Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
1.Het verdere verloop van de procedure
- de brief van mr. Metin (verzoek oproepen getuigen) van 16 juli 2025;
- de brief van mr. Erkens van 17 juli 2025;
- de brief van de GI van 8 augustus 2025;
- het bericht van mr. Metin van 12 augustus 2025;
- de brief van mr. Metin van 13 augustus 2025;
- twee berichten van mr. Erkens van 14 augustus 2025;
- de brief met bijlagen van de GI van 14 augustus 2025.
2.Het verzoek
3.De standpunten van de ouders
Verder ontkent de vader de aantijgingen die zijn gedaan door zijn dochters van structurele scheldpartijen. Voor zover er wel een keer verbaal geweld heeft plaatsgevonden, is dit met [minderjarige] bij APS besproken en uitgepraat. De vader haalt aan dat [minderjarige] anderhalf jaar geleden per se bij hem wilde wonen en dat [minderjarige] haar leven nog een 9,5 gaf in gesprek met de Raad voor de Kinderbescherming. De vader stelt ook dat de getuigen stuk voor stuk geen zorgen hebben geuit over zijn bejegening tegenover de kinderen. Ook hebben de getuigen allemaal aangegeven dat zij zich vrij voelden om hun zorgen met ouders en derden te bespreken. De GZ-psycholoog van Praktijk De Wenteling heeft verklaard dat de klachten van PTSS bij [minderjarige] grotendeels weggenomen zijn in de afgelopen maanden. De vader ontkent het verhaal van geweld tegenover zijn partner, waarover [zus minderjarige] verklaard zou hebben. Hij erkent dat hij [zus minderjarige] een keer heeft geslagen, maar bestempelt dit als ‘opvoedende tik’. Zijn partner heeft ook onder ede verklaard dat er geen huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. De vader vindt dat de moeder de kinderen manipuleert om valse beschuldigingen te doen.
4.De verdere beoordeling
5.De beslissing
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
- degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.