ECLI:NL:RBGRO:2005:AT2851
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- T. Duursma
- K.R. Bosker
- R. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling vaderschap van een minderjarige geboren uit een relatie tussen een Nederlandse man en een buitenlandse vrouw
In deze zaak verzoekt een vrouw de rechtbank om de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van haar minderjarige kind P, geboren uit haar relatie met een man die de Nederlandse nationaliteit bezit. De vrouw, die zelf in Angola is geboren en wiens nationaliteit onbekend is, heeft het kind erkend, maar door een wetswijziging in de Rijkswet op het Nederlanderschap, die op 1 april 2003 in werking is getreden, verkrijgt het kind niet automatisch de Nederlandse nationaliteit bij erkenning na de geboorte. De vrouw en de man hebben samen twee kinderen, die beiden door de man zijn erkend, en zij oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. De vrouw stelt dat het in het belang van het kind is dat hij de Nederlandse nationaliteit verkrijgt, en dat een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap noodzakelijk is om dit te realiseren.
De rechtbank overweegt dat het beletsel van artikel 1:207 lid 2 sub a BW, dat stelt dat geen gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan plaatsvinden als het kind al twee ouders heeft, niet van toepassing is in deze situatie. De man die het vaderschap wordt verzocht, is dezelfde man die het kind heeft erkend, waardoor er geen familierechtelijke band met meer dan twee ouders ontstaat. De rechtbank benadrukt het belang van zekerheid omtrent de afstamming van het kind en de risico's van een status als illegale vreemdeling. De rechtbank besluit dat DNA-onderzoek noodzakelijk is om vast te stellen of de man de biologische vader van het kind is. De kosten van dit onderzoek worden voorlopig door de staat voorgeschoten, aangezien de vrouw op basis van een toevoeging procedeert.
De rechtbank houdt de beslissing aan totdat het resultaat van het DNA-onderzoek bekend is. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de vrouw een onbekende nationaliteit heeft en de man de Nederlandse nationaliteit bezit. De rechtbank bevestigt dat zij rechtsmacht heeft op basis van de verblijfplaats van de vrouw in Nederland en dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek.