ECLI:NL:RBGEL:2025:948

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
05.240801.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van meerdere voertuigen en diefstal van benzine met bijkomende strafzaken

Op 3 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder verduistering van tien auto’s, diefstal van benzine en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk verduisteren van voertuigen en het stelen van benzine, waarbij hij op brutale wijze het vertrouwen van garagehouders misbruikte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat hij geen werk of inkomen heeft, wat bijdraagt aan het risico op recidive. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn motivatie om zijn leven te beteren, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van de feiten en het delictpatroon een zware straf rechtvaardigen. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan verschillende benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/240801-24 en 02/240910-24 (gev. ttz), 18/228492-22 (tul)
Datum uitspraak : 3 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. in [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.J.A. Beukers-Bouten, advocaat in Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging en toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
parketnummer 05/240801-24
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 september 2023 tot en met 22 mei 2024 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 7] en/of [plaats 8] , althans in Nederland, opzettelijk een of meerdere auto’s die geheel toebehoorde aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, door;
- bij [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] op of omstreeks 13 september 2023 te [plaats 1] een auto (Toyota Aygo) met kenteken [kenteken 1] te lenen en die auto (vervolgens) niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 1] en/of
- bij [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] op of omstreeks 1 februari 2024 te [plaats 2] een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] te lenen en die auto (vervolgens) niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 2] en/of
- bij [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 3] op of omstreeks 15 februari 2024 te [plaats 3] een auto (Kia Picanto) met kenteken [kenteken 3] te lenen en die auto (vervolgens) niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 3] en/of
- bij [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 4] op of omstreeks 26 februari 2024 te [plaats 4] een auto (Toyota Aygo) met kenteken [kenteken 4] te lenen en die auto (vervolgens) niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 4] en/of
- bij [slachtoffer 5] en/of [bedrijf 5] op of omstreeks 8 maart 2024 te [plaats 5] een auto (Citroen C3) met kenteken [kenteken 5] te lenen en die auto (vervolgens) niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 5] en/of
- bij [slachtoffer 6] en/of [bedrijf 6] op of omstreeks 19 maart 2024 te [plaats 6] een auto (Ford Fiesta) met kenteken [kenteken 6] te lenen en die auto (vervolgens) niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 6] en/of
- bij [slachtoffer 7] en/of [bedrijf 7] op of omstreeks 21 mei 2024 te [plaats 7] een auto (Citroen C1) met kenteken [kenteken 7] te lenen en die auto (vervolgens) niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 7] en/of
- bij [slachtoffer 8] en/of [bedrijf 8] op of omstreeks 22 mei 2024 te [plaats 8] een auto (Citroen C1) met kenteken [kenteken 8] te lenen en die auto (vervolgens) niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 8] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 te [plaats 9] en/of [plaats 10] en/of [plaats 11] en/of [plaats 12] , in elk geval in Nederland, een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, door;
- op of omstreeks 3 februari 2024 te [plaats 9] ten behoeve van een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] ongeveer 30,2 liter benzine te tanken en die benzine (vervolgens) niet te betalen en/of met die auto weg te rijden en/of
- op of omstreeks 6 februari 2024 te [plaats 10] ten behoeve van een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] ongeveer 24,11 liter benzine te tanken en die benzine (vervolgens) niet te betalen en/of met die auto weg te rijden en/of
- op of omstreeks 6 februari 2024 te [plaats 11] ten behoeve van een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] ongeveer 27,92 liter benzine te tanken en die benzine (vervolgens) niet te betalen en/of met die auto weg te rijden en/of
- op of omstreeks 11 februari 2024 te [plaats 12] ten behoeve van een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] ongeveer 26,73 liter benzine te tanken en die benzine (vervolgens) niet te betalen en/of met die auto weg te rijden;
3
hij op of omstreeks 20 mei 2024 te [plaats 13] , in elk geval in Nederland, een auto (Renault Megane) met (Pools) kenteken [kenteken 9] , althans een voorwerp, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp (on)middellijk afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
4
