ECLI:NL:RBGRO:2004:AS4787

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
9 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
74684/FA RK 04-1789
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptieverzoek buitenlandse kinderen als beschermingsmaatregel met afwijking van wettelijke bepalingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 9 november 2004 uitspraak gedaan over een adoptieverzoek van twee minderjarige tweelingzusjes uit Mongolië door hun pleegouders. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben op 4 oktober 2004 een verzoekschrift ingediend waarin zij vroegen om de adoptie van de kinderen en om te bepalen dat de kinderen de geslachtsnaam van de verzoekers zouden krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in een zorgelijke situatie verkeerden, waarbij hun biologische ouders niet in staat waren om voor hen te zorgen. De kinderen zijn in 2000 in Nederland geplaatst in het pleeggezin van de verzoekers, waar zij zich goed hebben ontwikkeld en zich veilig voelen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de biologische ouders schriftelijk hebben verklaard dat zij de kinderen voor adoptie afstaan aan de verzoekers.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat de geschreven norm in dit geval geen rechtsplicht meer vormt. Ondanks het ontbreken van de vereiste beginseltoestemming en de overschrijding van de maximumleeftijd van de verzoekers, heeft de rechtbank geoordeeld dat de omstandigheden zodanig zijn dat de adoptie in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de kinderen geen relevante binding meer hebben met hun geboorteland en dat de pleegouders de juiste zorg en opvoeding kunnen bieden. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en bepaald dat de kinderen de achternaam van de verzoekers zullen dragen, waarbij de biologische ouders met deze naamswijziging hebben ingestemd. De beslissing is genomen met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van de zaak en de noodzaak om de kinderen een veilige en stabiele omgeving te bieden.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
SECTOR CIVIELRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
Reg.nr.: 74684 /FA RK 04-1789
Datum uitspraak: 9 november 2004
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
1. en 2.
verzoekers,
procureur mr. D. Boon,
advocaat mr. M. Koomen.
PROCESVERLOOP
Op 4 oktober 2004 hebben verzoekers ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift met bijlagen ingediend, waarin zij vragen:
1. de adoptie door verzoekers uit te spreken van de minderjarige
dochters van ,
2. te bepalen dat de geslachtsnaam van de minderjarigen na de adoptie zal zijn.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 november 2004 ter zitting met gesloten deuren, in aanwezigheid van verzoekers, de raadsman, namens de Raad voor de Kinderbescherming en de stichting Nidos
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Feiten
Op grond van de thans aanwezige gegevens staat het volgende vast.
De beide kinderenzijn op 28 december 1995 te Ulaanbataar (Mongolië) geboren tweelingzusjes. Zij, hun ouders en tevens wonend aldaar) en hun door meningitis geestelijk en lichamelijk gehandicapte broer die is geboren in oktober 1988, zijn op verschillende tijdstippen naar Nederland gekomen: de vader in 1997 (verblijfplaats azc Kollum), de kinderen in september 1999 (zij voegden zich bij hun vader) en de moeder in maart 2000.
Vanwege de zorgelijke situatie van de kinderen -vader verwaarloosde zijn vaderrol, dronk en was agressief, de kinderen werden slecht verzorgd en gingen amper naar school- zijn beide zusjes ingaande 3 februari 2000 via een voorlopige ondertoezichtstelling geplaatst in het gezin van verzoekers. Op 15 maart 2000 is de definitieve ondertoezichtstelling uitgesproken.
Vanaf mei 2000 kreeg moeder contact met de Stichting Nidos. Vader verbleef van juni 2000 tot september 2000 in een Huis van Bewaring. Na onderzoek bleek dat ervan kon worden uitgegaan dat de ouders met elkaar verder wilden en voldoende opvoedingscapaciteiten hadden; er werd een omgangsregeling opgestart tussen de ouders en de kinderen.
In maart 2001 bleek dat vader en de kinderen uitgeprocedeerd waren. Op 14 maart 2001 is de ondertoezichtstelling met een jaar verlengd.
Op 9 augustus 2001 is het gezin herenigd in het azc te Ten Boer; vanaf dat moment bleef het pleeggezin in de weekends en vakanties een actief logeeradres. Op 15 maart 2002 is de ondertoezichtstelling beëindigd.
In juni 2002 is het gezin teruggegaan naar Mongolië.
Op 1 januari 2003 verscheen de moeder met de tweeling weer in Nederland, bracht de kinderen bij verzoekers en vertrok na enkele uren met onbekende bestemming. Zij verklaarde dat het met de kinderen in Mongolië niet goed ging. De ouders hadden relatieproblemen, de man dronk bovenmatig en sloeg zijn vrouw en de gehandicapte broer.De tweeling was niet te hanteren en reageerde tegendraads; daarnaast uitte een van de tweeling doodswensen. De moeder heeft aan verzoekers gevraagd de tweeling verder op te voeden. Twee weken nadien is zij afscheid komen nemen.
