ECLI:NL:RBGEL:2025:963

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
05.124495.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en bedreiging van zedenrechercheurs door een vrouw met psychische stoornissen

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige vrouw, die werd beschuldigd van poging tot moord en bedreiging van twee zedenrechercheurs. De vrouw, die op 16 mei 2023 door de rechercheurs werd benaderd voor een verhoor in verband met een zedenonderzoek, raakte boos toen zij niet wilde meewerken aan een huiszoeking. Tijdens de autorit naar haar woning bedacht zij een plan om de rechercheurs te vermoorden. In haar woning pakte zij een mes en probeerde zij de rechercheurs te bedreigen. De rechercheurs konden zich echter in een slaapkamer opsluiten, waardoor zij aan de aanval konden ontsnappen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw, ondanks haar psychische stoornissen, voldoende tijd had om na te denken over haar daden, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank veroordeelde de vrouw tot een gevangenisstraf van twee jaar, met daarnaast een terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gezien het hoge recidiverisico. Tevens werd de vrouw verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, de zedenrechercheurs, die elk € 1.000,- aan smartengeld vorderden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.124495.23
Datum uitspraak : 4 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. E. Gürcan, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 16 mei 2023 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
- [slachtoffer 1] (zedenrechercheur werkzaam bij de eenheid Noord-Nederland) en/of
- [slachtoffer 2] (zedenrechercheur werkzaam bij de eenheid Noord-Nederland)
opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade
van het leven te beroven,
- ( op het moment dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in de woning van verdachte waren) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij de voordeur dicht moest(en) doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] naar de kleine/krappe slaapkamer heeft geleid en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich in de kleine/krappe slaapkamer bevonden) met versnelde pas naar de keuken is gelopen en/of
- in de keuken een lade heeft geopend en daar vervolgens een mes, althans enig scherp en/of puntig voorwerp, uit heeft gepakt en/of
- met dit mes, althans met dit scherp en/of puntig voorwerp, in haar, verdachtes, hand met versnelde pas richting die [slachtoffer 2] is gelopen (terwijl die [slachtoffer 2] zich in het halletje nabij de kleine/krappe slaapkamer bevond en die [slachtoffer 1] zich nog in de kleine/krappe slaapkamer bevond) en/of
- ( nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de deur van de kleine/krappe slaapkamer waarin zij zich bevonden achter zich had(den) dichtgetrokken en met kracht dichtgetrokken hield/hielden) terwijl zij, verdachte, het mes in haar hand hield, zij, verdachte, de deur van de kleine/krappe slaapkamer, waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich voor hun veiligheid hadden teruggetrokken, aanhoudend en met kracht heeft getracht open te trekken om bij die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] binnen te komen tot aan het moment dat andere Politieagenten die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te hulp waren geschoten en konden ontzetten en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd dat zij, verdachte, zelf wel bepaalde wie er in haar, verdachtes, huis zou komen en die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] haar, verdachtes, huis uit moesten, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
zij op of omstreeks 16 mei 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
- [slachtoffer 1] (zedenrechercheur werkzaam bij de eenheid Noord-Nederland) en/of
- [slachtoffer 2] (zedenrechercheur werkzaam bij de eenheid Noord-Nederland)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware handeling,
door (achtereenvolgens)
- ( op het moment dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in de woning van verdachte waren) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij de voordeur dicht moest(en) doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] naar de kleine/krappe slaapkamer heeft geleid en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich in de kleine/krappe slaapkamer bevonden) met versnelde pas naar de keuken is gelopen en/of
- in de keuken een lade heeft geopend en daar vervolgens een mes, althans enig scherp en/of puntig voorwerp, uit heeft gepakt en/of
- met dit mes, althans met dit scherp en/of puntig voorwerp, in haar, verdachtes, hand met versnelde pas richting die [slachtoffer 2] is gelopen (terwijl die [slachtoffer 2] zich in het halletje nabij de kleine/krappe slaapkamer bevond en die [slachtoffer 1] zich nog in de kleine/krappe slaapkamer bevond) en/of
- ( nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de deur van de kleine/krappe slaapkamer waarin zij zich bevonden achter zich had(den) dichtgetrokken en met kracht dichtgetrokken hield/hielden) terwijl zij, verdachte, het mes in haar hand hield, zij, verdachte, de deur van de kleine/krappe slaapkamer, waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich voor hun veiligheid hadden teruggetrokken, aanhoudend en met kracht heeft getracht open te trekken om bij die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] binnen te komen tot aan het moment dat andere Politieagenten die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te hulp waren geschoten en konden ontzetten en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd dat zij, verdachte, zelf wel bepaalde wie er in haar, verdachtes, huis zou komen en die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] haar, verdachtes, huis uit moesten, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde poging tot moord en de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de handelingen van verdachte gekwalificeerd moeten worden als een poging tot doodslag. Voorbedachte raad kan niet bewezen worden, omdat verdachte heeft geluisterd naar de stemmen in haar hoofd en vanuit daar bepaalde handelingen heeft verricht. Daarnaast is geen sprake van kalm overleg of beraad.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1, feit 2
Ten aanzien van de handelingen is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 28 t/m 31;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 40 t/m 43;
- het proces-verbaal van verhoor van aanhouding, p. 15;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 74 en 75.
