ECLI:NL:RBGRO:2004:AP8668

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
30 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/521 BESLU VEN en AWB 04/522 BESLU VEN
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verkeersbesluiten van de gemeente Groningen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen op 30 juni 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen verschillende verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De verzoekers, waaronder diverse bedrijven en een particulier, hadden bezwaar gemaakt tegen verkeersbesluiten van de gemeente Groningen, die op 14 maart 2003 waren genomen. Deze besluiten betroffen het aanbrengen van een knip in de Ulgersmaweg ter hoogte van de Korrebrug, wat leidde tot een geslotenverklaring voor gemotoriseerd verkeer. De verzoekers stelden dat zij als belanghebbenden moesten worden aangemerkt en dat het besluit hen onevenredig benadeelde.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 29 juni 2004. De rechter oordeelde dat de verzoekers geen zodanig bijzonder belang hadden dat zij zich in betekenende mate onderscheiden van andere weggebruikers. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente voorafgaand aan het bestreden besluit een hoorzitting had gehouden en dat er een advies was uitgebracht waarin de belangen van de verzoekers waren onderzocht. Op basis van dit advies concludeerde de voorzieningenrechter dat de gemeente op goede gronden het bezwaarschrift van de verzoekers niet-ontvankelijk had verklaard.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbenden in het bestuursrecht en de noodzaak voor verzoekers om hun bijzondere belangen aan te tonen. De rechter heeft de verzoekers erop gewezen dat zij binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep kunnen instellen, met uitzondering van de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
SECTOR BESTUURSRECHT
Reg.nos.:
AWB 04/521 BESLU VEN
AWB 04/522 BESLU VEN
U I T S P R A A K
van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen, als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tevens uitspraak op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, Awb in het geschil tussen:
1. [verzoeker 1] CV, te [plaats 1],
2. Loon- en Grondverzetbedrijf Beving, te Grootegast,
3. Agrarische dienstverlening ROKA, te Groningen,
4. Loon- en grondverzetbedrijf [verzoeker 4], te [plaats 4],
5. Grondverzet en transport [verzoeker 5], te [plaats 5],
6. VOF [verzoeker 6], te [plaats 6],
7. [verzoeker 7], te [plaats 7] en
8. Firma [verzoeker 8], te [plaats 8], verzoekers,
gemachtigde: mr. F.R.H. Kuiper
en
het college van burgemeester en wethouders van Groningen, verweerder,
gemachtigden: mr. J. Groot en J.A. Nijhoff.
1. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 14 mei 2004, kenmerk: DI 04.31245, heeft verweerder het bezwaarschrift van verzoekers tegen zijn verkeersbesluiten van 14 maart 2003, in verband met het aanbrengen van een knip in de Ulgersmaweg ter hoogte van de Korrebrug te Groningen, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit (hierna te noemen: het bestreden besluit) hebben verzoekers bij brief van 18 mei 2004, met bijlagen, beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AWB 04/521 BESLU VEN.
Bij verzoekschrift van 18 mei 2004, met bijlagen, hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht met betrekking tot het bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer AWB 04/522 BESLU VEN.
Verweerder heeft op 25 mei 2004 een verweerschrift ingediend.
Afschriften van de gedingstukken zijn, voor zover niet door hen ingediend, door de griffier aan partijen toegezonden.
Ambsthalve heeft de voorzieningenrechter de stukken inzake AWB 03/1046 BESLU VEN en AWB 04/145 BESLU VEN toegevoegd aan het onderhavige dossier.
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van de voorzieningenrechter op 29 juni 2004. Verzoekers hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, vergezeld van [verzoekers].
Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
2. RECHTSOVERWEGINGEN
2.1. De feiten
Bij besluit van 19 februari 2003 heeft de raad der gemeente Groningen besloten een knip aan te leggen voor gemotoriseerd verkeer op de Ulgersmaweg ter hoogte van de Korrebrug. Als uitvloeisel hiervan heeft verweerder bij besluit van 14 maart 2003 besloten tot het instellen van een geslotenverklaring van de Ulgersmaweg ten westen van de Korrebrug, in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee uitgezonderd bromfietsen, fietsen en brommobielen en van de Berlageweg onmiddellijk ten zuidoosten van de Beijumerweg uitgezonderd lijnbussen, bromfietsen, fietsen en motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/u, door het plaatsen van borden C1 met onderborden en het aanbrengen van een infrastructurele maatregel.