hij in of omstreeks de periode van 21 mei 2024 tot en met 31 mei te [plaats 7] en/of [plaats 14] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere auto’s, te weten een Citroen C1 met kenteken [kenteken 7] en/of een Citroen C1 met kenteken [kenteken 8] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 7] en/of [bedrijf 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [bedrijf 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd;
5
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te [plaats 9] , in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] , heeft gereden op de weg, Rijksweg A16, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
parketnummer 02-240910-24
1
hij in of omstreeks 7 mei 2024 tot en met 19 mei 2024 te [plaats 15] opzettelijk een personenauto, te weten een Seat Mii, kenteken [kenteken 10] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij in of omstreeks 04 juli 2024 tot en met 23 juli 2024 te [plaats 16] , gemeente Alphen-Chaam, opzettelijk een personenauto, te weten een Volkswagen Up, kenteken [kenteken 11] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder parketnummers 05/240801-24 en 02/240910-24 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft ten aanzien van het bewijs geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/240801-24 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1
Ten aanzien feit 1 eerste (1) gedachtestreepje (hierna: sub):
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 101-102;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 1 sub 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 125-127;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 1 sub 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 231-234;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 1 sub 4:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , namens [bedrijf 4] , p. 300-302;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 1 sub 5:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , namens [bedrijf 5] , p. 345-347;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 1 sub 6:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , namens [bedrijf 6] , p. 414-415;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 1 sub 7:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , namens [bedrijf 7] , p. 475-477;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 1 sub 8:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , namens [bedrijf 8] , p. 605-606;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Bewijsmiddelen feit 2
Ten aanzien van feit 2 sub 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , namens [slachtoffer 10] , p. 185-186;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 2 sub 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , namens [slachtoffer 11] , p. 195-197;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 2 sub 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , namens [slachtoffer 12] , p. 206-208;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van feit 2 sub 4:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , namens [slachtoffer 13] , p.219-221;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Bewijsmiddelen feit 3
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , namens [bedrijf 9] (los proces-verbaal), proces-verbaalnummer PL2000-2024145216-2), p. 1-2;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 585;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Bewijsmiddelen feit 4
Ten aanzien van de onder 05/240801-24 feit 4 vermelde Citroen C1 met kenteken [kenteken 7] , van [bedrijf 7] :
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , namens [bedrijf 7] , p. 505-507;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 508-510;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Ten aanzien van de onder 05/240801-24 feit 4 vermelde Citroen C1 met kenteken [kenteken 8] , van [bedrijf 8] :
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , namens [bedrijf 8] , p. 605-606;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 611 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 621;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Bewijsmiddelen feit 5
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , p. 184-186;
het proces-verbaal van bevindingen p. 190;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025.
Parketnummer 02/240910-24 [2]
Bewijsmiddelen feit 1
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , namens [bedrijf 10] , p. 6-8;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025;
Bewijsmiddelen feit 2
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 11] , p. 38-39;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/240801-24 onder feit 1 tot en met feit 5 en het onder parketnummer 02/240910-24 onder feit 1 en onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/240801-24
1.
hij in
of omstreeksde periode van 13 september 2023 tot en met 22 mei 2024 te [plaats 1] en
/of[plaats 2] en
/of[plaats 3] en
/of[plaats 4] en
/of[plaats 5] en
/of[plaats 6] en
/of[plaats 7] en
/of[plaats 8]
, althans in Nederland, opzettelijk
een ofmeerdere auto’s die geheel toebehoorden aan
een ander ofanderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, door;
- bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] Automotive op
of omstreeks13 september 2023 te [plaats 1] een auto (Toyota Aygo) met kenteken [kenteken 1] te lenen en die auto
(vervolgens
)niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 1] en
/of