Verdachte heeft verklaard dat zij tijdens het gesprek met de twee vrouwen (de rechtbank begrijpt: verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) had verteld dat ze thuis cadeaus had voor de kinderen. Toen werd gezegd dat ze mee naar huis wilden om die cadeaus te zien, maar dat wilde verdachte eigenlijk niet. Ze begonnen toen over een huiszoekingsbevel. Verdachte werd daar heel boos over, omdat het iets was van haar. Ze zijn toen met de auto naar haar huis gereden. In de auto is verdachte het allemaal gaan bedenken. Het plan was dat ze de vrouwen binnenliet, ze het liet zien en dan een mes pakte. Dan zou ze de vrouwen doodsteken. Ze heeft dit plan samen met “ [naam] ” gemaakt.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte voorafgaand aan haar handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen besluit, zodat zij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat niet-toerekenbaarheid of verminderde toerekenbaarheid vanwege een vastgestelde psychische stoornis niet uitsluit dat sprake is van voorbedachte raad. Er is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat verdachte zich niet bewust is geweest van haar handelen of de draagwijdte van haar handelen in het geheel niet kon overzien.

3. De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
zij op
of omstreeks16 mei 2023 te [plaats] ,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
- [slachtoffer 1] (zedenrechercheur werkzaam bij de eenheid Noord-Nederland) en
/of
- [slachtoffer 2] (zedenrechercheur werkzaam bij de eenheid Noord-Nederland)
opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachten rade van het leven te beroven,
-
(op het moment dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in de woning van verdachte waren
)tegen die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij de voordeur dicht moest
(en
)doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] naar de kleine/krappe slaapkamer heeft geleid en
/of
-
(terwijl die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich in de kleine/krappe slaapkamer bevonden
)met versnelde pas naar de keuken is gelopen en
/of
- in de keuken een lade heeft geopend en daar vervolgens een mes,
althans enig scherp en/of puntig voorwerp,uit heeft gepakt en
/of
- met dit mes,
althans met dit scherp en/of puntig voorwerp, in haar, verdachtes, hand met versnelde pas richting die [slachtoffer 2] is gelopen
(terwijl die [slachtoffer 2] zich in het halletje nabij de kleine/krappe slaapkamer bevond en die [slachtoffer 1] zich nog in de kleine/krappe slaapkamer bevond
)en
/of
-
(nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de deur van de kleine/krappe slaapkamer waarin zij zich bevonden achter zich had
(den
)dichtgetrokken en met kracht dichtgetrokken hield/hielden
)terwijl zij, verdachte, het mes in haar hand hield,
zij, verdachte,de deur van de kleine/krappe slaapkamer, waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich voor hun veiligheid hadden teruggetrokken, aanhoudend en met kracht heeft getracht open te trekken om bij die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] binnen te komen, tot aan het moment dat andere politieagenten die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te hulp waren geschoten en konden ontzetten en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft geschreeuwd dat zij, verdachte, zelf wel bepaalde wie er in haar, verdachtes, huis zou komen en die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] haar, verdachtes, huis uit moesten, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
zij op
of omstreeks16 mei 2023 te [plaats] ,
althans in Nederland,
- J. [slachtoffer 1] (zedenrechercheur werkzaam bij de eenheid Noord-Nederland) en
/of
- P. [slachtoffer 2] (zedenrechercheur werkzaam bij de eenheid Noord-Nederland)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware handeling,
door
(achtereenvolgens
)
-
(op het moment dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in de woning van verdachte waren
)tegen die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij de voordeur dicht moest
(en
)doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] naar de kleine/krappe slaapkamer heeft geleid en
/of
-
