ECLI:NL:RBGEL:2025:951

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
05/274018-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot zware mishandeling, maar veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 31 januari 2025, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van (poging tot) zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de in de tenlastelegging genoemde feitelijke handelingen niet konden worden bewezen, wat leidde tot vrijspraak voor de poging tot zware mishandeling. Wel werd bewezen dat de verdachte een armbeweging maakte waardoor het glas dat het slachtoffer vasthield brak, en dat zij het slachtoffer heeft geduwd, geslagen in het gezicht en aan de haren heeft getrokken. Dit leidde tot snijletsels met blijvende ontsierende littekens, die door de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel werden aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en heeft een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 5 maart 2023 in een café, waar de verdachte en het slachtoffer betrokken raakten in een gewelddadige confrontatie. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en medische rapporten, en heeft de ernst van het geweld en de gevolgen voor het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar lage recidiverisico en haar bereidheid tot behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/274018-23
Datum uitspraak : 31 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 september 2024 en 17 januari 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 5 maart 2023 in de gemeente [plaats] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere snijwonden en/of glaswonden in/op het gezicht, althans op het lichaam, en/of met blijvend(e) litteken(s) en/of ontsiering, heeft toegebracht door een (wijn)glas, althans een scherp voorwerp, in/naar/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans op/naar/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] (stuk) te gooien en/of (stuk) te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 maart 2023 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een (wijn)glas, althans een scherp voorwerp, in/naar/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans op/naar/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft (stuk)gegooid en/of (stuk)geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 5 maart 2023 te [plaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door (terwijl die [slachtoffer] een glas vast had) een armbeweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te maken en/of (met een glas in de hand) tegen/in het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of aan de haren van die [slachtoffer] te trekken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden en/of blijvende littekens/ontsiering, ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair en subsidiair tenlastegelegde. Het meer subsidiair tenlastegelegde kan wel worden bewezen. Door het handelen van verdachte heeft aangeefster glas in haar gezicht en hals gekregen. Hierdoor heeft zij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster met een glas in het gezicht heeft geraakt. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman in aanvulling op de hiervoor genoemde punten aangevoerd dat op de camerabeelden niet kan worden waargenomen waar de hand van verdachte terechtkomt, dat het opzet op de mishandeling ontbreekt en dat aangeefster niet heeft verklaard dat het pijn deed toen zij aan haar haren werd getrokken.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststelling feitelijke gang van zaken
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen daaromtrent ter terechtzitting naar voren is gekomen leidt de rechtbank de navolgende feitelijke gang van zaken af.
Aangeefster was op 5 maart 2023 samen met een vriendin, getuige [getuige] , op stap in café [café] in [plaats] . Ze voelde op een gegeven moment een paar keer gestomp in haar rug. Een paar minuten daarna voelde ze dat er water over haar hoofd werd gegooid dat over haar rug liep. Aangeefster en haar vriendin zijn wat verder weg gaan staan. Ineens zag ze dat een meisje naar haar toe vloog en aan haar haren trok. Aangeefster is toen in elkaar gedoken. Op een gegeven moment voelde ze pijn in haar gezicht. Omstanders vertelden haar dat ze stukjes glas in haar gezicht had. [2]
De politie kwam snel ter plaatse en sprak aangeefster buiten het café waar het incident had plaatsgevonden. De verbalisant zag dat aangeefster behoorlijk bloedde in haar gezicht en dat er een flink stuk glas in haar gezicht zat dat nog enkele centimeters uitstak. [3]
Aangeefster is behandeld in het ziekenhuis op de afdeling Spoedeisende hulp. Daar is een snijverwonding op de rechterkant van haar kin geconstateerd, waar nog een stukje glas in zat. Deze wond was ongeveer 1 cm groot en werd gehecht met 2 hechtingen. Ook in haar hals was sprake van een snijverwonding met nog een klein stukje glas erin. [4]
In het café hingen beveiligingscamera’s. Een camerabeeldspecialist van de politie heeft de beelden bekeken en onder meer het volgende waargenomen:
“01:53:58 uur:
Ik zag dat NN 1 (de rechtbank begrijpt: verdachte, hierna ook zo genoemd) richting NN 3 keek en met haar linkerhand naar links sloeg, richting het gezicht van NN 2 (de rechtbank begrijpt: aangeefster, hierna ook zo genoemd). Ik zag dat zij met de achterkant van haar hand het gezicht van aangeefster raakte. Ik zag dat er glasscherven en vermoedelijk vloeistof, vermoedelijk van het wijnglas van aangeefster, vanaf aangeefster richting de grond vielen. Ik zag dat aangeefster hierop haar hand naar haar gezicht bracht en een uitdrukking op haar gezicht had, die als geschrokken op mij overkwam. (…)
01:54:00 uur:
Ik zag dat verdachte haar linkerhand naar aangeefster uitstak en haar in het gezicht duwde of sloeg. (…) Ik zag dat NN 3 ondertussen zijn linkerhand naar verdachte uitstak, vermoedelijk om haar tegen te houden. Ik zag dat verdachte haar linkerhand terugtrok en zag dat aangeefster haar handen beschermend voor haar gezicht bracht. Ik zag dat verdachte haar linkerhand naar de rug van aangeefster bracht en vermoedelijk van achteren aan het haar van aangeefster trok. Ik zag dat verdachte ondertussen met haar rechterhand, met daarin nog haar wijnglas, uithaalde richting aangeefster. (…) Ik zag dat aangeefster haar gezicht afwende, maar kon niet goed zien of en waar verdachte haar raakte.
01:54:01 uur:
(…) Ik zag dat aangeefster ondertussen met haar rechterhand probeerde verdachte van zich af te duwen. (…) Ik zag nu dat verdachte met haar linkerhand de haren van aangeefster vast had en zag dat aangeefster met haar linkerhand naar haar eigen haar greep, vermoedelijk in een poging de hand van verdachte lost te maken. Ik zag dat aangeefster, omdat verdachte haar haar vast had, met verdachte mee werd getrokken richting NN 3 en zag dat aangeefster hierbij richting de grond werd getrokken.” [5]
Verdachte heeft verklaard dat zij op 5 maart 2023 in café [café] was. Ze herkent zichzelf op de camerabeelden. [6]
Aangeefster was ter terechtzitting aanwezig. De rechtbank heeft gezien dat aangeefster aan de rechterkant van haar hals een litteken heeft van ongeveer 2 cm lang. Het litteken is rood van kleur met in het midden een kleine onderbreking. Het litteken ligt op de huid. Op de kin is een litteken zichtbaar van ongeveer 1 cm. [7]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte aangeefster letsel heeft toegebracht of heeft gepoogd letsel toe te brengen door opzettelijk een (wijn)glas in het gezicht van aangeefster stuk te slaan. Op grond van het dossier is met onvoldoende zekerheid vast te stellen dat het letsel dat aangeefster heeft opgelopen is veroorzaakt op het moment dat verdachte met het wijnglas in haar hand uithaalde richting aangeefster. Op de beelden is immers niet te zien of en waar aangeefster op dat moment werd geraakt. Dit heeft tot gevolg dat verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte, op een eerder moment dan hierboven bedoeld, een armbeweging maakte richting aangeefster, die op dat moment een wijnglas vasthield, waardoor dat glas brak. Ook heeft verdachte aangeefster in haar gezicht geduwd of geslagen en heeft zij aan de haren van aangeefster getrokken. Door het handelen van verdachte heeft aangeefster letsel opgelopen. Vaststaat immers dat aangeefster geen letsel had voor het incident met verdachte. Direct na het incident hebben omstanders gezien dat zij stukjes glas in haar gezicht had en is door verbalisanten letsel geconstateerd. De beelden, zoals getoond ter zitting, laten een bewust en opzettelijk handelen van verdachte zien.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster ten gevolge van het handelen van verdachte snijletsels had op haar kaak/kin en in haar hals en dat dit letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De wond in haar hals is met twee hechtingen gehecht. De rechtbank heeft op basis van haar eigen waarneming vastgesteld dat zowel op de kin als in de hals nog altijd, bijna twee jaar na dato, duidelijk zichtbare en ontsierende littekens aanwezig zijn. De rechtbank acht aannemelijk dat deze restschade blijvend is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte aangeefster heeft mishandeld en dat aangeefster hierdoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks5 maart 2023 te [plaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door (terwijl die [slachtoffer] een glas vast had) een armbeweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te maken en
/of (met een glas in de hand) tegen/in het gezicht
/hoofdvan die [slachtoffer] te slaan en
/ofaan de haren van die [slachtoffer] te trekken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden en
/ofblijvende littekens/ontsiering, ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Meer subsidiair:
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen (on)voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het heeft bijna 2 jaar geduurd voordat de zaak inhoudelijk werd behandeld en dat viel ook verdachte zwaar. Ze is erg geschrokken van haar eigen gedrag op de camerabeelden, waar zij zichzelf niet in herkent. De kans op recidive is laag.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zinloos geweld tijdens het uitgaan in [plaats] . Om volstrekt onduidelijke redenen en uit het niets heeft verdachte aangeefster aangevallen, waardoor deze glas in haar gezicht kreeg. Door haar handelen heeft verdachte pijn en letsel bij de aangeefster veroorzaakt. De littekens die aangeefster als gevolg daarvan op haar kin en in haar hals heeft opgelopen zijn twee jaar na dato nog altijd goed zichtbaar. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat aangeefster nog steeds last heeft van psychische klachten. Zij wordt dagelijks herinnerd aan het incident door haar littekens en vragen van anderen over de littekens. Het was die bewuste avond druk in het café. Verschillende aanwezigen hebben getuige moeten zijn van het door verdachte gepleegde geweld. Uitgaansgeweld in de publieke ruimte zorgt bovendien in algemene zin voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Verdachte lijkt de ernst van het feit ook in te zien. Ze heeft ter terechtzitting haar excuses aangeboden en daarin komt ze oprecht over.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 29 november 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De reclassering heeft over verdachte een rapport opgemaakt. Daaruit volgt dat verdachte haar leven op orde heeft. Zij heeft werk, woont bij haar ouders en heeft een jong kind. Er is sprake van een laag recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling tot een voorwaardelijke straf om geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij achten hulpverlening weliswaar aangewezen, maar niet in een gedwongen (forensisch) kader. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op vrijwillige basis in behandeling is.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat een mishandeling met behulp van een slagwapen of door een kopstoot, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend wordt bestraft met een taakstraf van 120 uren. Nu er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, maar er geen gebruik is gemaakt van een slagwapen of kopstoot, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uren passend is.
Gelet op het reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat het recidiverisico laag is, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie, vanuit het oogpunt van speciale preventie niet nodig.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de mishandeling een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.270,72 aan materiële schade en € 5.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde vergoeding van de materiële schade kan worden toegewezen, met uitzondering van één gouden oorbel, de reiskosten naar haar ouders, huisarts en psycholoog en de kosten die haar vader en partner hebben gemaakt om bij de zitting aanwezig te kunnen zijn. De gevorderde reiskosten naar het OM en de zitting kunnen als proceskosten worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht het smartengeld naar billijkheid te schatten op € 3.500,-. Verder heeft hij toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. Voor het overige deel aan materiële schade en smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak. Subsidiair heeft hij zich niet verzet tegen toewijzing van de medische kosten en de onder 11 gevorderde vergoeding van de blouse. Wel heeft hij de posten genoemd onder 7 tot en met 10 en 12 betwist. De reiskosten naar het OM en de zitting betreffen proceskosten, die gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien de benadeelde partij wordt bijgestaan door een advocaat. Ook de in de aanvulling op de vordering verzochte schade van de partner en vader komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van het smartengeld heeft hij verzocht om bij toewijzing het bedrag sterk te matigen, gelet op de in de jurisprudentie toegewezen bedragen.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De medische kosten (€ 1.140,25) zijn voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen. Ook de kosten van de kapotte hairextensions (€ 150,86) en het weekendje weg waar de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde niet aan heeft kunnen deelnemen (€ 161,83) acht de rechtbank voldoende onderbouwd en zal deze dus toewijzen.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van twee oorbellen die zij beide aan de rechterkant droeg en is verloren. Het zou gaan om één gouden oorbel die zij van haar oma had geërfd en één oorbel van het merk My Jewellery. De rechtbank stelt vast dat zich op pagina 14 van het strafdossier een foto van aangeefster bevindt die, gelet op de hoeveelheid bloed dat zichtbaar is en het feit dat de snijwonden nog niet zijn gehecht, genomen is kort na het incident. Op die foto is te zien dat aangeefster twee gaatjes in haar rechteroor heeft. In het bovenste gaatje zit een gouden knopje, in het onderste gaatje zit geen oorbel (meer). Gelet op de ter onderbouwing bijgevoegde foto van een vergelijkbare oorbel als die de benadeelde partij vordert (ringetje van My Jewellery), komt de rechtbank tot het oordeel dat de geërfde oorbel, in elk geval op dat moment, nog aanwezig was. De rechtbank zal de kosten van de oorbellen van My Jewellery toewijzen, waarbij de rechtbank de schade schat op € 10,- en de benadeelde partij voor het resterende deel van deze post niet-ontvankelijk zal verklaren.
Ten aanzien van de verloren contactlens is de rechtbank van oordeel dat het causale verband tussen het handelen van verdachte en de gevorderde schade onvoldoende is komen vast te staan. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van een tijdens de mishandeling beschadigde blouse. De rechtbank acht het aannemelijk dat er als gevolg van het incident schade aan de kleding van aangeefster is ontstaan en zal het gevorderde bedrag van € 49,99 – dat niet is betwist – toewijzen.
De benadeelde partij heeft vergoeding verzocht van de reiskosten die zij heeft gemaakt naar haar ouders, huisarts en psycholoog. Deze kosten zijn niet onderbouwd. De benadeelde partij zal ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voorts heeft de benadeelde partij vergoeding verzocht van de reiskosten die zij heeft moeten maken ten behoeve van tweemaal een gesprek met de officier van justitie en de tweemaal om de zitting in de rechtbank bij te wonen. Hoewel er rechtspraak is dat reiskosten ten behoeve van het bijwonen van de zitting, als proceskosten, niet voor vergoeding in aanmerking komen als de benadeelde partij zich laat bijstaan door een advocaat, is de rechtbank in deze specifieke zaak van oordeel dat deze kosten wel als materiële schade voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten houden immers rechtstreeks verband met het strafbare feit. Zonder dit feit hadden de kosten niet gemaakt hoeven te worden. De benadeelde partij heeft als slachtoffer gebruik gemaakt van haar spreekrecht. Naast dat dit een wettelijk recht is, heeft zij aangegeven dat het uitoefenen van het spreekrecht en het bijwonen van de inhoudelijk behandeling bijdraagt aan de verwerking van wat haar is overkomen. De enkele vertegenwoordiging door haar raadsvrouw ter toelichting van de vordering tot schadevergoeding, is hiervoor onvoldoende. De rechtbank sluit hierbij aan en merkt voorts op dat de aanwezigheid van de benadeelde partij ter zitting de rechtbank in de gelegenheid heeft gesteld om de littekens, veroorzaakt door de mishandeling, zelf waar te nemen, hetgeen van belang is geweest voor het vaststellen van de feiten. De rechtbank wijst de gevorderde reiskosten (4 x € 36,54) dan ook toe.
In de aanvullende vordering heeft de benadeelde partij verzocht de door haar partner en vader gemaakte kosten aan haar toe te rekenen. Het gaat om vergoeding van het door hen opgenomen verlof, zodat zij ter zitting aanwezig konden zijn om de benadeelde partij te steunen. Deze verletkosten betreffen geen rechtstreekse schade, die de benadeelde partij heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk verklaren.
In totaal zal de rechtbank dus een bedrag van € 1.659,09 aan materiële schade toewijzen.
Smartengeld
Naast toewijzing van een deel van de materiële schade zal de rechtbank de immateriële schade van de benadeelde partij naar billijkheid vaststellen op € 2.500,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 4.159,09, bestaande uit € 1.659,09 aan materiële schade en € 2.500 aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 maart 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.659,09 aan materiële schade en € 2.500,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.659,09 aan materiële schade en € 2.500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 51 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer, voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. R.D. Leen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2025.
mr. Braaksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023467632, gesloten op 20 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer] , p. 7.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 58.
4.Een schrijven van het [ziekenhuis] , d.d. 5 maart 2023, p. 11-12.
5.Beeldverslag camerabeeldspecialist, p. 29.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 70.
7.Waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 17 januari 2025.