ECLI:NL:RBGRO:2002:AE1956

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
25 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
57698 / KG ZA 02-101
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Duitemeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na seksueel misbruik en geestelijke mishandeling

In deze zaak heeft eiser, een destijds minderjarige, gedaagde aangeklaagd voor schadevergoeding als gevolg van seksueel misbruik en geestelijke mishandeling die hij heeft ondergaan tussen 29 juli en 13 augustus 1992. Eiser vorderde een voorschot op de schadevergoeding van in totaal EUR 17.536,18, bestaande uit immateriële schade van EUR 10.000,-- en materiële schade van EUR 7.536,18, plus wettelijke rente. De zaak werd behandeld in kort geding, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn procureur, mr. L.H. Poortman - de Boer, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. O.B. Volkerts. Gedaagde verscheen niet ter zitting, maar heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser door het handelen van gedaagde aanzienlijke psychische schade heeft geleden, waarvoor hij lange tijd in therapie is geweest. Eiser heeft conservatoir beslag gelegd op de bezittingen van gedaagde ter verzekering van zijn vordering. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, aangezien hij behoefte heeft aan erkenning van het onrecht dat hem is aangedaan. De rechter concludeerde dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld en dat de schade aan eiser toerekenbaar is aan gedaagde.

De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde voorschot op schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de kosten van de procedure voor gedaagde vastgesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 25 april 2002 door mr. W. Duitemeijer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 57698 / KG ZA 02-101
Datum uitspraak: 25 april 2002
V O N N I S
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
hierna te noemen [eiser],
voorwaardelijke toevoeging Raad voor Rechtsbijstand te Leeuwarden d.d. 6 juni 2001, nr. 5AV1276,
procureur: mr. L.H. Poortman - de Boer,
tegen
[gedaagde],
verblijvend in de P.I. Flevoland te Almere,
gedaagde,
hierna te noemen [gedaagde],
procureur: mr. O.B. Volkerts.
PROCESVERLOOP
[eiser] heeft [gedaagde] doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt er - na vermeerdering van eis - toe [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan [eiser] te vergoeden een voorschot op de schade die hij als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] heeft geleden, te weten een bedrag van EUR 10.000,-- (in verband met de geleden immateriële schade) en een bedrag van EUR 7.536,18 (in verband met de geleden materiële schade), alsmede tot betaling van de wettelijke rente over het gevorderde bedrag van EUR 17.536,18 vanaf de dag van dagvaarding tot het moment van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, waaronder de kosten die gemaakt zijn voor het leggen van het beslag en die gemaakt moeten worden voor de inning van het toegewezen bedrag.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, woensdag 17 april 2002, is [eiser] verschenen, vergezeld van de procureur mr. Poortman - de Boer.
[gedaagde] is niet verschenen en heeft zich doen vertegenwoordigen door de procureur mr. O.B. Volkerts.
[eiser] heeft ter zitting zijn eis vermeerderd en overigens conform de dagvaarding gevorderd, waarbij hij producties in het geding heeft gebracht.
[gedaagde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis en geconcludeerd primair tot weigering van de gevraagde voorziening, subsidiair tot referte.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en zijdens [eiser] is een pleitnota overgelegd.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op 25 april 2002.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Vaststaande feiten:
1.1 Gedurende de periode 29 juli 1992 tot en met 13 augustus 1992 is de destijds minderjarige [eiser] (geboren 17 december 1976) door [gedaagde] seksueel misbruikt en geestelijk mishandeld. [eiser] heeft dientengevolge te kampen met grote psychische problemen. Hiervoor is hij lange tijd in therapie geweest.
1.2 [eiser] heeft door bedoeld handelen van [gedaagde] zowel immateriële als materiële schade geleden. De immateriële schade kan worden begroot op EUR 14.000,--. De materiële schade bedraagt vooralsnog EUR 7.536,81, bestaande uit therapiekosten, advocaatkosten, kosten ter vaststelling van verminderde verdiencapaciteit en extra schoolkosten.
1.3 Als gevolg van de bij verkoop van zijn woning geïncasseerde overwaarde beschikt [gedaagde] over voldoende financiële middelen om het gevorderde voorschot op schadevergoeding te kunnen betalen.
1.4 Ter verzekering van zijn vordering heeft [eiser] ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag doen leggen onder ABN AMRO Bank N.V. en ING Bank N.V.