(terwijl die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich in de kleine/krappe slaapkamer bevonden
)met versnelde pas naar de keuken is gelopen en
/of
- in de keuken een lade heeft geopend en daar vervolgens een mes,
althans enig scherp en/of puntig voorwerp,uit heeft gepakt en
/of
- met dit mes,
althans met dit scherp en/of puntig voorwerp, in haar, verdachtes, hand met versnelde pas richting die [slachtoffer 2] is gelopen
(terwijl die [slachtoffer 2] zich in het halletje nabij de kleine/krappe slaapkamer bevond en die [slachtoffer 1] zich nog in de kleine/krappe slaapkamer bevond
)en
/of
-
(nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de deur van de kleine/krappe slaapkamer waarin zij zich bevonden achter zich had
(den
)dichtgetrokken en met kracht dichtgetrokken hield/hielden
)terwijl zij, verdachte, het mes in haar hand hield,
zij, verdachte,de deur van de kleine/krappe slaapkamer, waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich voor hun veiligheid hadden teruggetrokken, aanhoudend en met kracht heeft getracht open te trekken om bij die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] binnen te komen, tot aan het moment dat andere politieagenten die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te hulp waren geschoten en konden ontzetten en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft geschreeuwd dat zij, verdachte, zelf wel bepaalde wie er in haar, verdachtes, huis zou komen en die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] haar, verdachtes, huis uit moesten, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
feit 1:
poging tot moord, meermalen gepleegd
en
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
Onder verwijzing naar het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 8 november 2024 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd om, indien de rechtbank geen tbs met dwangverpleging, maar tbs met voorwaarden oplegt, deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie heeft tenslotte gevorderd om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar wordt verklaard. Hij heeft bepleit om tbs met voorwaarden op te leggen, zoals ook geadviseerd door het PBC en de reclassering. Verdachte is bereid om zich aan alle voorgestelde voorwaarden te houden. De raadsman heeft verder verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Verdachte verzet zich niet tegen oplegging van de GVM.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord en bedreiging van twee zedenrechercheurs. Op 16 mei 2023 hebben twee zedenrechercheurs verdachte bij haar woning opgehaald voor een verhoor in verband, met kort gezegd, een zedenonderzoek. Het was de rechercheurs bekend dat zij een psychische stoornis had. Verdachte is meerdere uren verhoord en tijdens dit verhoor gaf verdachte aan dat er bepaalde goederen in haar woning zouden liggen. De zedenrechercheurs zijn vervolgens samen met verdachte naar haar woning gereden om deze goederen op te halen. Verdachte wilde dit niet en werd hier boos over. Tijdens de autorit naar haar huis heeft ze bedacht dat ze de rechercheurs zou vermoorden en heeft ze het plan bedacht om in haar huis een mes te pakken en de rechercheurs de goederen waarvoor ze kwamen te laten zien en ze dan dood te steken. In de woning heeft verdachte dit plan ook willen uitvoeren en heeft zij daadwerkelijk een mes uit de la in de keuken gepakt. Met dit mes liep verdachte op een van de zedenrechercheurs af. De zedenrechercheurs hebben zich vervolgens in de slaapkamer opgesloten, waarna verdachte, met het mes in de hand, probeerde om de deur te openen met de bedoeling hen te steken.
Het gaat om een zeer ernstig feit. Verdachte heeft uit boosheid dat haar door de politie iets zou worden afgepakt het plan bedacht om twee rechercheurs het allerernstigste aan te doen, door hen van hun leven te beroven. Zij heeft ook daadwerkelijk een mes gepakt en hen daarmee aangevallen. Hoewel het om bewapende agenten ging kan, nu de aanval voor de agenten volstrekt onverwacht kwam en in een krappe ruimte plaatsvond, niet gezegd worden dat de agenten geen (levens)gevaar hebben gelopen. Beiden hebben, zo blijkt uit hun verklaringen, ook echt voor hun leven gevreesd.