- bij [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] op
of omstreeks1 februari 2024 te [plaats 2] een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] te lenen en die auto
(vervolgens
)niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 2] en
/of
- bij [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 3] op
of omstreeks15 februari 2024 te [plaats 3] een auto (Kia Picanto) met kenteken [kenteken 3] te lenen en die auto
(vervolgens
)niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 3] en
/of
- bij [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 4] .F. op
of omstreeks26 februari 2024 te [plaats 4] een auto (Toyota Aygo) met kenteken [kenteken 4] te lenen en die auto
(vervolgens
)niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 4] en
/of
- bij [slachtoffer 5] en/of [bedrijf 5] op
of omstreeks8 maart 2024 te [plaats 5] een auto (Citroen C3) met kenteken [kenteken 5] te lenen en die auto
(vervolgens
)niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 5] en
/of
- bij [slachtoffer 6] en/of [bedrijf 6] op
of omstreeks19 maart 2024 te [plaats 6] een auto (Ford Fiesta) met kenteken [kenteken 6] te lenen en die auto
(vervolgens
)niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 6] en
/of
- bij [slachtoffer 7] en/of [bedrijf 7] op
of omstreeks21 mei 2024 te [plaats 7] een auto (Citroen C1) met kenteken [kenteken 7] te lenen en die auto
(vervolgens
)niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 7] en
/of
- bij [slachtoffer 8] en/of [bedrijf 8] op
of omstreeks 22 mei 2024 te [plaats 8] een auto (Citroen C1) met kenteken [kenteken 8] te lenen en die auto
(vervolgens
)niet meer terug te brengen naar die [slachtoffer 8] ;
2
hij in
of omstreeksde periode van 3 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 te [plaats 9] en
/of[plaats 10] en
/of[plaats 11] en
/of[plaats 12]
, in elk geval in Nederland,een hoeveelheid benzine
, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 9] en/of[slachtoffer 10] en
/of[slachtoffer 11] en
/of[slachtoffer 12] en
/of[slachtoffer 13]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, door;
- op
of omstreeks3 februari 2024 te [plaats 9] ten behoeve van een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] ongeveer 30,2 liter benzine te tanken en die benzine
(vervolgens
)niet te betalen en
/ofmet die auto weg te rijden en
/of
- op
of omstreeks6 februari 2024 te [plaats 10] ten behoeve van een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] ongeveer 24,11 liter benzine te tanken en die benzine
(vervolgens
)niet te betalen en
/ofmet die auto weg te rijden en
/of
- op
of omstreeks6 februari 2024 te [plaats 11] ten behoeve van een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] ongeveer 27,92 liter benzine te tanken en die benzine
(vervolgens
)niet te betalen en
/ofmet die auto weg te rijden en
/of
- op
of omstreeks11 februari 2024 te [plaats 12] ten behoeve van een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] ongeveer 26,73 liter benzine te tanken en die benzine
(vervolgens
)niet te betalen en
/ofmet die auto weg te rijden;
3
hij op
of omstreeks20 mei 2024
te [plaats 13] , in elk gevalin Nederland, een auto (Renault Megane) met (Pools) kenteken [kenteken 9] ,
althans een voorwerp,heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist
althans redelijkerwijs moest vermoedendat dat voorwerp (on)middellijk afkomstig was uit
enig (eigen
)misdrijf;
4
hij in
of omstreeksde periode van 21 mei 2024 tot en met 31 mei 2024
te [plaats 7] en/of [plaats 14] , althansin Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
een ofmeerdere auto’s, te weten een Citroen C1 met kenteken [kenteken 7] en
/ofeen Citroen C1 met kenteken [kenteken 8] ,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele toebehoorden aan [slachtoffer 7] en/of [bedrijf 7] en
/of[slachtoffer 8] en/of [bedrijf 8]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachteheeft
vernield en/ofbeschadigd;
5
hij op
of omstreeks3 februari 2024 te [plaats 9]
, in elk geval in Nederland,als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een auto (Peugeot) met kenteken [kenteken 2] , heeft gereden op de weg, Rijksweg A16, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
parketnummer 02-240910-24
1
hij in
of omstreeksde periode van 7 mei 2024 tot en met 19 mei 2024 te [plaats 15] opzettelijk een personenauto, te weten een Seat Mii, kenteken [kenteken 10] ,
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 10] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij in
of omstreeksde periode van 04 juli 2024 tot en met 23 juli 2024 te [plaats 16] , gemeente Alphen- Chaam , opzettelijk een personenauto, te weten een Volkswagen Up, kenteken [kenteken 11] ,
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 11] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/240801-24
feit 1:
verduistering, meermalen gepleegd
feit 2:
diefstal, meermalen gepleegd
feit 3:
eenvoudig witwassen
feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd
feit 5:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
parketnummer 02/240910-24 feit 1 en feit 2
telkens:
verduistering

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaar, met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Met betrekking tot de overtreding van artikel 107 WVW en de soortgelijke twaalf ad informandum gevoegde feiten heeft de officier van justitie één maand hechtenis gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheid dat verdachte inmiddels een betalingsregeling heeft getroffen met het CJIB, dat hij nu opleidingen volgt en dat hij inmiddels vader is geworden. De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte – mede in aanmerking genomen de straffen die nog openstaan – een gevangenisstraf voor de duur van 720 dagen, waarvan 526 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar dient te worden opgelegd. De raadsvrouw heeft verzocht als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te stellen, alsmede een locatiegebod met elektronische monitoring. Ten aanzien van het rijden zonder rijbewijs heeft de raadsvrouw verzocht een geheel voorwaardelijke hechtenis op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van minder dan een jaar op verschillende momenten en door het hele land schuldig gemaakt aan verduistering van in totaal tien auto’s, vier diefstallen van een hoeveelheid benzine, het witwassen van een auto en kentekenplaten, beschadiging van twee auto’s en het rijden zonder rijbewijs. De verduisteringen van de auto’s voerde verdachte op brutale wijze uit, waarbij hij misbruik maakte van het vertrouwen dat garagehouders in verdachte hadden gesteld. Bovendien volgt uit de berichtenwisseling tussen verdachte en een aantal slachtoffers dat verdachte niets gaf om de eigendommen van deze slachtoffers en dat hij zich niks aantrok en brutaal bleef als slachtoffers door hadden dat verdachte de door hem verduisterde auto’s niet zou terugbrengen. De feiten veroorzaakten daarnaast aanzienlijke economische schade. De verduisteringen in deze zaken hebben niet alleen voor forse materiële schade, maar ook voor veel overlast gezorgd. Dit blijkt ook uit de onderbouwing van de vorderingen van een aantal slachtoffers.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij meerdere keren is veroordeeld vanwege vermogensdelicten, waaronder verduisteringen en diefstallen. Verdachte is ook meerdere keren veroordeeld vanwege het rijden zonder rijbewijs. De voorlopige hechtenis van verdachte in een andere zaak, waarin hij wordt verdacht van oplichting, werd met ingang van 8 juli 2024 geschorst. Hij bleef na zijn schorsing echter doorrijden in een door hem verduisterde auto tot aan het moment dat hij (wederom) werd aangehouden. Hieruit volgt dat verdachte na een eerdere schorsing en tot aan het moment van zijn aanhouding zijn criminele handelen heeft voortgezet. Ook liep verdachte nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling voor verduistering. De rechtbank weegt dit alles in het nadeel van verdachte mee.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat vanwege de eerdere veroordelingen kan worden gesproken van een delictpatroon ten aanzien van het plegen van vermogensdelicten. Verdachte heeft geen werk, geen inkomen en heeft financiële problemen. Verder zijn er weinig tot geen beschermende factoren in het leven van verdachte. Eerdere trajecten bij hulpverlenende instanties en de (jeugd)reclassering hebben niet tot een positieve gedragsverandering geleid; verdachte werd niet als begeleidbaar ervaren en door zijn houding werden eerdere trajecten vroegtijdig afgebroken. De reclassering schat gelet op het voorgaande het risico op recidive en het risico op onttrekking aan voorwaarden in als hoog. Ten tijde van het gesprek met de reclassering sprak verdachte motivatie uit om zijn leven op orde te krijgen. De reclassering heeft aangegeven dat indien verdachte zijn leven wil beteren, dat dit om een uitgebreide aanpak zal vragen, gezien er weinig beschermende factoren zijn en er problemen zijn op verschillende leefgebieden. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, beschermd wonen, het vinden en houden van dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank ziet zich geconfronteerd met het feit dat verdachte enerzijds thans aangeeft dat hij gemotiveerd is om – samen met de reclassering – te werken aan een delictvrije toekomst. Om recidive in de toekomst te voorkomen is het van belang dat verdachte wordt behandeld en begeleid. Anderzijds zijn eerdere hulpverleningstrajecten niet geslaagd en heeft verdachte ook na de schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere zaak zijn criminele handelen voortgezet. De rechtbank ziet gelet op de hoeveelheid en de aard en ernst van de feiten geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan een gevangenisstraf met een fors onvoorwaardelijk strafdeel. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met de bijzondere voorwaarden die de reclassering adviseert, passend en geboden. De officier van justitie is – blijkens het requisitoir – bij de strafmaat uitgegaan van acht verduisterde auto’s. De rechtbank gaat uit van tien verduisterde auto’s waardoor de opgelegde gevangenisstraf van langere duur is dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank ziet geen aanleiding om een locatiegebod met elektronische monitoring als bijzondere voorwaarde te stellen. Een deel van de gevangenisstraf legt de rechtbank voorwaardelijk op, zodat dit voor verdachte als ‘stok achter de deur’ kan dienen en hij na detentie de kans heeft om te laten zien dat hij zijn leven een positieve wending kan geven.
De rechtbank zal voor het rijden zonder rijbewijs aan verdachte hechtenis voor de duur van één maand opleggen. De rechtbank heeft bij de oplegging van deze straf rekening gehouden met de op de dagvaarding vermelde ad informandum gevoegde feiten, die door verdachte ter zitting zijn bekend. Daarmee zijn deze feiten afgedaan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

In verband met de feiten onder parketnummer 05/240801-24 hebben vijf benadeelde partijen een vordering tot schadevergoeding ingediend. Alle benadeelde partijen vorderen toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[bedrijf 3]
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering van de kosten voor ontbinding van het koopcontract aangaande een auto en de gevorderde immateriële schade. De gevorderde materiële schade voor de reparatie aan de huurauto kan worden toegewezen. De officier van justitie heeft verder gesteld dat de schadepost ten aanzien van gemaakte uren voor onder meer het maken van bezwaar tegen boetes en incasso’s voor verkeersovertredingen en het tanken zonder betalen voor een bedrag van € 500,- kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat uit de stukken niet blijkt dat [slachtoffer 3] [bedrijf 3] wettelijk mag vertegenwoordigen. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard om de navolgende redenen. Dat huuropbrengst zou zijn gemist is onvoldoende onderbouwd, net als de kosten in verband met de tijd die besteed zou zijn aan het maken van bezwaar tegen de beschikkingen. De verdediging heeft gesteld dat voor de bepaling van de schade aan de huurauto noodzakelijk is dat de dagwaarde van die auto is vastgesteld en een verslag daaromtrent ontbreekt. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat de ontbindingskosten zien op een contractuele ontbindingsvergoeding en daarmee het rechtstreekse verband met de verduistering ontbreekt.
Overweging van de rechtbank
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
[slachtoffer 3] heeft blijkens de vordering als vertegenwoordiger van [bedrijf 3] de vordering ingediend. De rechtbank heeft, mede in aanmerking genomen het feit dat [slachtoffer 3] aangifte heeft gedaan namens de vakgarage met gelijknamige bedrijfsnaam, geen reden te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van deze [slachtoffer 3] . De rechtbank gaat daarom uit van de bevoegdheid van [slachtoffer 3] om de vakgarage te dezer zake te vertegenwoordigen.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de ontbindingskosten zien op een contractuele ontbindingsvergoeding die betrekking heeft op een andere auto dan de auto die door verdachte is verduisterd en dat daarom het rechtstreekse verband met de verduistering ontbreekt. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. Ten aanzien van de kosten in verband met gemiste huuropbrengst is onvoldoende onderbouwd dat er daadwerkelijk huuropbrengst is misgelopen. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de auto van benadeelde partij na de verduistering beschadigd werd teruggevonden. De vordering is op dit punt onderbouwd met een factuur voor de herstelwerkzaamheden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Het gevorderde bedrag van € 689,64 aan btw vormt echter voor [bedrijf 3] geen schade. De vordering kan daarom, exclusief het bedrag aan btw, voor € 3.284,- worden toegewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat door het ontbreken van de dagwaarde van de auto onduidelijk is of de herstelkosten de dagwaarde te boven gaat. Daartoe is van belang dat deze enkele stelling onvoldoende is onderbouwd.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt verder dat de benadeelde partij na verduistering van zijn auto door verdachte diverse beschikkingen, boetes en incasso’s kreeg in verband met verkeersovertredingen en tanken zonder betalen die tijdens de periode dat de auto was verduisterd met die auto zijn gepleegd. De vordering is echter onvoldoende onderbouwd ten aanzien van welke beschikkingen en boetes allemaal bezwaar is gemaakt en hoeveel tijd daaraan is besteed. Op basis van het dossier stelt de rechtbank wel vast dat benadeelde partij beschikkingen, boetes en incasso’s ontving waartegen bezwaar kon worden gemaakt en waaraan de benadeelde partij tijd heeft moeten besteden voor administratieve rompslomp en dat er dus schade is ontstaan. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank schat de door de benadeelde partij geleden schade op een bedrag van € 200,-.
Verdachte is vanaf 25 augustus 2024, de dag waarop de vordering werd ingediend, wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd. Voor het overige deel wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade gevorderd. Aan de gevraagde vergoeding van immateriële schade is ten grondslag gelegd dat er angst is ontstaan dat iets soortgelijks weer gebeurd en dat benadeelde partij wantrouwen naar klanten heeft gekregen.
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van immateriële schade in het geval dat:
- verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen;
- de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen;
- de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
- de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Wanneer immateriële schadevergoeding wordt gevorderd, behoort de (straf)rechter te onderzoeken of zich daadwerkelijk één van de limitatief (art. 6:95 lid 1 BW) in de wet genoemde gevallen voordoet waarin aanspraak bestaat op immateriële schadevergoeding. Zonder een wettelijke grondslag bestaat er geen aanspraak op immateriële schadevergoeding.
De rechtbank overweegt – voor zover de benadeelde partij bedoeld heeft de aantasting in de persoon ten grondslag te leggen aan de vordering van immateriële schade – dat voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon volgens de Hoge Raad het uitgangspunt is dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. In een dergelijk geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen.
De rechtbank overweegt dat in het onderhavige geval de wettelijke grondslag ontbreekt en zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering van immateriële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 44 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
[bedrijf 4]
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 2000,- in verband met het verlies van de auto en het gevorderde bedrag van € 792,81 in verband met de diverse ontvangen beschikkingen en kosten in verband met diefstal van benzine kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft gesteld dat op basis van de stukken niet kan worden vastgesteld wat de dagwaarde van de verduisterde auto was.
Overweging van de rechtbank
Het door benadeelde partij gevorderde bedrag van € 792,81 in verband met de diverse ontvangen beschikkingen is onderbouwd met de in het dossier gevoegde beschikkingen. Bovendien heeft verdachte ter zitting bekend dat hij meerdere overtredingen heeft begaan met de auto van benadeelde partij. De rechtbank zal dan ook het gevorderde bedrag toewijzen.
De auto van benadeelde partij is niet meer teruggevonden. Het staat vast dat hierdoor schade is ontstaan en voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De vordering van deze schadepost komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of onredelijk voor. Daarom kan de vordering tot toekenning van schadevergoeding worden toegewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat door het ontbreken van de dagwaarde van de auto onduidelijk is of de herstelkosten de dagwaarde te boven gaat. Daartoe is van belang dat deze enkele stelling onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de door de benadeelde partij geleden schade voor wat betreft het verlies van de auto toewijzen, zijnde een bedrag van € 2.000,-.
Verdachte is vanaf 27 augustus 2024, de dag waarop de vordering werd ingediend, wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 37 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
[bedrijf 5]
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in verband met kosten voor het transport van de verduisterde auto vanuit [plaats 18] een bedrag van € 250,- kan worden toegewezen. Wat betreft de overige materiële kostenposten dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. De officier van justitie heeft gesteld dat de gevorderde immateriële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt en dat ook dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat uit de stukken niet blijkt dat [slachtoffer 14] [bedrijf 5] wettelijk mag vertegenwoordigen. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering van materiële en immateriële schade moet worden verklaard omdat de onderbouwing geheel ontbreekt en de rechtbank de schade niet kan schatten.
Overweging van de rechtbank
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
[slachtoffer 14] heeft blijkens de vordering als vertegenwoordiger van [bedrijf 5] de vordering ingediend. De rechtbank heeft, mede in aanmerking genomen dat in de aangifte is beschreven dat [slachtoffer 14] eigenaar is van de vakgarage met gelijknamige bedrijfsnaam, geen reden te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van deze [slachtoffer 14] . De rechtbank gaat daarom uit van de bevoegdheid van [slachtoffer 14] om de vakgarage te dezer zake te vertegenwoordigen.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft de volgende materiële schade gevorderd: 1) een bedrag van
€ 250,- in verband met schade die is ontstaan doordat hij met een autoambulance naar [plaats 17] is gereden; 2) een bedrag van € 350,- aan transportkosten in verband met het ophalen van de auto uit [plaats 18] en 3) € 750,- in verband met kosten voor herstel en reiniging van de auto.
De vordering is niet onderbouwd en uit het dossier en verhandelde ter terechtzitting blijkt niet dat de auto moest worden hersteld en in [plaats 17] moest worden opgehaald. De rechtbank zal de benadeelde partij bij deze stand van zaken niet-ontvankelijk verklaren in de vordering van deze, onder punten 1 en 3 genoemde, kosten. Voor wat betreft de onder 2 genoemde transportkosten van de auto in [plaats 18] overweegt dat de rechtbank dat uit pagina 379 tot en met 383 van het dossier volgt dat de auto van de benadeelde partij door verdachte bij het bedrijf van [naam] in [plaats 18] werd gestald. Het staat dan ook vast dat schade is ontstaan doordat de benadeelde partij kosten heeft maken voor het transport van de auto van [plaats 18] naar [plaats 19] . Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De vordering van deze schadepost komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of onredelijk voor. Daarom kan de vordering tot toekenning van schadevergoeding worden toegewezen, zijnde het gevorderde bedrag van € 350,-.
Verdachte is vanaf 15 augustus 2024, de dag waarop vordering werd ingediend, wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 750,- aan immateriële schade gevorderd. Aan de gevraagde vergoeding van immateriële schade is ten grondslag gelegd dat door de stress van het feit zijn vakantie is verpest en eerder werd beëindigd.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hierboven ten aanzien van de vordering van immateriële schade door [bedrijf 3] heeft overwogen. Zij overweegt dat ook in het onderhavige geval de wettelijke grondslag ontbreekt en zij zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering van immateriële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 7 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
[bedrijf 7]
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 6.604,91 in verband met schade aan de auto kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat uit de stukken niet blijkt dat
[slachtoffer 7] [bedrijf 7] wettelijk mag vertegenwoordigen. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat voor de bepaling van de schade aan de auto noodzakelijk is dat de dagwaarde van die auto is vastgesteld en een verslag daaromtrent ontbreekt.
Overweging van de rechtbank
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
[slachtoffer 7] heeft blijkens de vordering als vertegenwoordiger van [bedrijf 7] de vordering ingediend. De rechtbank heeft, mede in aanmerking genomen dat [slachtoffer 7] aangifte heeft gedaan namens [bedrijf 7] , geen reden te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van deze [slachtoffer 7] . De rechtbank gaat daarom uit van de bevoegdheid van [slachtoffer 7] om de vakgarage te dezer zake te vertegenwoordigen.
Materiële schade
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de auto van benadeelde partij na de verduistering door verdachte werd beschadigd. De vordering is op dit punt onderbouwd met een schadecalculatie. Voor de schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Het gevorderde bedrag van € 6.604,91 kan daarom worden toegewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat door het ontbreken van de dagwaarde van de auto onduidelijk is of de herstelkosten de dagwaarde te boven gaat. Daartoe is van belang dat deze enkele stelling onvoldoende is onderbouwd.
Verdachte is vanaf 10 januari 2025, de dag waarop de vordering is ingekomen, wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 68 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
[bedrijf 8]
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van € 2.088,- kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat uit de stukken niet blijkt dat [slachtoffer 8] [bedrijf 8] wettelijk mag vertegenwoordigen. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat uit de schadetaxatie blijkt dat de gevorderde schade hoger is dan de weergegeven dagwaarde en dat bovendien van die dagwaarde de restwaarde en btw moet worden afgetrokken.
Overweging van de rechtbank
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
[slachtoffer 8] heeft blijkens de vordering als vertegenwoordiger van [bedrijf 8] de vordering ingediend. De rechtbank heeft, mede in aanmerking genomen dat
[slachtoffer 8] aangifte heeft gedaan namens [bedrijf 8] , geen reden te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van deze [slachtoffer 8] . De rechtbank gaat daarom uit van de bevoegdheid van [slachtoffer 8] om de vakgarage te dezer zake te vertegenwoordigen.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 3.730,66 gevorderd in verband met schade die is ontstaan aan de verduisterde auto. De vordering is onderbouwd met een expertiseverslag waaruit blijkt dat de reparatiekosten minimaal 3.730,66 exclusief btw bedragen. Uit het verslag volgt verder dat de restantwaarde van de auto € 275,- bedraagt en dat bovenvermelde reparatiekosten de dagwaarde van de auto (€ 2.363,-) te boven gaan.
Het staat vast dat de schade is ontstaan en voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Omdat de reparatiekosten de dagwaarde van de auto te boven gaan, zal de rechtbank uitgaan van het totaalverlies van de auto en van die dagwaarde de restantwaarde aftrekken. Van de genoemde dagwaarde hoeft, anders dat de raadsvrouw stelt, geen bedrag aan btw te worden afgetrokken. De rechtbank gaat er namelijk op basis van het bovenvermelde expertiseverslag vanuit dat de dagwaarde van de auto is weergegeven exclusief btw. De rechtbank zal dan ook een bedrag van € 2.088,- (€ 2.363,- minus € 275,-) toewijzen.
Verdachte is vanaf 11 september 2024, de dag waarop de vordering is ingekomen, wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
[bedrijf 12]
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van € 500,- kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gesteld dat uit het dossier volgt dat [naam] van verdachte de van [bedrijf 5] verduisterde auto kocht, een aanbetaling aan verdachte deed en dat dit in rechtstreeks verband staat met de verduistering van de auto van [slachtoffer 14] .
De verdediging heeft gesteld dat het causale verband tussen de schade van [naam] en de verduistering van de auto van [slachtoffer 14] ontbreekt.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 500,- gevorderd in verband met een door hem op 11 maart 2024 aan verdachte gedane aanbetaling voor de aanschaf van een auto, die op 8 maart 2024 van [bedrijf 5] verduisterd bleek te zijn. De rechtbank is van oordeel dat de door [naam] gevorderde schade niet rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde verduistering van de auto van [bedrijf 5] . Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 18-228492-22)

De politierechter heeft verdachte op 5 september 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van deze vordering.
Bewezen is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf, mede in aanmerking genomen dat die straf is opgelegd voor een feit dat soortgelijk is aan de feiten waarvoor hij nu zal worden veroordeeld, ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a, 62, 310, 321, 350 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte voor de bewezenverklaarde feiten 1 tot en met 4 onder parketnummer 05/240801-24 en de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 02/240910-24 tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering Novadic Kentron, adres Rompertsebaan 12, 5231 GT in Den Bosch zal melden en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte zich aan de afspraken en aanwijzingen van Novadic Kentron zal houden, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’, SCIL, meewerken aan een gedragsinterventie en/of urinecontroles. Wanneer verdachte zich in een andere woonplaats vestigt meld hij zich daar bij de reclassering;
  • verdachte zich laat behandelen door een instelling voor forensisch psychiatrische zorg, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. De behandeling start bij aanvang van het toezicht. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • verdachte zal verblijven in een instelling voor beschermd dan wel begeleid wonen, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Het verblijf start bij aanvang van het toezicht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • verdachte zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • verdachte zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, en zal de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden geven;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte voor het bewezenverklaarde feit 5 van parketnummer 05/240801-24 tot
hechtenisvoor de duur van
één (1) maand;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 5 september 2023 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één maand (parketnummer 18-228492-22);
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/240801-24 onder 1 (sub 3) tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bedrijf 3] van € 3.484,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [bedrijf 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [bedrijf 3] , een bedrag te betalen van € 3.484,- aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 44 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [bedrijf 4]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/240801-24 onder 1 (sub 4) tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bedrijf 4] van € 2.792,81 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [bedrijf 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [bedrijf 4] , een bedrag te betalen van € 2.792,81 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 37 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij Jelsma
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/240801-24 onder 1 (sub 5) tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bedrijf 5] van € 350- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [bedrijf 5] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [bedrijf 5] , een bedrag te betalen van € 350,- aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 7 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [bedrijf 7]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/240801-24 onder 1 (sub 7) tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bedrijf 7] van € 6.604,91 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [bedrijf 7] , een bedrag te betalen van € 6.604,91 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 68 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [bedrijf 8]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/240801-24 onder 1 (sub 8) tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bedrijf 8] en van € 2.088,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • verklaart de benadeelde partij [bedrijf 8] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [bedrijf 8] , een bedrag te betalen van € 2.088,- aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [bedrijf 12]
 verklaart de benadeelde partij [bedrijf 12] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hollebrandse (voorzitter), mr. Y. Yeniay-Cenik en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de Landelijke Eenheid van de politie, dienst infrastructuur Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024237633, gesloten op 28 juli 2024 en het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2000-2024145216-2, gesloten op 10 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Zeeland-West Brabant, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2000-2024187184, gesloten op 26 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.