Bij besluit van gelijke datum heeft verweerder besloten dat het in verband met de veiligheid van het verkeer en de geringe breedte van een gedeelte/ gedeelten van de Andelstermaar en de Berlageweg noodzakelijk is te bepalen dat dit gedeelte/deze gedeelten gesloten wordt/worden verklaard in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee, met uitzondering van bussen, taxi's, brommobielen en motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/u.
Tegen deze, op 16 april 2003 gepubliceerde, besluiten hebben verzoekers bij brief van 28 mei 2003 op grond van artikel 7:1, eerste lid, Awb bij verweerder een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 8 september 2003 heeft verweerder het bezwaarschrift van verzoekers, zonder het houden van een hoorzitting, niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bij brief van 15 oktober 2003 beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AWB 03/1046 BESLU VEN.
Bij brief van 16 februari 2004 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer AWB 04/145 BESLU VEN.
Na een op 17 maart 2004 gehouden zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:86 Awb het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en heeft hij bepaald dat verweerder uiterlijk zes weken na verzending van deze uitspraak andermaal een beslissing neemt op het door verzoekers ingediende bezwaarschrift.
Bij het thans bestreden besluit van 14 mei 2004 heeft verweerder het door verzoekers ingediende bezwaarschrift andermaal niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. Beoordeling van het verzoek
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb, kan, voor zover hier van belang, indien tegen een beslissing op bezwaar beroep bij de rechtbank is ingediend, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:86, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter indien hij van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Partijen zijn op de voet van artikel 8:86, tweede lid, Awb bij de uitnodiging voor de zitting op deze bevoegdheid gewezen.
Ingevolge artikel 1:2 Awb wordt onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Het derde lid van artikel 1:2 Awb bepaalt dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Verweerder heeft het bezwaarschrift van verzoekers niet-ontvankelijk verklaard op grond van de overweging dat verzoekers niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Awb.
Verzoekers zijn van mening dat zij met betrekking tot het primaire besluit wel belanghebbend zijn in de zin van artikel 1:2 Awb, hetgeen zij uitvoerig hebben beargumenteerd.
De voorzieningenrechter overweegt dienaangaand als volgt.
Bij uitspraak van 19 maart 2004 is de vorige beslissing op bezwaar van 8 september 2003 vernietigd op grond van de overweging dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de belangen van de individuele verzoekers en er dusdoende onvoldoende basis was voor de door verweerder getrokken conclusie dat verzoekers niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Awb en om die reden af te zien van het horen van verzoekers.
Voorafgaand aan het nemen van het thans bestreden besluit heeft op 22 april 2004 de ambtelijke commissie voor de beroep- en bezwaarschriften een hoorzitting gehouden. Uit het door evengenoemde commissie aan verweerder op 4 mei 2004 uitgebrachte advies blijkt dat thans een onderzoek is verricht naar de specifieke belangen van de individuele verzoekers.
Op basis van het in het advies gestelde is de voorzieningenrechter van oordeel, gelet op de afstand van de locaties van waaruit verzoekers opereren tot de in geding zijnde wegen in combinatie met het aantal malen dat verzoekers van de wegen in kwestie gebruik maken alsmede het aanwezig zijn van een alternatieve route, dat verzoekers geen zodanig bijzonder belang hebben dat zij zich in betekenende mate onderscheiden van willekeurige andere weggebruikers van de wegen in kwestie.
Dit zo zijnde komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat verweerder het bezwaarschrift van verzoekers op goede grond niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat verzoekers niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Awb kunnen worden aangemerkt.
Omdat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak zal de voorzieningenrechter toepassing geven aan artikel 8:86, eerste lid, Awb en het beroep ongegrond verklaren.
Aangezien onmiddellijk uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak, waardoor het bestreden besluit niet langer onderwerp vormt van een door de rechtbank te beslissen geschil, bestaat er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om voorlopige voorziening dient derhalve te worden afgewezen.
4. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter en in het openbaar door hem uitgesproken op 30 juni 2004, in tegenwoordigheid van M.J.'t Hart als griffier.
De griffier, De rechter,
De voorzieningenrechter wijst er op dat belanghebbenden binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak, met uitzondering van de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening, daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA in Den Haag.
Tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: