ECLI:NL:RBGRO:2001:AB1016
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig primair besluit en vergoeding juridische bijstand in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak hebben eisers, [eiser A] en [eiser A-B], beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, waarin hun bezwaar tegen een eerder besluit deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond werd verklaard. De rechtbank had zich eerder onbevoegd verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak terug naar de rechtbank. Tijdens de zitting op 17 januari 2001 werd het beroep behandeld, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door mr. T.C. Topp en de verweerder door mr. M. Nagel.
De rechtbank oordeelde dat het primaire besluit van de verweerder onrechtmatig was, omdat het tegen beter weten in was genomen. Dit leidde tot de conclusie dat de kosten van juridische bijstand die eisers in de bezwaarfase hadden gemaakt, voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank oordeelde dat de verweerder de kosten van juridische bijstand moest vergoeden, vastgesteld op € 365,-, en daarnaast de proceskosten van eisers, begroot op € 2.130,-. De uitspraak benadrukte dat de mogelijkheid van cumulatie met andere regelingen niet was uitgesloten en dat de verweerder had moeten weten dat de aanvraag van eisers tot vergoeding had moeten leiden.
De rechtbank besloot dat de Staat der Nederlanden de genoemde bedragen, alsmede het griffierecht van € 210,-, diende te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzitter, en openbaar uitgesproken op 27 februari 2001, met mr. W.P. Claus als griffier.