Via het AMK is bewerkstelligd dat de Raad voor de Kinderbescherming vervolgens een onderzoek heeft ingesteld naar de nieuwe situatie. De Stichting Nidos is op 24 april 2003 belast met de tijdelijke voogdij.
De tweeling heeft vanaf januari 2003 in het pleeggezin van verzoekers verbleven. Zij hebben de status van asielzoekster en hebben de Mongoolse nationaliteit.
Stichting Nidos meldt in een rapport d.d. oktober 2004 onder meer dat de kinderen nog steeds in het pleeggezin van verzoekers verblijven, daar volledig zijn ingegroeid en het als hun thuis beschouwen. Zij geven blijk zich veilig en gekoesterd te voelen en ontwikkelen zich uitstekend. De periode juni 2002 tot januari 2003 in Mongolië is voor hen erg zwaar geweest; daarbij bleek dat ze nog maar heel weinig binding hadden met hun geboorteland en met hun ouders, en vooral hun pleegouders erg misten. De kinderen weigerden Mongools te leren en pasten zich na terugkeer in Nederland razendsnel aan. Verzoekers delen mee dat het was alsof de kinderen weer thuiskwamen in het pleeggezin.
Zij hebben nu nog enige verlatingsangst en willen weten waar elk van hun pleegouders is als die niet thuis is, anders worden ze angstig en raken ze in paniek.
Verzoekers zijn ervaren pleegouders, met vele jaren ervaring in het opvangen van pleegkinderen met meervoudige en/of zware problemen. Tot hun gezin behoren thans ook nog andere pleegkinderen.
Stichting Nidos staat achter het adoptieverzoek om een zestal redenen, waaruit blijkt dat het perspectief van de tweeling bij dit gezin ligt en voldoende ruimte bestaat jegens de biologische ouders.
Die redenen zijn:
- ouders laten zien niet voor deze kinderen te kunnen/willen zorgen,
- kinderen geven voorkeur aan verblijf bij pleegouders (blijkt uit gedrag),
- pleegouders zijn bekend met de kinderen,
- pleegouders zijn geschikt en maken een goede indruk op de voogd,
- pleegouders staan open voor de biologische ouders en de afkomst van de kinderen,
- voor de ontwikkeling van deze kinderen is duidelijkheid en veiligheid van belang: adoptie biedt deze duidelijkheid en veiligheid.
Beide ouders hebben blijkens schriftelijke verklaringen, verklaard dat zij de tweeling voor adoptie afstaan aan verzoekers en ermee instemmen dat zij de achternaam zullen krijgen. Ook verzoekers hebben gezamenlijk verklaard dat de minderjarigen de geslachtsnaam zullen hebben.
De tweeling staat sinds 10 juni 2003 ingeschreven op het adres van verzoekers.
Op 30 september 2004 hebben verzoekers op daartoe aangevoerde gronden de rechtbank verzocht de adoptie van beide kinderen uit te spreken en te bepalen dat zij de geslachtsnaam zullen dragen.
2. Beoordeling van het verzoek
Op grond van vorenstaande feiten en het toepasselijke (internationale) recht is de Nederlandse rechter en in casu de rechtbank Groningen bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het adoptieverzoek.
De rechtbank stelt vast dat niemand het verzoek tegenspreekt. Integendeel, het verzoek wordt ondersteund door de Stichting Nidos en de Raad voor de Kinderbescherming, en ook voor de rechtbank staat vast dat de kinderen bij verzoekers, bijzonder kundige pleegouders, goed op hun plaats zijn, dat hun belang is gewaarborgd en dat zij goed zullen worden verzorgd en opgevoed.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting verder doen verklaren een (nader) Raadsonderzoek in deze zaak niet nodig te achten. Daaraan is toegevoegd dat veiligstellen van deze plek voor beide kinderen alleen via adoptie gerealiseerd kan worden.
Stichting Nidos zou de voogdij hebben willen overdragen ware het niet dat dit bij tijdelijke voogdij als waarvan in casu sprake is, niet mogelijk is.
Bij haar toetsing van het verzoek aan de terzake geldende bij en krachtens de wet gestelde bepalingen gaat de rechtbank er voorts van uit:
-dat het hier niet gaat om een adoptie van buitenlandse kinderen zoals deze doorgaans plaatsvindt,
in welk geval het belang van de kinderen een specifieke voorbereidingsprocedure vergt, maar om
adoptie als beschermingsmaatregel voor beide kinderen, door verzoekers die eerder al geruime
tijd pleegouders zijn geweest en specifieke vaardigheden hebben in de opvang van kinderen. Verzoekers zijn ook niet vanuit een adoptieverzoek met de kinderen in contact gekomen maar zij hebben vanuit een andere hoedanigheid vastgesteld dat adoptie onder de gegeven omstandigheden in het belang van deze kinderen is te achten en voor hen een waarborg is voor verdere evenwichtige opvoeding en verzorging, bescherming en veiligheid;
-dat niet is gebleken van enig voor de kinderen relevant perspectief in hun land van herkomst noch
van binding met dat land en de taal van dat land;
-dat op het moment waarop beide kinderen meerderjarig zullen worden, verzoekers de leeftijd van
67 resp. 62 jaar zullen hebben bereikt;
-dat het verzoek niet overhaast is gedaan, zodat ervan mag worden uitgegaan dat zeker is dat de
kinderen op hun plek zijn en erop mag worden gerekend dat verzoekers de verzorging en opvoeding
van deze kinderen tot hun meerderjarigheid zullen aankunnen.
