ECLI:NL:RBGEL:2025:9437

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
455913
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering inzage in onderzoeksrapporten na brand in koelinstallatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eiseressen, bestaande uit Zürich Insurance Europe AG, HDI Global SE en Byondis B.V., vorderingen ingesteld tegen gedaagden B.E.R.G. B.V., B.E.R.G. Industrial Climate Control B.V. en ASR Schadeverzekeringen N.V. De eiseressen vorderen inzage in diverse documenten en rapportages met betrekking tot een brand die op 1 juli 2016 heeft plaatsgevonden in een koelinstallatie van Synthon Biopharmaceuticals B.V., later Byondis B.V. genoemd. De brand heeft geleid tot een bodemprocedure waarin eiseressen schadevergoeding vorderen van gedaagden, die betrokken waren bij de installatie van de koelinstallatie. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding op 13 oktober 2025, hebben eiseressen bezwaar gemaakt tegen de conclusie van antwoord van gedaagden, die op 10 oktober 2025 was ingediend, omdat deze niet tijdig was overgelegd. De voorzieningenrechter heeft deze conclusie echter toegestaan. Eiseressen stellen dat zij inzage nodig hebben in de gevorderde documenten om hun standpunten in de bodemprocedure te onderbouwen, vooral nu gedaagden een rapport van een nieuwe deskundige, Clensch, hebben overgelegd, die kritiek heeft geuit op de eerdere rapportages van de door eiseressen ingeschakelde deskundigen. Gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat eiseressen geen spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseressen wel degelijk een spoedeisend belang hebben, aangezien zij de gevraagde stukken nodig hebben voor hun hoger beroep dat op 16 december 2025 dient te worden ingediend. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseressen gedeeltelijk toegewezen, met uitzondering van de vorderingen die betrekking hebben op vertrouwelijke informatie. De gedaagden zijn veroordeeld tot het verstrekken van afschriften van de gevraagde documenten binnen tien dagen na betekening van het vonnis, met een dwangsom voor het geval zij hier niet aan voldoen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/455913 / KZ ZA 25-136
Vonnis in kort geding van 3 november 2025
in de zaak van
1. de vennootschap naar buitenlands recht
ZÜRICH INSURANCE EUROPE AG,
gevestigd te Frankfurt am Main (Duitsland),
2. de vennootschap naar buitenlands recht
HDI GLOBAL SE,
gevestigd te Hannover (Duitsland),
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BYONDIS B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eiseressen,
eisende partijen sub 1 en 2 hierna (in enkelvoud) samen te noemen: Zürich c.s.,
eisende partij sub 3 hierna te noemen: Synthon,
advocaten: mr. E.C.M. Esveld en mr. M. van Rijen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.E.R.G. B.V.,
gevestigd te Tiel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.E.R.G. INDUSTRIAL CLIMATE CONTROL B.V.,
gevestigd te Tiel,
3. de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASR SCHADEVERZEKERINGEN N.V,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: gedaagden,
gedaagde partijen sub 1 en 2 hierna (in enkelvoud) samen te noemen: Berg,
gedaagde partij sub 3 hierna te noemen: ASR,
advocaat: mr. J.H. Tuit.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9
- de bevestiging van vrijwillige verschijning van gedaagden
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5
- de mondelinge behandeling van 13 oktober 2025
- de pleitnota van eiseressen.
1.2.
Gedaagden hebben op 10 oktober 2025 een conclusie van antwoord met vijf producties ingebracht. Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen deze conclusie en producties, omdat de stukken niet tijdig zijn overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter beslist dat de conclusie van antwoord met de vijf producties wordt toegestaan. Deze beslissing is tijdens de mondelinge behandeling toegelicht. De conclusie van antwoord met de producties 1 tot en met 5 maakt daarom onderdeel uit van het procesdossier.

2.De feiten

2.1.
Op 1 juli 2016 is een brand ontstaan in een koelinstallatie van Synthon Biopharmaceuticals B.V., welke vennootschap vanaf 16 april 2020 Byondis B.V. is gaan heten en in dit vonnis Synthon zal worden genoemd. De koelinstallatie is begin 2016 in opdracht van Synthon geplaatst door Berg.
