ECLI:NL:RBGEL:2025:9435

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
05-401477-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling CSV en meer

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder brandstichting, mishandeling, huisvredebreuk en drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 november 2024 in Dieren, gemeente Rheden, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem met de vuist in het gezicht te slaan en met een scherp voorwerp op zijn hoofd te slaan. Tevens heeft de verdachte wederrechtelijk de woning van [slachtoffer 2] betreden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op verschillende data betrokken was bij brandstichtingen en het bezit van harddrugs, waaronder cocaïne en MDMA. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de overige feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.401477.24 + 05.381230.24 + 05.381649.24 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 5 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , op dit moment gedetineerd in de P.I. [naam inrichting] aan de [adres] , [postcode] in [plaats] , alwaar hij ook staat ingeschreven.
Raadsvrouw: mr. F. van den Heuvel, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van vorderingen tot wijziging van de tenlastelegging en tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, het volgende tenlastegelegd.
Onder parketnummer 05.401477.24, dat:
1.
hij op of omstreeks 2 januari 2024 te Dieren, gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeggebracht door een fles brandbare vloeistof (een zogenaamde molotovcocktail) met open vuur in aanraking te brengen en/of tegen die woning te gooien en/of door een brandbare vloeistof door de brievenbus van de woning, gelegen aan de [adres] te Dieren, te gooien en/of te spuiten en/of te gieten, en die vloeistof vervolgens met open vuur in aanraking te brengen ten gevolge waarvan voornoemde woning en/of de inboedel van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor die woning en/of de aangrenzende woningen en/of de inboedel van die woning en/of de aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of anderen, te weten de bewoners van de woning gelegen aan de [adres] te Dieren en/of van de aangrenzende woningen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2024 te Dieren, gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing heeft teweeggebracht aan de woning gelegen aan de [adres] te Dieren door een
fles brandbare vloeistof (een zogenoemde molotovcocktail) met open vuur in aanraking te brengen en/of die brandende fles tegen die woning aan te gooien, ten gevolge waarvan voornoemde woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor die woning en/of de aangrenzende woningen en/of de inboedel van die woning en/of de aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of anderen, te weten de bewoners van de woning gelegen aan de [adres] te Dieren en/of van de aangrenzende woningen, te duchten was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 te Dieren en/of Doetinchem en/of Doesburg en/of Apeldoorn en/of Grave, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 17 december 2024 te Dieren, gemeente Rheden, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21,39 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 4,8 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 te Dieren en/of Grave, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
onder parketnummer 05.381230.24, dat
1.
hij op of omstreeks 29 november 2024 te Dieren, gemeente Rheden, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- (met de vuist) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of
- met een hard en/of scherp voorwerp op/tegen het hoofd te slaan;
2.
hij op of omstreeks 29 november 2024 te Dieren, gemeente Rheden, in de woning (gelegen aan de [straatnaam] ) bij een ander, te weten bij [slachtoffer 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen
3.
hij op of omstreeks 29 november 2024 te Dieren, gemeente Rheden, opzettelijk en wederrechtelijk
- een of meerdere (voordeur)ruit(en) en/of ra(a)m(en),
- een kandelaar en/of
- een vaas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
4.
hij op of omstreeks 29 november 2024 te Dieren, gemeente Rheden, opzettelijk en wederrechtelijk
- een (voordeur)ruit en/of
- een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
onder parketnummer 05.381649.24, dat
hij op of omstreeks 1 december 2024 te Dieren, gemeente Rheden, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte reeds veroordeeld is voor het medeplegen van feiten als bedoeld in de Opiumwet. Deze feiten zijn gepleegd op 10 januari 2024 en 22 mei 2024. Die data vallen in de tenlastegelegde periode van feiten 3 en 4 onder parketnummer 05.401477.24. Dat betekent dat nu een vervolging voor hetzelfde feit als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht plaatsvindt. Het ne bis in idem-beginsel wordt daarmee geschonden, daarom moet verdachte van genoemde data in de tenlastegelegde periode worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat een verdachte niet nogmaals kan worden vervolgd voor hetzelfde feit als waarvoor hij al eerder vervolgd is. In dat geval moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de tweede vervolging van verdachte. De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsvrouw dan ook als een verweer strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ter zake de vervolging van de feiten gepleegd op 10 januari 2024 en 22 mei 2024 (feiten 3 en 4, 05.401477.24).
Voor het slagen van dit verweer dient allereerst vast komen te staan dat verdachte voor het feit waarvoor hij thans vervolgd wordt, al eens eerder werd vervolgd. Uit de inhoud van de justitiële documentatie van verdachte blijkt niet van veroordelingen met een pleegdatum in de tenlastegelegde periode die dezelfde pleegplaatsen hebben als thans tenlastegelegd. Bij gebrek aan eenheid in tijd en plaats kan daarom vervolging voor hetzelfde feit niet aan de orde zijn. Het verweer kan daarom niet slagen.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