1.5 [gedaagde] wordt strafrechtelijk vervolgd voor het door hem gemaakte seksueel misbruik. De strafrechter heeft in de betreffende zaak nog geen uitspraak gedaan.
2. Standpunt van [eiser]:
2.1 Door de toentertijd minderjarige [eiser] seksueel te misbruiken en geestelijk te mishandelen heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. Deze onrechtmatige daad is aan de schuld van [gedaagde] te wijten en derhalve aan hem toerekenbaar. Het risico dat hij met zijn handelen [eiser] schade zou berokkenen was [gedaagde] bekend, althans had hem bekend moeten zijn. Dit risico was vermijdbaar. [gedaagde] heeft zijn seksuele lust echter laten prevaleren boven het belang van [eiser]. De mate van toerekeningsvatbaarheid van [gedaagde] in strafrechtelijke zin doet hierbij niet terzake.
2.2 [eiser] heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, aangezien hij grote behoefte heeft aan erkenning van het onrecht dat hem door [gedaagde] is aangedaan. Des te sneller van deze erkenning sprake is, des te sneller [eiser] tot een goede verwerking van dat onrecht kan komen. Een uitspraak van de civiele rechter waarin is bepaald dat [gedaagde] zich onrechtmatig jegens [eiser] heeft gedragen, kan de vereiste erkenning opleveren. Bovendien beschikt [eiser] niet over de financiële middelen die zijn vereist om de vermindering van zijn verdiencapaciteit door een deskundige vast te laten stellen, welke vaststelling op korte termijn dient plaats te hebben.
3. Standpunt van [gedaagde]:
3.1 [eiser] heeft geen, althans onvoldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. De strafrechtelijke procedure verloopt niet trager dan gemiddeld. Voor zover dit wel het geval is, is dat niet aan [gedaagde] te wijten. [gedaagde] is immers op bevel van de strafrechter geobserveerd door de GGz te Eindhoven.
3.2 Indien [gedaagde] in de strafzaak verminderd dan wel niet toerekeningsvatbaar wordt verklaard dan is het de vraag of het gestelde onrechtmatig handelen aan hem kan worden verweten.
3.3 Voor het overige refereert [gedaagde] zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
4. Beoordeling van het geschil:
4.1 De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat toewijzing van de gevraagde voorziening voor [eiser] een erkenning kan opleveren van het leed dat hij door toedoen van [gedaagde] heeft ondergaan en aldus een bijdrage kan leveren aan de verwerking van dat leed. Nu bovendien moet worden aangenomen dat [eiser], zoals onweersproken door hem is aangevoerd, thans niet beschikt over voldoende financiële middelen om een deskundigenonderzoek te laten verrichten naar de vermindering van zijn verdiencapaciteit als gevolg van het misbruik en de mishandeling door [gedaagde], kan van [eiser] redelijkerwijs niet worden gevergd dat hij terzake van het verkrijgen van schadevergoeding de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Derhalve heeft [eiser] spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Dat een mogelijk relatief traag verloop van de strafzaak niet aan [gedaagde] is te wijten - wat daarvan overigens verder ook zij - kan daaraan hoe dan ook niet afdoen.
4.2 Voor het geval dat het misbruik en de mishandeling [gedaagde] als gevolg van een geestelijke tekortkoming niet zouden kunnen worden verweten, geldt dat dit - gelet op het bepaalde in art. 6:165 lid 1 BW - geen beletsel is die gedragingen als een onrechtmatige daad aan [gedaagde] toe te rekenen. Aangezien [gedaagde] zijn stelling terzake overigens niet heeft onderbouwd, dient dan ook te worden aangenomen dat het gestelde onrechtmatig handelen aan hem kan worden toegerekend.
4.3 Daar [gedaagde] zich voor het overige heeft gerefereerd en bijgevolg niets heeft ingebracht tegen hetgeen [eiser] heeft aangevoerd op het punt van de onrechtmatigheid, de omvang van de dientengevolge geleden schade en de hoogte van het verlangde voorschot op schadevergoeding, zal de gevraagde voorziening worden verleend. [gedaagde] dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. veroordeelt [gedaagde] om bij wege van voorschot op schadevergoeding aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 17.536,18 (zegge: zeventienduizend vijfhonderdzesendertig euro en achttien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die van het conservatoire beslag daaronder begrepen, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot en mitsdien te betalen aan de griffie van dit gerecht op € 167,50 aan in debetgestelde griffierechten, € 76,82 aan explootkosten en € 500,-- aan salaris van de procureur;
aan [eiser] € 167,50 aan niet in debetgestelde griffierechten en € 76,82 aan resterende explootkosten;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Duitemeijer, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.
ghb