2.2.
De verzekeraars van Synthon en Berg hebben de oorzaak van de brand laten onderzoeken. Beide partijen hebben in dat kader eigen deskundigen ingeschakeld. Synthon heeft deskundigen Crawford & Company (Nederland B.V.) (hierna Crawford & Company), GORPA Schadeonderzoek B.V. (hierna Gorpa) en DEKRA Certifications B.V. (hierna Dekra)ingeschakeld. Berg heeft deskundigen I-TEK B.V. (hierna I-TEK), Nimirco B.V. (hierna Nimirco) en Vanderwal & Joosten B.V. (hierna Vanderwal & Joosten) ingeschakeld. Daarnaast hebben partijen gezamenlijk deskundige Sparkling Projects B.V. (hierna Sparkling Projects) ingeschakeld om onderzoek te doen, welke opdracht door I-TEK, mede namens Berg, bij brief van 16 maart 2018 - voorafgaand aan de rapportage van Sparkling Projects - is ingetrokken.
Al deze deskundigen hebben op locatie en/of in het laboratorium van DEKRA (waar de koelunits op enig moment naartoe zijn verplaatst) onderzoek gedaan.
2.3.
Eiseressen hebben bij dagvaarding van 14 juli 2022 een bodemprocedure geëntameerd bij de rechtbank Gelderland. In die bodemprocedure hebben eiseressen gevorderd om Berg te veroordelen tot – kort gezegd – betaling van de schade die het gevolg is van de brand, omdat Berg zou zijn tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst met Synthon, dan wel onrechtmatig jegens Synthon zou hebben gehandeld.
2.4.
Gedaagden hebben voor het eerst bij conclusie van antwoord in de bodemprocedure een rapport van 4 augustus 2023 van het door hen ingeschakelde onderzoeksbureau Clensch (hierna: Clensch) overgelegd. In dit rapport heeft Clensch zich – kort gezegd – kritisch uitgelaten over de conclusies van de door eiseressen ingeschakelde deskundigen en de door hen gekozen onderzoeksmethodes.
2.5.
Bij eindvonnis van 29 januari 2025 heeft de rechtbank Gelderland de vorderingen van eiseressen in de bodemprocedure afgewezen.
In r.o. 4.3. van dat eindvonnis heeft de rechtbank overwogen dat Berg de in r.o. 2.9. van dat vonnis geschetste toedracht niet heeft betwist. In r.o. 2.9. van het vonnis van 29 januari 2025 - waarin koelinstallatie 2 als ‘KI2’ wordt aangeduid - is het volgende vermeld:
Zowel GORPA (rapport van 2 juli 2018, hoofdstuk 12) als I-TEK (rapport van 17 juli 2023, hoofdstuk 5) hebben geconcludeerd dat in KI2 een elektriciteitsdraad tegen een hete koperen persgasleiding aan heeft gelegen, als gevolg waarvan de isolatie in de draad ter plaatse is gesmolten en daar kortsluiting is ontstaan. Deze kortsluiting heeft zowel een zekering van 6 ampère in KI2 als de zekering van 40 ampère bij de aansluiting van KI2 op de stroomvoorziening van het pand doen ingrijpen. Bij het opnieuw inschakelen van de zekering van 40 ampère is op de plaats van de eerdere kortsluiting een sterke kortsluitstroom ontstaan die de persgasleiding ter plaatse heeft doen smelten. Het hete gas is vervolgens door een klein smeltgaatje in de leiding naar buiten geperst en ontbrand. Dit vuur heeft om zich heen gegrepen.
2.6.
Koelinstallatie 2 zal ook in dit kortgedingvonnis als KI2 worden aangeduid.
2.7.
Bij appeldagvaarding hebben eiseressen tegen de rol van 16 december 2025 hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis.

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. ASR en Berg hoofdelijk beveelt uiterlijk binnen vijf dagen na het te wijzen vonnis aan eiseressen afschrift te verstrekken van zowel een hard copy als de originele digitale bestanden (inclusief de daarbij behorende oorspronkelijke metadata) van, althans inzage te geven in, de volgende gegevens:
a. alle (tussen- en eind)rapportages, verslagen, foto’s en andere documenten van I-TEK met betrekking tot de brand van 1 juli 2016 en anders dan het rapport van 17 juli 2023, inclusief concepten en bijlagen;
b. alle (tussen- en eind)rapportages, verslagen, foto’s en andere documenten van Nimirco met betrekking tot de brand van 1 juli 2016 en anders dan het rapport van 15 juni 2023, inclusief concepten en bijlagen;
c. alle correspondentie tussen Berg en/of ASR enerzijds en I-TEK en/of Nimirco anderzijds in het kader van de opdrachtverlening(en) en het onderzoek naar de toedracht van de brand van 1 juli 2016, inclusief concepten en bijlagen;
d. de opdracht(en) van Berg aan [bedrijf] (die KI2 elektrotechnisch heeft geïnstalleerd) met betrekking tot de installatie van KI2, inclusief bijlagen;
e. alle correspondentie tussen Berg en [bedrijf] in de periode tussen de initiële aannemingsovereenkomst met betrekking tot KI2 en het aflopen van deze contractuele verhouding, inclusief bijlagen;
f. alle originele (digitale) bestanden van alle foto’s die Berg en/of [bedrijf] van KI1 en/of KI2 heeft gemaakt;
II. het onder I gevorderde toewijst op straffe van een onmiddellijk opeisbare en door ieder der gedaagden verschuldigde dwangsom van € 100.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat die gedaagde niet of niet volledig voldoet aan één of meer van de tegen haar uitgesproken veroordelingen, tot een maximum van € 5.000.000,00;
III. Berg en ASR veroordeelt in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over die kosten vanaf veertien dagen na het te wijzen vonnis.
3.2.
Eiseressen leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. Na de brand hebben de door partijen ingeschakelde deskundigen gezamenlijk onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand. Pas voor het eerst bij de conclusie van antwoord in de bodemprocedure hebben gedaagden een rapportage van een nieuwe deskundige, Clensch, overgelegd, die destijds niet aanwezig was bij de onderzoeken, maar desondanks allerlei punten van kritiek heeft op het uitgevoerde onderzoek. Eiseressen willen inzage in de gevorderde gegevens, onder meer om duidelijkheid te krijgen omtrent hetgeen de deskundigen van Berg daadwerkelijk hebben gerapporteerd over de brandoorzaak en mogelijke alternatieve brandoorzaken. Die informatie hebben eiseressen nodig om hun standpunten in de appelprocedure te kunnen onderbouwen.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Gedaagden concluderen tot niet-ontvankelijkheid van eiseressen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van eiseressen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van eiseressen in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of eiseressen ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Bevoegdheid rechter en toepasselijke recht
4.2.
Gezien het internationale karakter van deze zaak, zal de voorzieningenrechter eerst over haar bevoegdheid oordelen. Deze procedure betreft immers een internationaal geschil, nu Zürich c.s. is gevestigd in Duitsland en zowel Synthon als gedaagden zijn gevestigd in Nederland. Het bepalen van de (mate van) bevoegdheid vindt plaats aan de hand van de Brussel I-bis verordening. [1] Als hoofdregel heeft te gelden dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I-bis, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Op de voet van artikel 63 lid 1 Brussel I-bis hebben vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging. Vaststaat dat gedaagden statutair zijn gevestigd in Nederland. Nu Berg statutair is gevestigd in Tiel is de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, bevoegd om van het geschil tussen eiseressen en gedaagden kennis te nemen. Gedaagden hebben de bevoegdheid van de voorzieningenrechter overigens ook niet ter discussie gesteld.
4.3.
Op de rechtsverhouding tussen Synthon en Berg, zowel de contractuele als die uit hoofde van onrechtmatige daad, is Nederlands recht van toepassing. Deze partijen hebben niet voor de toepasselijkheid van ander recht gekozen en waren in Nederland gevestigd op het tijdstip waarop de schade zich voordeed. Nu Zürich c.s. krachtens subrogatie regres zoekt op Berg en dus een vordering van Synthon op Berg die op hen is overgegaan te gelde wil maken, moet het door Zürich c.s. gevorderde ook naar Nederlands recht worden beoordeeld.
Spoedeisend belang
4.4.
Gedaagden hebben allereerst betwist dat eiseressen een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Daarin kunnen gedaagden niet worden gevolgd. Eiseressen hebben hoger beroep ingesteld tegen het (bodem)vonnis van de rechtbank en dienen in dat kader op 16 december 2025 een dagvaarding uit te brengen met daarin de door hen geformuleerde memorie van grieven. De nu gevraagde stukken hebben eiseressen nodig om aan de hand daarvan hun rechtspositie te bepalen en om alle relevante feiten mee te kunnen nemen bij de onderbouwing van hun stellingen in die appèlprocedure. Het spoedeisend belang bij hun inzagevordering is daarmee voldoende gegeven.
Inzage
4.5.
Eiseressen baseren hun vorderingen op het inzagerecht. Zij hebben de onderhavige procedure ná 1 januari 2025 bij deze rechtbank aanhangig gemaakt. Dat betekent dat zij zich niet (meer) kan beroepen op artikel 843a Rv en dat op de onderhavige procedure het nieuwe bewijsrecht van toepassing is. Als een wederpartij niet meewerkt aan een buitengerechtelijk inzageverzoek kan ingevolge het bepaalde in artikel 197 lid 1 Rv in spoedeisende gevallen het verzoek om inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens ook aan de voorzieningenrechter worden gedaan. In dat geval gelden de criteria van artikel 196 lid 2 Rv. De rechter wijst het verzoek toe, tenzij hij van oordeel is dat: a. de informatie die verlangd wordt, niet voldoende bepaald is, b. onvoldoende belang bij de voorlopige bewijsverrichting bestaat, c. het verzoek om voorlopige bewijsverrichtingen in strijd is met de goede procesorde, d. sprake is van misbruik van bevoegdheid, of e. andere gewichtige redenen bestaan die zich verzetten tegen de voorlopige bewijsverrichting. De afwijzingscriteria vormen geen van elkaar afgescheiden criteria, maar lopen min of meer in elkaar over en kunnen om die reden naast elkaar van toepassing zijn.
4.6.
Eiseressen vorderen in dit kort geding, kort gezegd, om inzage of afschrift van de gegevens, zoals genoemd in r.o. 3.1. onder I.
Zij leggen aan hun vordering ten grondslag dat Berg in de bodemprocedure voor het eerst bij conclusie van antwoord een onderzoeksrapport van Clensch hebben overgelegd, welke deskundige destijds niet bij het onderzoek aanwezig was. Clensch heeft haar bevindingen gebaseerd op een bureaustudie die zeven jaar na de brand is uitgevoerd. In haar rapport heeft Clensch ineens allerlei kanttekeningen geplaatst bij rapportages van de eerder door eiseressen (en de door eiseressen en Berg gezamenlijk) ingeschakelde deskundigen.
In de bodemprocedure heeft Berg - op basis van het rapport van Clensch - argumenten aangevoerd waaruit haars inziens volgt dat het gezamenlijk uitgevoerde onderzoek niet zou deugen. Zij heeft geconcludeerd dat niet vaststaat dat de elektradraad waarmee de kortsluiting is ontstaan toebehoorde aan de koelinstallatie. Volgens eiseressen zijn die stellingen niet in overeenstemming met de feitelijke gang van zaken. Bovendien hebben de door Berg ingeschakelde deskundigen die destijds bij de onderzoeken aanwezig waren de door Clensch geplaatste kanttekeningen nooit eerder aangekaart. Eiseressen stellen zich daarom op het standpunt dat de door Berg in de bodemprocedure ingenomen stellingen niet kloppen en haaks staan op de bevindingen van de deskundigen die partijen destijds samen hebben ingeschakeld. Ten einde de werkelijke gang van zaken aan het licht te kunnen brengen in de beroepsprocedure vorderen eiseressen daarom afschrift van de in r.o. 3.1. onder I vermelde gegevens. Volgens eiseressen zijn die gegevens relevant zijn voor de vragen (1) of de elektradraad waarmee de kortsluiting is ontstaan, toebehoorde aan KI2 en (2) of de elektradraden adequaat gebeugeld waren. Die informatie hebben eiseressen nodig om hun standpunten in de appelprocedure te kunnen onderbouwen.
4.7.
Gedaagden verzetten zich tegen toewijzing van de inzagevordering en hebben verschillende verweren aangevoerd, die hierna zullen worden beoordeeld.
Voldoende belang
4.8.
Gedaagden stellen dat eiseressen onvoldoende belang hebben bij de inzagevordering, omdat zij in de periode vanaf de brand tot de onderhavige procedure (van 2016 tot en met 2025) nooit eerder een beroep hebben gedaan op enige bevindingen buiten de bestaande rapportages. Dat maakt dat de noodzaak, voor eiseressen om over de gevraagde stukken te kunnen beschikken, ontbreekt, aldus gedaagden. Eiseressen hebben in de preprocessuele fase noch in de oorspronkelijke dagvaarding aangegeven essentiële informatie voor haar bewijslevering te missen.
4.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is echter sprake van een nieuwe situatie, nu Berg voor het eerst bij conclusie van antwoord in de bodemprocedure een (voor eiseressen: nieuw) rapport heeft overgelegd van Clensch, welke onderzoeksbureau niet aanwezig is geweest bij het door eiseressen en Berg gezamenlijk uitgevoerde onderzoek, dat kort na de brand in 2016 heeft plaatsgevonden. Voldoende aannemelijk is geworden dat eiseressen in de bodemprocedure hun standpunt hierop niet, althans onvoldoende, hebben kunnen aanpassen, omdat het rapport van Clensch pas na het uitbrengen van de dagvaarding in de bodemprocedure is overgelegd. Dit brengt met zich dat thans bij eiseressen de noodzaak bestaat om hun standpunt, dat was gebaseerd op punten waarover volgens hen overeenstemming bestond tussen de deskundigen, nader te kunnen onderbouwen. Eiseressen stellen dat tussen de deskundigen van beide partijen onder meer consensus bestond over de oorzaak van de brand: een elektradraad van de koelinstallatie KI2 was in aanraking gekomen met de hete persgasleiding, waardoor kortsluiting is ontstaan met brand tot gevolg. Dat bij eiseressen de noodzaak bestaat om in de bodemprocedure te kunnen onderbouwen dat deze consensus bestond, geldt te meer, nu de bevindingen van Clensch daarmee in tegenspraak zijn. Gelet op de tegenstrijdigheden die er in de ogen van eiseressen zijn, is het voor hen van belang om te weten wat de deskundigen die door gedaagden zijn ingeschakeld en die zelf onderzoek ter plaatse en bij Dekra hebben verricht, daadwerkelijk hebben gerapporteerd en wat dan (dus) ten grondslag heeft gelegen aan het rapport van Clensch.
4.10.
Aldus hebben eiseressen wel degelijk voldoende belang om meer informatie te verkrijgen die ziet op de bevindingen van de door Berg ingeschakelde deskundigen (I-TEK en Nimirco), om zo hun standpunten in de appelprocedure nader te kunnen onderbouwen. Dit geldt te meer, nu de rapporten van deze deskundigen pas zijn opgemaakt in juni 2023, en - zoals de door Berg ingeschakelde deskundige ter zitting heeft verklaard - zijn opgesteld naar aanleiding van de door eiseressen in de dagvaarding van de bodemprocedure ingenomen stellingen. Eiseressen zijn weliswaar in het bezit van rapporten van I-TEK en Nimirco, maar niet valt uit te sluiten dat er meer of andere schriftelijke bevindingen zijn van deze deskundigen, die niet in die rapporten zijn terecht gekomen, maar die voor eiseressen in de appelprocedure mogelijk wel van belang zijn. Kortom, naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben eiseressen voldoende belang bij hun inzagevordering.
Bepaalde gegevens
4.11.
Gedaagden hebben voorts aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de omvang van de stukken niet voldoende bepaald is. Volgens gedaagden dient het inzageverzoek te worden aangemerkt als een ‘fishing expedition’.
4.12.
Als uitgangspunt geldt dat de gegevens waarvan inzage wordt gevorderd in elk geval zodanig concreet moeten worden omschreven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld. Van belang is dat de wederpartij weet (of kan weten) welke stukken worden gevraagd. Dat kan door de aard (overeenkomst, brieven of e-mails), tijdsperiode en/of het onderwerp van de bescheiden aan te duiden, al dan niet in combinatie met de (rechts-) personen die daarin worden genoemd. Het onderwerp moet voldoende nauwkeurig worden afgebakend. Als de stukken zelf onbekend aan eiser zijn, kan vanzelfsprekend niet worden vereist dat eiser specifiek aangeeft van welke datum deze zijn en wat de concrete inhoud is. [2]
Dit betekent echter niet dat eiseressen specifieke documenten moet benoemen en bekend moet zijn met de inhoud daarvan. Het moet gaan om gegevens waarvan het bestaan in voldoende mate vaststaat, en die – afhankelijk van de concrete omstandigheden – voldoende concreet worden aangeduid.
4.13.
Op basis van de stellingen van partijen en hun verklaringen ter zitting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het voor gedaagde voldoende duidelijk is waarop de inzagevordering sub a en b betrekking heeft. Desgevraagd heeft de (door Berg ingeschakelde) deskundige, dhr. Wansink (I-TEK), ter zitting ook verklaard dat het onderzoeksdossier nog beschikbaar is. Bij deze stand van zaken kan van eiseressen geen concrete(re) omschrijving van dat dossier worden verlangd. Voldoende aannemelijk is dat Berg, althans I-TEK en Nimirco, de beschikking hebben over de onderzoeksdossiers die ten grondslag hebben gelegen aan de door hen opgestelde rapporten. Van gedaagden kan dan ook worden verlangd om die dossiers met alle door I-TEK en Nimirco op schrift gestelde bevindingen (en foto’s) van hun verschillende onderzoeken over te leggen, met uitzondering van het rapport van 17 juli 2023 van I-TEK en het rapport van 15 juni 2023 van Nimirco, aangezien eiseressen reeds over deze twee rapporten beschikken.
De vorderingen onder a en b zijn daarom toewijsbaar als na te melden.
4.14.
De vordering sub f heeft – kort gezegd – betrekking op het verstrekken van foto’s die Berg en/of [bedrijf] hebben gemaakt van KI1 en/of KI2. Deze vordering zal worden afgewezen. Voor zover er foto’s zijn gemaakt in het kader van het onderzoek, vallen die foto’s reeds onder de toe te wijzen vordering sub a en b (inclusief bijlagen, waaronder foto’s). Voor het overige is gemotiveerd betwist dat er meer of andere foto’s van KI1 en/of KI2 zijn, die niet reeds in het bezit zijn van eiseressen.
Gewichtige redenen
4.15.
Gedaagden hebben er op gewezen dat de verzochte informatie vertrouwelijke gegevens bevat, waaronder correspondentie tussen advocaten en financiële gegevens, die concurrentiegevoelig zijn.
4.16.
De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat de verzochte correspondentie vertrouwelijke c.q. concurrentiegevoelige informatie bevat. Dit is ook niet betwist door eiseressen. Vanwege deze gewichtige reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de omvang van de over te leggen stukken te beperken, in die zin dat de vorderingen sub c en sub e – die betrekking hebben op afgifte van alle correspondentie – zullen worden afgewezen.
Het onder sub d gevorderde afschrift van de opdracht van Berg aan [bedrijf] , inclusief bijlagen, is daarentegen wel toewijsbaar, met uitzondering van de financiële gegevens die betrekking hebben op de kosten die [bedrijf] daarvoor bij Berg in rekening heeft gebracht. Dit betreft concurrentiegevoelige informatie.
Overig
4.17.
