ECLI:NL:RBGRO:2004:AR4178
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.H. Heeg
- J. Poortinga
- Rechtspraak.nl
Effectenlease-overeenkomst als huurkoop: Bevoegdheid van de sector kanton
In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 6 oktober 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dexia Bank Nederland en [V.] over de kwalificatie van een effectenlease-overeenkomst, genaamd WinstVerDriedubbelaar. Dexia, als eiseres, vorderde betaling van een bedrag van € 12.218,56, vermeerderd met rente, terwijl [V.] de exceptie van onbevoegdheid opwierp en verzocht om verwijzing naar de sector kanton. De rechtbank oordeelde dat de effectenlease-overeenkomst moet worden aangemerkt als een huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7A:1576h BW. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat de overeenkomst voldoet aan de kenmerken van huurkoop, waaronder de betaling in termijnen en de opschortende voorwaarde voor eigendomsoverdracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigendom van de effecten op [V.] overgaat zodra hij aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. Dit betekent dat de aflevering van de effecten reeds heeft plaatsgevonden door de bijschrijving in de administratie van Dexia. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de overeenkomst niet kan worden gekwalificeerd als een koop op afbetaling, zoals Dexia betoogde, omdat de wezenlijke kenmerken van een koop op afbetaling niet aanwezig zijn. De rechtbank heeft de sector civiel onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de sector kanton, waar het geschil verder behandeld zal worden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de kwalificatie van effectenlease-overeenkomsten zorgvuldig te beoordelen, vooral in het licht van de juridische bepalingen omtrent huurkoop en de specifieke kenmerken van effecten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat partijen niet verplicht zijn om bij procureur te verschijnen in de vervolgprocedure, wat hen de mogelijkheid biedt om de procedure in persoon of bij gemachtigde voort te zetten.