ECLI:NL:RBGRO:2004:AS2353
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.A. Flinterman
- T. Duursma
- K.R. Bosker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en verkrijging van het Nederlanderschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 30 november 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een man ten aanzien van zijn minderjarige kind, met als doel dat het kind het Nederlanderschap zou verkrijgen. De verzoekers, de man en de vrouw, zijn de ouders van het kind en hebben op 16 september 2004 een verzoekschrift ingediend. De man heeft zowel de Syrische als de Nederlandse nationaliteit, terwijl de vrouw alleen de Syrische nationaliteit heeft. De vrouw heeft van rechtswege het gezag over het kind, dat op hetzelfde adres woont als de verzoekers. De man heeft het kind erkend, maar de erkenning is onderworpen aan Syrisch recht.
De verzoekers stelden dat de man pas op 9 oktober 2003 het kind heeft kunnen erkennen, nadat de vrouw een verklaring uit Syrië had overgelegd dat zij ongehuwd was. Ze voerden aan dat het kind, door de erkenning, niet de Nederlandse nationaliteit had verkregen en dat het kind stateloos was. De verzoekers betoogden dat het niet kunnen verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit een inbreuk vormde op het recht op familieleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank oordeelde dat het kind, gelet op de Syrische wet, de Syrische nationaliteit heeft en dus niet stateloos is. De rechtbank concludeerde dat op basis van artikel 6 van de Wet conflictenrecht afstamming (WCA) het Syrische recht bepalend is voor de vaststelling van het vaderschap. Aangezien de man het kind naar Syrisch recht kan erkennen en zijn vaderschap kan laten vaststellen, was er geen reden om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank wees het verzoek af, omdat toewijzing niet zou leiden tot het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit voor het kind. De partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.