Gedaagden hebben voorts aangevoerd dat alle onderzoeken naar de brand hebben plaatsgevonden onder leiding van deskundigen van eiseressen, zodat eiseressen de thans gevorderde informatie dus ook via haar eigen deskundigen had kunnen verkrijgen. Dit door gedaagden aangevoerde argument speelt bij de beoordeling van de inzagevordering echter geen rol (meer). Aan dit verweer zal daarom voorbij worden gegaan.
Conclusie
4.18.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen sub a, b en d zullen worden toegewezen als na te melden, met dien verstande dat gedaagden ‘enkel’ zullen worden veroordeeld om afschriften aan eiseressen te verstrekken. Het deel van de vordering dat ziet op het verstrekken van de hard copy en de originele digitale bestanden (inclusief de daarbij behorende oorspronkelijke metadata) zal, wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag, worden afgewezen. De vorderingen onder sub c en sub e zullen worden afgewezen.
Dwangsom
4.19.
Eiseressen vorderen een dwangsom te verbinden aan de veroordeling van gedaagden. De voorzieningenrechter acht oplegging van een dwangsom op zijn plaats als prikkel voor gedaagden om het bevel van de voorzieningenrechter na te komen. Deze dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
Termijn
4.20.
De door eiseressen gevorderde termijn waarbinnen gedaagden aan het vonnis dient te voldoen, acht de voorzieningenrechter te kort, nu gedaagden ook gegevens dienen op te vragen bij derden. Dit geldt in het bijzonder voor de opdracht van Berg aan [bedrijf] , nu -zo volgt uit de toelichting van de directeur ter zitting - Berg is overgenomen door een ander bedrijf. De voorzieningenrechter zal de termijn daarom bepalen op tien dagen na betekening van het vonnis.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.21.
Het laatste verweer van gedaagden betreft de door eiseressen gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
4.22.
Als uitgangspunt geldt dat uitspraken uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Uitvoerbaarheid bij voorraad is een eigenschap van een vonnis die meebrengt dat de executie ervan kan worden aangevangen of voortgezet nadat daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Hiermee wordt afgeweken van de hoofdregel dat het aanwenden van een rechtsmiddel de executiebevoegdheid schorst. Dit kan worden gevorderd op basis van artikel 233 Rv. Indien op de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring verweer wordt gevoerd, moet een belangenafweging plaatsvinden.
4.23.
Anders dan gedaagden betogen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De wet noch de aard van de zaak staat aan een uitvoerbaar bij voorraad verklaring in de weg en gedaagde heeft daartoe ook geen, althans onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld, die de conclusie rechtvaardigt dat hun belangen zwaarder wegen dan het belang van eiseressen bij de toewijzing van de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Gedaagden wijzen in dit verband alleen op de onomkeerbaarheid van de vordering. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van eiseressen om aan de hand van de verkregen informatie (tijdig) haar rechtspositie te kunnen bepalen echter zwaarder dan dit belang van gedaagden bij niet-tenuitvoerlegging van het vonnis. Het vonnis wordt daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Proceskosten
4.24.
Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eiseressen worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00
4.25.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen een termijn van tien dagen na betekening van dit vonnis aan eiseressen afschrift te verstrekken van:
(het onderzoeksdossier met) alle op schrift gestelde bevindingen c.q. rapportages en bijbehorende foto’s van de door I-TEC met betrekking tot de brand van 1 juli 2016 uitgevoerde onderzoeken, anders dan het rapport van 17 juli 2023,
(het onderzoeksdossier met) alle op schrift gestelde bevindingen c.q. rapportages en bijbehorende foto’s van de door Nimirco met betrekking tot de brand van 1 juli 2016 uitgevoerde onderzoeken, anders dan het rapport van 15 juni 2023,
de opdracht(en) van Berg aan [bedrijf] met betrekking tot de installatie van KI2, inclusief bijlagen, met uitzondering van de financiële gegevens die betrekking hebben op de kosten die [bedrijf] daarvoor bij Berg in rekening heeft gebracht,
5.2.
veroordeelt ieder der gedaagden om aan eiseressen een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat die gedaagde niet aan de veroordelingen onder 5.1. voldoet, tot een maximum van € 5.000.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt gedaagden tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2025.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
2.HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244