[eisers] heeft twee op geld waardeerbare vorderingen ingesteld, bestaande uit de vordering om een voorschot op de door hem geleden en nog te lijden schade ter hoogte van € 13.500,00 te verkrijgen, alsmede de vordering tot het opleggen van een verbod aan Klaverblad om uitvoering te geven aan terugvordering door haar (of derden) van het bedrag van € 11.427,42. Deze vorderingen hebben gezamenlijk een beloop van
€ 24.927,42 (€ 13.500,00 + € 11.427,42).
Daarnaast heeft [eisers] vorderingen ingesteld die van onbepaalde waarde zijn.
De kantonrechter is alleen dan bevoegd om daarvan kennis te nemen als zij verband houden met een zogeheten aardvordering (zoals arbeid, huur of pacht) of als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00 (artikel 93 aanhef en onder b Rv).
De vordering tot voortzetting van de verzekeringsdekking is van onbepaalde waarde en ziet niet op een aardvordering, maar er zijn aanwijzingen dat deze vordering een hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser 1] immers verklaard dat indien hij zijn auto bij De Vereende zou willen verzekeren, zij hiervoor € 2.000,00 aan premie per maand in rekening brengt. Aangezien de persoonsgegevens van [eiser 1] voor vijf jaar zijn opgenomen in het EVR, zou hij gedurende deze periode alleen al voor de Audi Q5 € 120.000,00 aan premie voor zijn motorrijtuigenverzekering aan De Vereende verschuldigd zijn. Verder had [eiser 1] drie voertuigen verzekerd bij Klaverblad, waarbij uit de polissen die door Klaverblad zijn overgelegd blijkt dat de Audi Q5 een eerste cataloguswaarde had van
€ 91.980,--, de Volkswagen Polo van € 25.485,-- en de BMW All-Road van € 14.000,-- (allemaal inclusief btw).
Of voor het bepalen van de waarde die de vordering vertegenwoordigt nu wordt gekeken naar de hoogte van de verzekeringspremie die [eiser 1] gedurende vijf jaar aan
De Vereende verschuldigd is of de cataloguswaarde van de drie voertuigen: linksom of rechtsom komt de kantonrechter tot het oordeel dat de vordering tot voortzetting van de verzekeringsdekking een hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigt.
Nu de hierboven genoemde vorderingen samen een waarde hoger dan € 25.000,00 vertegenwoordigen, is de kantonrechter onbevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
De kantonrechter, recht doende als voorzieningenrechter, verklaart zich daarom onbevoegd om van de vorderingen van [eisers] kennis te nemen.