RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 56730 / KG ZA 02-39
Datum uitspraak: 15 februari 2002
[eiseres],
gevestigd te [adres],
e i s e r e s in conventie,
v e r w e e r s t e r in reconventie,
hierna te noemen [eiseres],
procureur mr. M. Schuring,
[gedaagde],
wonende [adres],
g e d a a g d e in conventie,
e i s e r in reconventie,
hierna te noemen [gedaagde],
procureur mr. H.J. Hoekman.
In conventie en reconventie
[eiseres] heeft [ge[gedaagde] doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren,
1. te verbieden om vóór 12 december 2003 werkzaamheden te verrichten als omschreven in artikel 19 van de arbeidsovereenkomst, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van Euro 3.000,-- voor iedere dag of een gedeelte daarvan, dat [gedaagde] na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het verbod als omschreven in voormeld artikel 19 overtreedt;
2. te gebieden zich te houden aan de verplichting als omschreven in artikel 14 van de arbeidsovereen-komst, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van Euro 250.000,-- in het geval deze verplich-ting niet wordt nagekomen;
3. te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van Euro 1.131,-- te vermeerderen met Euro 226,-- voor elke dag dat [gedaagde] tot aan de zitting in de onderhavige procedure op het adres van de besloten vennootschap Infosite B.V. wordt aangetroffen, een en ander ten titel van voorschot op de verbeurde contractuele boete;
4. te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 12 februari 2002, is namens [eiseres] verschenen haar directrice [S.], vergezeld van mr. Schuring, voornoemd.
[gedaagde] is eveneens verschenen, vergezeld van mr. Hoekman, voornoemd.
[eiseres] heeft - onder overlegging van producties - conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd.
[gedaagde] heeft in conventie verweer gevoerd en geconcludeerd [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar deze te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen, met veroordeling van haar in de kosten van de procedure.
In reconventie heeft [gedaagde] - onder overlegging van producties - voor eis geconcludeerd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen dat [eiseres] geen recht kan doen gelden op het oorspronkelijke concurrentiebeding zoals opgenomen in de oorspronkelijk tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, alles op verbeurte van een dwangsom van Euro 5.000,-- per keer dat [eiseres] zich beroept op het concurrentiebeding, althans de werking van dit beding zal schorsen, voorzover dat nog van kracht zou zijn, totdat daarover in de bodemprocedure zal zijn beslist.
[eiseres] heeft in reconventie verweer gevoerd en geconcludeerd de vordering van [gedaagde] af te wijzen.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
Na een schorsing ter zitting hebben partijen tenslotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op zo mogelijk 15 februari 2002.
In conventie en reconventie
a. [eiseres] exploiteert een onderneming op het gebied van het verlenen van diensten met betrekking tot internet.
b. Op 1 september 2000 hebben [eiseres] als werkgeefster en [gedaagde] als werknemer een arbeidsovereenkomst gesloten waarbij [gedaagde] met ingang van diezelfde datum als verkoper/verkoopleider in dienst van [eiseres] is getreden.
c. In de arbeidsovereenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 3: Aard van de overeenkomst en tussentijdse opzegging
3.1 De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de bepaalde tijd van 6 maanden en eindigt derhalve van rechtswege op 28 februari 2001 zonder dat enige opzegging is vereist.
Werkgever en werknemer hebben de intentie uitgesproken om het contract, bij gebleken geschiktheid, per 1 maart 2001 voort te zetten voor onbepaalde tijd. Tenminste één maand voor het eindigen van dit contract zal met werknemer worden besproken of voortzetting voor onbepaalde tijd tot de mogelijkheden behoort.
........
Artikel 14: Geheimhoudingsplicht
Werknemer is zowel tijdens als na het einde van het dienstverband verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hem in verband met de dienstbetrekking omtrent bedrijfsaangelegenheden bekend is geworden, voor zover hem dat is opgelegd of voor zover hij weet of redelijkerwijs moet weten dat geheimhouding geboden is.
...........
Artikel 19: Concurrentiebeding
19.1 Het is werknemer verboden om zowel gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst als gedurende 2 (twee) jaar na beëindiging daarvan direct of op enigerlei wijze indirect Nederland, hetzij voor, door of met anderen een onderneming te drijven of op enigerlei wijze werkzaam, behulpzaam of betrokken te zijn, hetzij financieel of anderszins belang te hebben bij een bestaande of nog te stichten onderneming die diensten verleent, artikelen fabriceert, verhandelt of exploiteert, soortgelijk of verwant aan die welke verleend, gefabriceerd of geëxploiteerd worden door de werkgever ten tijde van het eindigen van de arbeidsovereenkomst of door een in welke rechtsvorm dan ook tot het bedrijf van de werkgever behorende onderneming (voor zover althans wat laatstgenoemde onderneming betreft, werknemer daarbij tijdelijk of blijvend is te werk gesteld of daarmede door zijn werkkring in aanraking is gekomen.)
d. [gedaagde] heeft voor [eiseres] verkoopwerkzaamheden verricht.
e. De arbeidsovereenkomst is na ommekomst van de zes maanden zonder verdere schriftelijke overeenkomst voor onbepaalde tijd voortgezet.
f. Per 12 december 2001 dan wel per 1 januari 2002 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen beëindigd.
g. Met ingang van 1 januari 2002 is [gedaagde] in dienst getreden bij De Rooij Uitgevers B.V. te Eindhoven, zijnde een adviesburo op multimediagebied. Zijn werkzaamheden bestaan uit het onderhouden van contacten met adverteerders op een van de sites van Website Services B.V.
h. In het kader van zijn dienstverband bij De Rooij Uitgevers B.V. loopt [gedaagde] stage bij Infosite B.V. te Groningen. Dit bedrijf verricht activiteiten in hetzelfde marktsegment als dat van [eiseres].
2. Beoordeling van het geschil
2.1 [gedaagde] heeft allereerst betoogd dat toen de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werd omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, het bij de indiensttreding overeengekomen non-concurrentiebeding opnieuw schriftelijk had moeten worden vastgelegd. Nu dat niet is gebeurd, heeft het non-concurrentiebeding volgens [gedaagde] zijn werking verloren.
De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande het volgende.
Ingevolge artikel 7:668 lid 1 BW wordt een arbeidsovereenkomst, indien zij na het verstrijken van de tijd, bedoeld in artikel 7:667 lid 1 BW, door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet, geacht te zijn aangegaan voor dezelfde tijd, doch telkens ten hoogste voor een jaar, en op de vroegere voorwaarden.
De in artikel 7:667 lid 1 bedoelde tijd is de "bij overeenkomst of reglement, bij de wet of door het gebruik aangegeven" duur van een zekere arbeidsovereenkomst.
De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat, aangezien de schriftelijke aangegane arbeidsovereenkomst door partijen na afloop van het overeengekomen half jaar is voortgezet zonder schriftelijke vastlegging, het in de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst opgenomen schriftelijke non-concurrentiebeding ook in de voortgezette arbeidsovereenkomst geacht moet worden te zijn opgenomen.
Nu niet is gebleken dat ten aanzien van [gedaagde] na ommekomst van voormeld half jaar sprake is geweest van een zodanige ingrijpende wijziging in de arbeidsverhouding dat daardoor het non-concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder op hem is gaan drukken hetgeen een hernieuwde vastlegging had gevergd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat alle eerder overeengekomen arbeidsvoorwaarden, derhalve ook het non-concurrentiebeding, gehandhaafd zijn gebleven.
Dit verweer van [gedaagde] verwerpt de voorzieningenrechter dan ook.
2.2 De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling van deze zaak voorop dat van algemene bekendheid is dat een non-concurrentiebeding als regel ernstige beperkingen in de arbeidsmogelijkheden oplevert voor degene die daaraan gebonden is. Feiten of omstandigheden die meebrengen dat in casu deze regel niet geldt, zijn in dit geding niet (of onvoldoende) aannemelijk geworden. Aangenomen moet dan ook worden dat het litigieuze non-concurrentiebeding voor [gedaagde] ernstige belemmeringen meebrengt om in de onderhavige branche werkzaam te zijn.
2.3 Tegen die achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat voor het treffen van de gevraagde, ingrijpende voorziening nodig is dat boven redelijke twijfel is verheven dat de bodemrechter, zo hij daartoe geroepen wordt - ter zitting heeft [gedaagde] medegedeeld een bodemprocedure aanhangig te zullen maken - zal oordelen dat [gedaagde] aan het beding gebonden is.
De voorzieningenrechter acht zulks voorshands niet het geval en overweegt daartoe het volgende.
[gedaagde] heeft ten tijde van zijn dienstverband enkel en alleen verkoopwerkzaamheden ten behoeve van [eiseres] verricht. Aan de ontwikkeling van vaardigheden op dat punt heeft [eiseres] geen bijdrage geleverd. Zij hoefde dat ook niet te doen aangezien [gedaagde] een goed verkoper is. Juist vanwege zijn verkooptalent is [eiseres] een arbeidsovereenkomst met [gedaagde] aangegaan. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat er nauwelijks in hem is geïnvesteerd - directrice [S.] en haar echtgenoot hebben [gedaagde] slechts een aantal keren wegwijs gemaakt in het 'Internetgebeuren' - is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat geenszins uitgesloten is dat de bodemrechter zal overwegen dat er - afgezet tegen het belang van [gedaagde] bij een positie- c.q. salarisverbetering - een nauwelijks te beschermen belang van [eiseres] bestaat om [gedaagde] te binden aan het non-concurrentiebeding en dat de bodemrechter het non-concurrentiebeding om die reden gedeeltelijk zo niet geheel zal vernietigen.
2.4 Gelet op het vorenstaande zal hetgeen [eiseres] sub 1. en sub 3. heeft gevorderd, dan ook worden afgewezen.
2.5 Aangezien [eiseres] niet heeft aangetoond of aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] in strijd met zijn geheimhoudingsplicht heeft gehandeld, dan wel dat er een dreiging op dat punt bestaat, dient hetgeen [eiseres] sub 2. heeft gevorderd, eveneens te worden afgewezen.
2.6 [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen.
3. In hetgeen in conventie is overwogen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om hetgeen [gedaagde] in reconventie heeft gevorderd af te wijzen.
1. weigert de gevraagde voorziening;
2. veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op Euro 181,51 aan verschotten en op Euro 703,36 aan salaris van de procureur;
weigert de gevraagde voorziening.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Duitemeijer, voorzieningenrechter, en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 15 februari 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.