Strafblad
Uit de justitiële documentatie van 14 oktober 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Toerekenbaarheid
Ter beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapport van psychiater A.E. Grochowska en GZ-psycholoog T. ’t Hoen, beiden verbonden aan het PBC, van 8 november 2024. Vanwege de psychische instabiliteit van verdachte heeft het PBC-onderzoek in het PPC Zwolle plaatsgevonden in de periode van april tot en met september 2024. Uit het PBC-rapport blijkt dat sprake is van een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze diagnoses zijn gesteld op basis van het klinisch beeld dat passend is bij traumagerelateerde dissociatie met ernstige emotie- en impulsregulatieproblemen, zelfdestructief gedrag, identiteitszwakte, geringe autonomie en afhankelijkheid. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, licht. Ten tijde van het ten laste gelegde waren deze stoornissen aanwezig. Tijdens het ten laste gelegde hebben de stoornissen doorgewerkt. Vanuit haar borderline dynamiek, afhankelijkheid en angst voor verlating ‘schreeuwde ze om hulp’. Door het schrijven van de brief aan de politie en vooral tijdens het lange verhoor op het politiebureau kwamen nare herinneringen en boze gevoelens bij haar naar boven. Toen de agenten haar kinderspullen op haar slaapkamer gingen doorzoeken, werden bij haar heftige, negatieve emoties getriggerd. Vanuit de DIS-dynamiek raakte verdachte gedissocieerd en verloor ze daarbij in een zekere mate de controle over haar eigen gedrag. Achteraf zegt verdachte dat ze zich van het ten laste gelegde niets kan herinneren, wat passend is bij haar DIS. Het hebben van een volledige of gedeeltelijke amnesie voor het ten laste gelegde, betekent echter niet dat verdachte op dat moment helemaal niet wist wat ze deed. Omdat de dissociatieve stoornis en de borderline persoonlijkheidsstoornis van verdachte in ruime mate hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde, wordt geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in een sterk verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies over en maakt deze tot de hare en is op grond daarvan van oordeel dat, gelet op het advies van de rapporterende deskundigen, de feiten verdachte in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Tbs maatregel met voorwaarden
Uit voornoemd PBC-rapport blijkt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Dit heeft vooral te maken met de onvoorspelbaarheid van het gedrag van verdachte waarmee ze zichzelf en anderen in gevaarlijke situaties brengt. Verdachte zou in de toekomst opnieuw kunnen vervallen in vermijdende, inadequate coping-strategieën (alcoholgebruik) om haar interne spanningen te reduceren, maar ze zou ook over kunnen gaan tot actie, bijvoorbeeld door verhaal te gaan halen bij haar ouders. Verdachte heeft zich wel vaker agressief geuit richting haar vader. Naast het brede risico op geweld bestaat daarom ook het risico op geweld jegens concrete personen, in eerste instantie verdachtes vader (en moeder), maar ook jegens mensen die (overdrachtelijk) lijken op haar vader en moeder. Er wordt geadviseerd om een tbs-maatregel op te leggen. Een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt niet noodzakelijk geacht, omdat verdachte open staat voor de geboden hulp en verwacht wordt dat ze zich ook aan voorwaarden kan houden. Een tbs met voorwaarden is een passend juridisch kader om de forensische zorg op te zetten. De verwachting is dat het hoge recidiverisico middels een tbs met voorwaarden voldoende naar een meer aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht.
Uit het reclasseringsadvies van 13 januari 2025 blijkt dat de reclassering positief adviseert over tbs met voorwaarden. Het kader van tbs met voorwaarden heeft als voordeel dat sprake is van een langdurig traject met betrekking tot begeleiding, behandeling en controle. Hierdoor wordt verdachte min of meer gedwongen om zich (blijvend) te conformeren aan voorwaarden. Verdachte heeft reële doelen in haar leven die haar motiveren om de behandeling positief te beëindigen. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld-hoog. De reclassering adviseert (kort samengevat) de volgende voorwaarden:
  • Geen strafbaar feit plegen;
  • Meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • Meewerken aan een time-out;
  • Niet naar het buitenland;
  • Opname in een zorginstelling;
  • Ambulante behandeling;
  • Beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
  • Alcoholverbod;
  • Bewindvoering (indien nodig);
  • Dagbesteding.
De reclassering ziet geen meerwaarde in een GVM zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verdachte heeft aangegeven mee te zullen werken aan een tbs-maatregel met de voorwaarden die staan beschreven.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 januari 2025 verklaard zich te zullen houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Verder is de rechtbank gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Gelet op de inhoud van het PBC-rapport, het maatregelenrapport en de houding van verdachte ten aanzien van een dergelijke maatregel is de rechtbank van oordeel dat op dit moment een tbs-maatregel met voorwaarden passend is. De rechtbank zal dit dan ook opleggen.
