2], de [adres 4] en de [adres 5];
- meerdere telefoongesprekken tussen verdachte en diens medeverdachten omtrent het bedrijf en voornoemde administraties;
- de aangetroffen GSM's en SIM-kaarten aan de [adres 4], de [adres 2] en de [adres 1];
- de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3];
- de verklaringen van getuige [getuige 4];
- de verklaringen van medeverdachte [mededader 5].
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 1 oktober 2003 tot en met 8 juni 2004, in de gemeente Rotterdam en (elders) in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen, er een gewoonte van heeft gemaakt perso(o)n(en) uit winstbejag behulpzaam te zijn bij het verblijf in Nederland of België of Frankrijk, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de toegang van die persoon/personen tot en/of dat verblijf van die persoon/personen in Nederland en/of België en/of Frankrijk wederrechtelijk was, hierin bestaande dat verdachte tezamen met een of meer mededader(s), ondermeer
* Op 10 februari 2004, tezamen en in vereniging met [mededader 1] en/of met een ander of anderen, heeft georganiseerd en gecoördineerd en gefinancierd en aanwijzingen heeft gegeven dat 3, te smokkelen personen, waaronder [naam 3], allen vermoedelijk van de Chinese/Vietnamese nationaliteit, tegen betaling vanuit Nederland naar België (Antwerpen en/of Brussel) werden vervoerd; en
* Op 5 april 2004, tezamen en in vereniging met [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3] en/of met een ander of anderen, heeft georganiseerd en gecoördineerd en gefinancierd en aanwijzingen heeft gegeven dat een aantal te smokkelen personen waaronder een persoon genaamd [naam 5] en [naam 6], allen van vermoedelijk Chinese nationaliteit, tegen betaling vanuit Nederland naar België (Antwerpen en/of Brussel) werden vervoerd;
2.
hij in de periode 15 mei 2004 tot en met 8 juni 2004 in de gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam 7] en [naam 8] en [naam 9], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft verdachte toen aldaar tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] wederrechtelijk met geweld en/of onder bedreiging van geweld door middel van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en een stok niet toegestaan de woning aan de [adres 1] te verlaten,
met het oogmerk om (een) familie(lid/leden) en/of (een) zogenaamde garantsteller(s) in China van die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] te dwingen een geldbedrag te voldoen ten behoeve van die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] aan verdachte en/of verdachtes mededader(s) en of één of meer andere personen en/of aan de (criminele) organisatie waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of één of meer andere personen deel van uitmaken,
hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) met voormeld oogmerk die [naam 7] en die [naam 8] en die [naam 9] vanuit de woning telefonisch contact laten opnemen met dat/die familie(lid/leden) en/of die zogenaamde garantsteller(s) en/of (een) derde(n), terwijl die [naam 7] en/of die [naam 8] en/of die [naam 9] - hoorbaar voor die/dat familie(lid/leden) en/of die zogenaamde garantsteller(s) en/of (een) derde(n)- door verdachte en/of die mededader(s) tegen het lichaam werd(en) geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, werd(en) bedreigd;
3.
hij in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland, in de periode 1 oktober 2003 tot en met 8 juni 2004, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en de volgende personen:
[mededader 3]. alias [x] en
[mededader 5]. alias [x]/alias [x]/alias [x]/ alias [x]/alias [x]ng en
[mededader 1] alias [x]/alias [x]/alias [x]/alias [x]/alias [x] en
[mededader 4] alias [x]/alias [x] en
[mededader 2] alias [x]/alias [x]
en/of één of meer andere personen;
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van mensensmokkel, al dan niet begaan uit gewoonte en/of tezamen en in vereniging met één of meer anderen, als bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht
terwijl verdachte binnen die organisatie een leidinggevende rol heeft vervuld.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
KWALIFICATIE
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
1. Uit gewoonte tezamen en in vereniging met anderen een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijf in Nederland en enige andere staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd;
2. Medeplegen van gijzeling, meermalen gepleegd;
3. Leiding geven aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
MOTIVERING STRAF
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie;
b) - de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 10 september 2004, 3 december 2004, 28 januari 2005, 11 maart 2005, 20 april 2005, 21 april 2005 en 22 april 2005;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d.
27 augustus 2004. Hieruit blijkt niet dat verdachte eerder ter zake van enig strafbaar feit is veroordeeld.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ernstige strafbare feiten. Hij heeft gedurende een langere periode leiding gegeven aan een organisatie die zich in georganiseerd verband en op grote schaal bezig hield met mensensmokkel, waardoor het vreemdelingenbeleid van de Nederlandse overheid in aanmerkelijke mate is ondermijnd.
De behandeling van de te smokkelen mensen dient als mensonwaardig beschouwd te worden. Zij werden tegen betaling van hoge bedragen gedurende langere of kortere perioden ondergebracht in zogenaamde "safe-houses" in afwachting van hun onzekere transport naar met name het Verenigd Koninkrijk. Uit het dossier volgt dat verdachte en zijn medeverdachten enkel oog hebben gehad voor hun eigen financiële gewin. Daarbij zijn de belangen van de gesmokkelden veronachtzaamd. Door de organisatie werd het gebruik van geweld en bedreiging met geweld niet geschuwd en de organisatie heeft niet geschroomd meerdere personen van hun vrijheid te beroven teneinde het geld dat zij de organisatie verschuldigd waren te verkrijgen. Verdachte heeft binnen deze organisatie een bepalende en essentiële rol gespeeld.
Anderzijds heeft de rechtbank meegewogen dat de gesmokkelde personen op het onderwerpelijke traject over land doorgaans per trein vervoerd werden, hetgeen niet als (extra) gevaarzettend dient te worden aangemerkt. Daarnaast volgt uit de justitiële documentatie niet dat verdachte zich in het verleden eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat, mede gelet op de aard, de ernst en de onderlinge verbondenheid van de feiten, de na te noemen - kortere dan door de officier van justitie gevorderde - onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd.
VERBEURDVERKLARING
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geld vermeld onder E.01.04, te weten 5 biljetten van ? 500, 23 biljetten van ? 50, 2 biljetten van ? 10 en 2 biljetten van ? 5, moet worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat het inbeslaggenomen geld geheel of ten dele uit voornoemde misdrijven zijn verkregen, dan wel dat voornoemde misdrijven met behulp van het geld zijn gepleegd.
ONTTREKKING AAN HET VERKEER
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen pillen vermeld onder A.06.01.01.001 en A.01.01.02 moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
TERUGGAVE
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte inbeslaggenomene aan hem kan worden teruggegeven behoudens de inbeslaggenomen pillen vermeld onder A.06.01.01.001 en A.01.01.02 en het inbeslaggenomen geld vermeld onder E.01.04.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 140, 197a en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
Het onder veroordeelde inbeslaggenomen geld vermeld onder E.01.04, te weten 5 biljetten van ? 500, 23 biljetten van ? 50, 2 biljetten van ? 10 en 2 biljetten van ? 5.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
De onder veroordeelde inbeslaggenomen pillen vermeld onder A.06.01.01.001 en A.01.01.02.
Gelast de teruggave van:
Het onder veroordeelde inbeslaggenomene behoudens de inbeslaggenomen pillen vermeld onder A.06.01.01.001 en A.01.01.02 en het inbeslaggenomen geld vermeld onder E.01.04.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J. Dolfing, voorzitter, J.A.A.M. van Veen en J.Y.B. Jansen, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2005.