Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 29 juli 2025;
- de brief van de GI van 15 augustus 2025, overgelegd tijdens de zitting van
2.De feiten
3.Het verzoek
- te bepalen dat de GI binnen een week na uitspraak omgang moet regelen tussen [minderjarige 2] en vader, tussen [minderjarige 1] en vader en tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ;
- te bepalen dat vader en [minderjarige 2] en vader en [minderjarige 1] recht hebben op een keer per week bellen en een keer per week fysiek omgang, gedurende zes uur, onbegeleid;
- te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] elke week omgang en contact hebben;
- te bepalen dat de GI vader informatie dient te verschaffen over de verblijfplaats van [minderjarige 2] alsmede dat de GI vader wekelijks medische informatie verstrekt over [minderjarige 2] alsmede informatie over de ontwikkeling, het welzijn van en gebeurtenissen met [minderjarige 2] .
4.De standpunten van de moeder en de GI
Standpunt van de GI
- [minderjarige 1] woont bij de moeder;
- [minderjarige 1] heeft eens per twee weken één dagdeel omgang met [minderjarige 2] waar begeleiding bij aanwezig is. Dit kan uitgebreid worden naar eens per twee weken logeren met elkaar (bijvoorbeeld op de groep waar [minderjarige 2] verblijft);
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen vrijuit met elkaar communiceren via hun telefoon;
- [minderjarige 1] heeft geen contact met de vader.
5.De beoordeling
op verzoek van de GIvastgestelde zorgregeling te wijzigen. In dit geval is er geen sprake van een zorgregeling die op verzoek van de GI is vastgesteld. De rechtbank heeft namelijk op 2 juni 2025 een zorgregeling vastgesteld in het kader van een gezag- en omgangsprocedure tussen de ouders. De kinderrechter zal de verzoeken van de vader daarom beoordelen op grond van de zogenoemde geschillenregeling.
dussprake moet zijn van een minimale regeling volgt de kinderrechter niet. De GI heeft de ruimte om te wachten met contactherstel als de kinderen daar nog niet aan toe zijn. Bovendien heeft de rechtbank toen een beslissing genomen in een situatie waarbij [minderjarige 2] nog bij de vader woonde. Deze situatie is inmiddels achterhaald. Wel heeft de GI in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling de wettelijke taak [2] om de gezinsband tussen de met het gezag belaste ouder(s) en het kind te bevorderen. Ook heeft de rechtbank (of de kinderrechter) de verplichting om zich actief op te stellen het contact tussen ouders en hun kinderen mogelijk te maken. [3] Uit vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt ook dat het genot van een kind en een ouder van elkaars gezelschap essentieel is in het kader van ‘family life’. Wel is het zo dat het belang van het kind zwaarder kan wegen dan het belang van de ouder. Een beslissing die inhoudt dat er geen contact is tussen een ouder en zijn kind, levert dus niet per definitie een schending op van het EVRM. Ook leidt een dergelijk besluit van de GI niet direct tot schending van haar wettelijke taak.