ECLI:NL:RBGRO:2001:AB1885

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
25 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 99/937 WAZ V01
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.J. Lennaerts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit inzake arbeidsongeschiktheid en herbeoordeling door verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 25 januari 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, vertegenwoordigd door Cadans. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin haar bezwaar tegen een eerdere beslissing over haar arbeidsongeschiktheid ongegrond was verklaard. Eiseres vorderde vernietiging van deze beslissing en stelde dat zij volledig arbeidsongeschikt was. Tijdens de zitting op 17 januari 2001 was eiseres niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door mr. G. Koopman, die toelichting gaf op de rapportages van de medisch deskundigen.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsgeneeskundige niet in overeenstemming met de Richtlijn Maoc had gerapporteerd. De rechtbank constateerde dat er geen voldoende objectieve onderbouwing was van de discrepantie tussen de klachten van eiseres en de inschatting van haar arbeidsvermogen door de verzekeringsarts. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van verweerder niet op een voldoende kenbare motivering berustte, wat grond gaf voor vernietiging van de beslissing.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden beslissing en droeg verweerder op om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De rechtbank benadrukte dat de vernietiging van de beslissing niet automatisch betekende dat eiseres recht had op een uitkering, maar dat verweerder de tekortkomingen in zijn besluit moest herstellen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE GRONINGEN
SECTOR BESTUURSRECHT
ENKELVOUDIGE KAMER
Reg.nr.: AWB 99/937 WAZ V01
U I T S P R A A K
inzake het geschil tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, verweerder (Cadans).
1. PROCESVERLOOP
Verweerder heeft bij besluit van 30 augustus 1999 het door eiseres tegen het besluit van 5 augustus 1998 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft eiseres beroep doen instellen.
Eiseres vordert vernietiging van de beslissing en bepaling dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Zij heeft verweerder van repliek gediend.
Partijen hebben de beschikking gekregen over de gedingstukken.
Het beroep is behandeld ter terechtzitting van 17 januari 2001.
Eiseres is niet verschenen.
Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde mr. G. Koopman, juridisch medewerkster van Cadans uvi BV. Zij heeft desgevraagd een toelichting gegeven op de wijze waarop verweerder de rapportages van de medisch deskundigen van verweerder beschouwt.
2. RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank is gehouden het besluit, waarvan eiseres vernietiging wenst, te toetsen aan het recht. Voorzover het toepasselijke recht dit meebrengt, dient de rechtbank uit hoofde van haar toetsende taak ambtshalve de namens eiseres geformuleerde rechtsgronden aan te vullen.
Verweerder heeft beslist dat eiseres op 14 augustus 1998 niet arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 6 AAW en derhalve op grond van de Waz en het overgangsrecht van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Waz op voornoemde dag.
Naar aanleiding van hetgeen door eiseres is gesteld in het beroepschrift over de grondslag van deze beslissing, voorzover bestaande uit vaststelling door de (bezwaar)verzekeringsgeneeskundige van de krachten c.q. arbeidsbeperkingen van eiseres, en na bestudering van de rapportages van de deskundigen van verweerder, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat eiseres van oordeel is dat de bevindingen van de deskundigen van verweerder niet ten grondslag kunnen worden gelegd aan de beslissing van verweerder, voorzover deze bestaat uit vaststelling van de feiten, die van belang zijn voor de inschatting van de krachten van de betrokkene. Eiseres stelt als feit dat zij haar gezondheidstoestand beduidend anders ervaart dan door de deskundigen van verweerder is aangenomen en dat daaruit arbeidsbeperkingen voortvloeien die niet door deze deskundigen zijn geaccepteerd. Volgens eiseres heeft zij ernstige pijn- en bewegingsklachten na een acceleratietrauma (whiplash).
De rechtbank overweegt als volgt over het toepasselijke recht en de toepassing daarvan door verweerder.
Verweerder heeft het door de deskundigen van de uitvoeringsinstelling Cadans te volgen beleid ten aanzien van de vaststelling van feiten bij klachten als in casu aan de orde, vastgelegd in de Richtlijn medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (Besluit Lisv van 19 september 1996, M. 96/122; Richtlijn Maoc). Ook wel verwoord als: het formuleren van uitgangspunten voor de verzekeringsgeneeskundige beoordeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft uitgesproken dat de kern van de Richtlijn niet in strijd is met de jurisprudentie van de CR en dat verweerder de Richtlijn vanaf 1 maart 1997 in acht dient te nemen bij het nemen van besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene.
De CR grondt de verplichting van verweerder, om de Richtlijn ten tijde hier van belang (14 augustus 1998) te volgen, op artikel 4:84 AWB.
De rechtbank stelt vast dat de bezwaarverzekeringsarts zich volledig heeft aangesloten bij de onderzoeks-methode van de verzekeringsarts. Ook heeft zij zich aangesloten bij diens bevindingen.
De rechtbank stelt voorts vast dat uit het verslag van de verzekeringsarts van diens onderzoek, niet blijkt dat het beleid van de Richtlijn Maoc is gevolgd. Zo blijkt nergens uit dat de verzekeringsarts de discrepantie tussen de opvatting van eiseres ten aanzien van het door haar gevoelde arbeidsvermogen als gevolg van haar beleving van haar klachten en de inschatting van dit arbeidsvermogen door de verzekeringsarts, heeft geobjectiveerd aan de hand van vaststelling van het, al dan niet en tot een zekere hoogte, aanwezig zijn van stoornissen, beperkingen of handicaps op de drie niveaus van functioneren, die de Richtlijn Maoc omschrijft: stoornissen op het niveau van lichamelijk en geestelijk functioneren, beperkingen op het niveau van gedragingen en activiteiten en handicaps op het niveau van de sociale rollen van eiseres. Sprake is slechts van een summiere beschrijving van volgens de verzekeringsgeneeskundige aanwezige stoornissen op lichamelijk en geestelijk gebied; van een summiere omschrijving van de arbeidsrol; en van een opsomming van een deel van de dagactiviteiten, zonder enige waardering daarvan ("dagactiviteiten: licht huishoudelijk werk, boodschappen, advisering in de zaak").
Aldus heeft de verzekeringsgeneeskundige -kennelijk- niet de Richtlijn Maoc gevolgd. Doordat verweerder niettemin diens oordeel heeft overgenomen als een van de essentiële grondslagen van de bestreden beslissing, heeft verweerder in strijd met het eigen beleid beslist. Dit moet leiden tot een vernietiging van de beslissing (vgl. CRvB 16 augustus 2000, USZ 2000/234).
De rechtbank sluit niet uit dat de verzekeringsgeneeskundige de Richtlijn Maoc wel heeft gevolgd, maar dit niet heeft verwoord in zijn rapportage. Mocht dit zo zijn, dan berust de beslissing niet op een voldoende kenbare motivering en komt deze, vanwege de ernst van deze tekortkoming, eveneens in aanmerking voor vernietiging (artikel 3:47 jo. 3:49 Awb).
Ten overvloede vermeldt de rechtbank hierbij dat deze wijze van rapporteren ook niet in overeenstemming is met het Rapportageprotocol verzekeringsgeneeskundige.
Ter voorlichting van eiseres zij vermeld dat de vernietiging van de beslissing van verweerder en de gegrondverklaring van het beroep, niet tot gevolg heeft dat eiseres recht heeft op waz-uitkering. Verweerder dient nogmaals te beslissen op het bezwaar en daarbij de tekortkoming te herstellen die de rechtbank signaleert. Of dit tot de door eiseres gewenste uitkomst leidt, zal moeten blijken.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond
- vernietigt de bestreden beslissing;
- bepaalt dat verweerder nogmaals op het bezwaar beslist en daarbij de overwegingen van deze uitspraak in acht neemt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van f 1775,-, als gespecificeerd in de bijlage;
- wijst het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan als rechtspersoon die dit bedrag, alsmede het betaalde griffierecht van f 60,- , dient te vergoeden.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2001 door mr. A.H.J. Lennaerts, rechter, in tegenwoordigheid van H.H. Janssens, griffier.
De griffier De rechter
Partijen, alsmede ieder andere belanghebbende, kunnen binnen zes weken van de dag van verzending van deze uitspraak daartegen beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA, Utrecht.
Afschrift verzonden op: 25 januari 2001 Bijlage: staat van kosten