Het onder 1 bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e Sr is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd, indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en later alsnog dwangverpleging wordt bevolen.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag. De rechtbank neemt de voorwaarden over die de reclassering heeft geadviseerd.
De officier heeft (subsidiair) gevorderd dat de tbs-maatregel en de daaraan gekoppelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het, rekening houdend met het hoge recidiverisico, noodzakelijk is dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard en zal dan ook de dadelijke uitvoerbaarheid gelasten.
Gevangenisstraf
De ernst van het feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het feit dient echter ook te worden bezien in het licht van de psychische problematiek waarmee verdachte kampt en de daarmee samenhangende sterk verminderde toerekenbaarheid. Alles afwegende acht de rechtbank de straf zoals geëist door de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De officier heeft gevorderd dat de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr wordt opgelegd. De raadsman heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt dat sprake is van ernstige psychiatrische problematiek. De problematiek is hardnekkig en de behandelresponsiviteit is laag. Er is sprake van cognitieve en affectieve instabiliteit en met name onvoldoende grip op agressie. Ten aanzien van de toekomst is de verwachting dat verdachte langdurig ondersteuning nodig zal hebben. Door het opleggen van een GVM is het mogelijk om ook na afloop van de terbeschikkingstelling toezicht uit te blijven oefenen op verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat het opleggen van de GVM aangewezen is ter bescherming van de algemene veiligheid van personen. Aan de eisen voor het opleggen van deze maatregel is voldaan.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de schadevergoeding te laat is ingediend en dat dit een onnodige belasting is van de strafprocedure. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat een bedrag tot € 400,00 zoals oorspronkelijk was gevorderd, toewijsbaar is. De aangehaalde uitspraak is niet vergelijkbaar met onderhavige zaak. Daarnaast verzoekt de raadsman om het gevorderde bedrag te matigen, gelet op de beperkte draagkracht van verdachte.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij op 20 januari 2025 een herzien verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend. Op grond van artikel 51g Sv kan de benadeelde zich tot aan het requisitoir voegen in de strafzaak. De aard, complexiteit en omvang van de vordering zijn ook niet dusdanig dat de korte termijn voor de zitting waarop de vordering is ingediend met zich brengt dat de verdediging niet in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om naar voren te brengen wat zij tot verweer tegen de vordering zou kunnen aanvoeren en dat dat tot niet-ontvankelijkheid zou moeten leiden. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden behandeld.
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een hiervoor genoemde categorie van artikel 6:106 BW valt. De aard en ernst van de normschending brengen in dit geval met zich dat de gestelde nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat de benadeelde immateriële schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van de door de verdachte gepleegde feiten. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.000,00 vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 16 mei 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de schadevergoeding te laat is ingediend en dat dit een onnodige belasting is van de strafprocedure. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat een bedrag tot € 400,00 zoals oorspronkelijk was gevorderd, toewijsbaar is. De aangehaalde uitspraak is niet vergelijkbaar met onderhavige zaak. Daarnaast verzoekt de raadsman om het gevorderde bedrag te matigen, gelet op de beperkte draagkracht van verdachte.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij op 20 januari 2025 een herzien verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend. Ook ten aanzien van deze vordering geldt dat deze tijdig is ingediend en dat de verdediging geacht mag worden in voldoende in de gelegenheid te zijn geweest om naar voren te brengen wat zij tot verweer tegen de vordering zou kunnen aanvoeren. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden behandeld.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een categorie van artikel 6:106 BW valt. De aard en ernst van de normschending brengen in dit geval met zich dat de gestelde nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat de benadeelde immateriële schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van de door de verdachte gepleegde feiten. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.000,- vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 16 mei 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38, 38a, 45, 55, 57, 285 en 287 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twee (2) jarenen beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
  • verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
o verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
o verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
  • als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte laat zich opnemen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start bij aanvang van de tbs met voorwaarden. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
  • verdachte laat zich, na klinische opname, behandelen door een nader te bepalen (forensische) instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verdachte verblijft in nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
  • verdachte drinkt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt middels een blaastest en/of met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte werkt, indien nodig, mee aan bewindvoering;
  • verdachte werkt mee aan het verkrijgen en/of behouden van en zinvolle dagbesteding passend bij haar draagkracht, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
 geeft de reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 legt een
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel 38z Sr op;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 1.000,00 smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.000,00 smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2025.
Mr. Rademaker en mr. Van Groeningen zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023218223, gesloten op 18 mei 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.