ECLI:NL:RBGEL:2025:9764

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
25-021096
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding voor advocaatkosten in verband met teruggave inbeslaggenomen voertuig

Op 12 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om schadevergoeding voor advocaatkosten. De verzoeker, wiens auto op 6 mei 2025 in beslag was genomen, had op 13 mei 2025 een verzoek tot teruggave ingediend. Het Openbaar Ministerie besloot op 14 mei 2025 de auto terug te geven. De verzoeker vroeg een schadevergoeding van € 1.235,40 voor de kosten van zijn advocaat, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke grondslag was voor deze vergoeding omdat er geen klaagschrift ex artikel 552a Sv was ingediend. De rechtbank benadrukte dat de wet limitatief bepaalt in welke gevallen schadevergoeding voor strafvorderlijk optreden mogelijk is. De rechtbank concludeerde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat de kosten van rechtsbijstand in een beklagprocedure niet voor vergoeding in aanmerking komen indien er geen klaagschrift is ingediend. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. F.J.H. Hovens, in tegenwoordigheid van griffier G.C.F.J. Derkx.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
raadkamernummer : 25-021096
datum : 12 november 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1992,
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker.
Advocaat: mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht.

1.Feiten

Op 6 mei 2025 is de auto van verzoeker, een Daimler-Benz met kenteken [kenteken], inbeslaggenomen.
Op 13 mei 2025 heeft verzoeker een verzoek tot teruggave ingediend.
Het openbaar ministerie heeft op 14 mei 2025 besloten de auto aan verzoeker te retourneren.

2.Procedure

Het verzoekschrift is op 31 juli 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 29 oktober 2025 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de officier van justitie op zitting gehoord. De advocaat is, met kennisgeving, niet in raadkamer verschenen. Verzoeker is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

3.Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 1.235,40 wegens:
  • de kosten van de advocaat inzake het verzoek tot teruggave van het voertuig tot een bedrag van € 895,40
  • de kosten van een advocaat voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek tot een bedrag van € 340,--.

4.Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding omdat geen sprake is geweest van een klaagschrift ex artikel 552a Sv. De advocaat heeft namens verzoeker verzocht om teruggave van het voertuig aan het openbaar ministerie waarop het openbaar ministerie heeft besloten om over te gaan tot teruggave. Er is geen klaagschrift ingediend.

5.Beoordeling

5.1
De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
5.2
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman, inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis, behalve als de raadsman was toegevoegd.
Een vergoeding voor deze kosten kan ook worden toegekend als de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
5.3
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
5.4
De vraag is echter of het verzoek op de wet is gebaseerd.
5.5
Zowel de advocaat als de officier van justitie heeft verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2020 (ECLI:NR:HR:2020:1056, NJ 2020/298), waarin de Hoge Raad heeft beslist dat de kosten van rechtsbijstand in een beklagprocedure ex artikel 552a Sv niet voor vergoeding in aanmerking komen indien het beklag ongegrond is verklaard. Dat wordt niet anders indien daarna de strafrechter in de strafzaak een last tot teruggave van het betrokken voorwerp geeft (en dus het voorwerp langs die weg weer terugkomt bij de rechthebbende). (rov. 6.2.3)
5.6
Daarnaast heeft de Hoge Raad echter ook overwogen:

dat een redelijke uitleg van de wet meebrengt dat de toepasselijkheid van de bijzondere regeling van artikel 591 lid 5 (oud) Sv in verbinding met artikel 591a lid 4 (oud) Sv niet is uitgesloten in gevallen waarin een op grond van artikel 552a Sv ingediend klaagschrift vóór de behandeling daarvan heeft geleid tot een beslissing tot teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp, waarna het klaagschrift is ingetrokken en een behandeling daarvan en een rechterlijke beslissing daarover zijn uitgebleven. In dit geval, dat in materiële zin is gelijk te stellen met de situatie waarin het beklag gegrond is verklaard, kan de betrokkene tot drie maanden na de beslissing tot teruggave een verzoek doen tot vergoeding van de kosten van zijn raadsman.” (rov. 6.2.4).
5.7
Het openbaar ministerie gaat er kennelijk vanuit dat voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand het noodzakelijk is dat een klaagschrift is ingediend, waarna het openbaar ministerie, zonder de beslissing van de rechter af te wachten, besluit tot teruggave aan betrokkene.
5.8
De rechtbank is het daarmee eens.
5.9
In Titel VIa Wetboek van Strafvordering is limitatief bepaald in welke gevallen schadevergoeding voor strafvorderlijk optreden mogelijk is. Het is geen open regeling. In artikel 530 inzake kosten van rechtsbijstand wordt verwezen naar artikel 529 lid 5, waarin de schadevergoedingsregeling van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op de behandeling van klaagschriften als bedoeld in de artikelen 552a tot en met 552b Sv.
5.1
Daarmee heeft de eventuele vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de beklagprocedure van artikel 552a een wettelijke grondslag. Als er evenwel geen klaagschrift is ingediend (de auto is immers terug gegeven na een – informeel – verzoek van de advocaat) is er dus ook geen wettelijke grondslag voor de toekenning van schadevergoeding.
5.11
De enkele ‘billijkheid’ vestigt geen bevoegdheid tot het toekennen van schadevergoeding buiten de wettelijke regeling om, maar reguleert en begrenst deze bevoegdheid. Het is niet aan de rechter om nieuwe mogelijkheden voor schadevergoeding in het leven te roepen, die niet in de wet geregeld zijn.
5.12
Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van G.C.F.J. Derkx, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2025.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor verzoeker binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.