Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
2.Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
overall fairnessvan de procedure. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de reden waarom het ondervragingsrecht niet kon worden uitgeoefend, het gewicht van de verklaring van de getuige binnen het geheel van de resultaten van het onderzoek en het bestaan van compenserende factoren voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. [1] In de onderhavige zaak gaat het om een medeverdachte die zich op het verschoningsrecht heeft beroepen,. Het recht dat de verdediging heeft om een getuige te ondervragen staat nu eenmaal op gespannen voet met het recht van een medeverdachte die als getuige wordt opgeroepen om zich op zijn verschoningsrecht te beroepen teneinde zichzelf niet te belasten. Het zich niet kunnen beroepen op het verschoningsrecht, zou een uitholling van zijn zwijgrecht als verdachte zijn. De verklaring die deze medeverdachte als verdachte bij de politie heeft afgelegd vindt steun in andere bewijsmiddelen, waaronder de waarnemingen van de politie en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en is daarmee niet het enige, dragende bewijsmiddel in deze zaak. De rechtbank overweegt voorts dat de raadsman van verdachte, waarvan mag worden verwacht dat hij voldoende inspanning levert om de getuige te ondervragen, het verzoek tot het horen van de medeverdachte op zitting niet heeft herhaald terwijl [medeverdachte 1] wel op zitting aanwezig was. Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte zelf heeft nagelaten om ter terechtzitting antwoord te geven op nadere vragen. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een schending van het ondervragingsrecht. Zij ziet dan ook geen reden om de verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs uit te sluiten.
3.De bewezenverklaring
of omstreeks30 april 2025 te Beek Ubbergen, gemeente Berg en Dal tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1056 gram
, in elk geval een (grote) hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
of omstreeks30 april 2025 te Beek Ubbergen, gemeente Berg en Dal tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad
,ongeveer 1056 gram
, in elk geval een (grote) hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
of omstreeks30 april 2025 te Beek Ubbergen, gemeente Berg en Dal
, althans in Nederland, een of meerderereisdocumenten en/of identiteitsbewijzen als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten
/of
of redelijkerwijs moest vermoedendat deze vals of vervalst
waren,
heeft afgeleverd en/ofvoorhanden heeft gehad.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de feiten
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;