Aan de in Boek 1, titel 12 van het BW gestelde voorwaarden is voldaan. Hoewel de adoptie als beschermingsmaatregel wordt verzocht, dient de rechtbank, nu het verzoek buitenlandse kinderen betreft, ook te toetsen aan de bepalingen opgenomen in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Daaraan is niet ten volle voldaan; er is geen beginseltoestemming (gevraagd) en de leeftijd van verzoekers overschrijdt de gestelde maximum leeftijd.
De kinderen voldoen wèl aan de gestelde leeftijdseisen. Weliswaar waren de beide kinderen al ouder dan 6 jaar toen zij weer in Nederland terugkeerden, maar er zijn goede redenen om in dit geval uit te gaan van hun leeftijd toen zij voor het eerst in Nederland arriveerden, in september 1999 en in 2000 zijn geplaatst in het pleeggezin. Daarna is hun verblijf alhier slechts onderbroken door een mislukte kortdurende terugkeer naar Mongolië, met welk land zij geen relevante binding meer bleken te hebben.
Nu het met de procedure inzake beginseltoestemming gediende belang, in het bijzonder het belang van te adopteren buitenlandse kinderen, in dit bijzondere geval op andere wijze wordt gediend en verzekerd is, zal de rechtbank in het voetspoor van de Raad voor de Kinderbescherming vaststellen dat datgene wat de procedure inzake een beginseltoestemming beoogt toe te voegen aan de regels in het Burgerlijk Wetboek gesteld voor adoptie, in dit geval al is en wordt bereikt langs andere weg, nu het gaat om pleegouders die zich goed op de kinderen en hun eigen achtergrond instellen en open staan voor de biologische ouders en de bijzondere aspecten samenhangend met de afkomst van de kinderen.
De rechtbank is van oordeel dat zich omstandigheden kunnen voordoen waarin het belang van de kinderen bij afwijking van wettelijke bepalingen als in casu zo groot is -en hun in het internationale recht gegarandeerde bescherming zo pregnant op de voorgrond staat- dat, al zou het uiteraard de voorkeur verdienen dat de wetgever zelf voor bijzondere gevallen ruimte schept, de geschreven norm geen rechtsplicht meer vormt.
De rechtbank voegt daaraan nog toe dat uit de wet niet blijkt dat bij overtreding van bepalingen, in geval het belang van de kinderen dat duidelijk vergt, dit er toe zal kunnen en mogen leiden dat de adoptie zelf zou kunnen worden aangetast.
Bovendien stelt de rechtbank vast dat in geval van adoptie van een buitenlands kind zwaardere leeftijdseisen worden gesteld dan in geval van andere vormen van adoptie, bijvoorbeeld bij stiefouderadoptie, hetgeen in elk geval in een casus als de onderhavige het leeftijdsaspect nog verder relativeert.
Terzake van toetsing aan de Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie volstaat de rechtbank met de vaststelling dat het hier gaat om (niet meer dan) richtlijnen, waaraan een afwijkingsbevoegdheid in geval van zwaarwegende belangen inherent is te achten.
De rechtbank zal, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook het verzoek kunnen toewijzen en daartoe overgaan.
Ook het verzoek te bepalen dat de kinderen voortaan de achternaam Hiehle zullen dragen is voor toewijzing vatbaar. Daarbij geldt dat de biologische ouders met deze naamswijziging uitdrukkelijk hebben ingestemd en dat ook uit cultureel oogpunt bezien de binding van de kinderen aan Nederland zozeer voorop staat dat dit ook in de naam tot uiting mag komen. Van hun biologische ouders hebben de kinderen niets meer te verwachten. Aan statusvoorlichting zullen verzoekers gepaste aandacht besteden.
BESLISSING
spreekt uit de adoptie van door verzoekers, die door de naamskeuze en de adoptie thans de geslachtsnaam draagt, zodat zij voortaan zal zijn genaamd;
spreekt uit de adoptie van door verzoekers, die door de naamskeuze en de adoptie thans de geslachtsnaam draagt, zodat zij voortaan zal zijn genaamd.
Aldus gegeven door mrs. D.A. Flinterman, voorzitter, T. Duursma en K.R. Bosker en door eerstgenoemde, in bijzijn van de griffier, uitgesproken, ter openbare zitting van 9 november 2004.