05.401477.24 [1]
Feit 1: brandstichting aan [straatnaam]
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van brandstichting waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar is te duchten. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat aan de [adres] in Dieren een brand heeft plaatsgevonden. De volledige woning is hierdoor uitgebrand. Deze brand bleek te zijn veroorzaakt doordat een brandbare vloeistof door de brievenbus is gegoten en is aangestoken.
Aangever, de bewoner van de uitgebrande woning, had ruzie met zijn dealers: verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stonden op de avond van de brand eerder voor de deur van de woning en zeiden tegen aangever dat ze later terug zouden komen. Verschillende getuigen verklaren dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verantwoordelijk zijn voor de brand. Bovendien hebben zij meerdere keren gedreigd dat zij de voordeur van aangever zouden opblazen. Tenslotte straalden de telefoons van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een mast aan in de omgeving van de woning waar de brand plaatsvond rond het moment van de brand. Verdachte heeft voor al deze omstandigheden geen verklaring gegeven. De officier van justitie acht aldus voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit te komen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde brandstichting, nu geen sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte hierbij.
Beoordeling door de rechtbank
Op 2 januari 2024, heeft rond 02:00 uur in de nacht een explosie bij de voordeur, en daarna een grote brand plaatsgevonden aan de [adres] in Dieren, de woning van aangever [slachtoffer 6] . Uit forensische onderzoek is het vermoeden van brandstichting met een brandversnellend middel ontstaan.
Aangever heeft hierover verklaard dat hij ruzie had met zijn dealers ‘ [bijnaam] ’, ‘ [bijnaam] ’ en ‘ [bijnaam] ’ en dat hij denkt dat zij achter de brand zitten. Zij stonden eerder op de avond van de brand bij hem aan de deur. Hij heeft toen niet open gedaan. Zij kondigden aan dat zij later terug zouden komen. Volgens de politie zijn ‘ [bijnaam] ’, ‘ [bijnaam] ’ en ‘ [bijnaam] ’ bijnamen voor respectievelijk verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Op de camerabeelden van de [adres] is te zien dat één persoon op de stoep rende, direct na de explosie op huisnummer [nummer] .
Uit de camerabeelden van de [adres] (deels gericht op de voorzijde van de woningen aan de [straatnaam] ) volgt dat op 2 januari 2024 om 01:57:07 uur twee personen in de richting van de [adres] liepen. Op de beelden was om 01:58:30 uur een explosie zichtbaar. Om 01:58:32 uur was een persoon te zien die vanaf de plek van de explosie wegrende en rechtsboven uit beeld verdwijnt. Om 01:59:45 uur was op de camerabeelden zichtbaar dat een personenauto door de straat reed en bleef staan ter hoogte van de [adres] , waar inmiddels een brand leek te zijn ontstaan. Op basis van de camerabeelden kon de politie niet tot een signalement van de personen komen. De beelden waren daarvoor niet duidelijk genoeg.
Getuige [Getuige 1] , de bewoner van [adres] , heeft ten tijde van de brand een man met een pet op aan de overkant van de weg zien staan. De man keek naar de woning en de brandende fiets die voor de woning lag. Deze man had donker haar en er kwamen krullen onder zijn pet vandaan. Hij was licht getint, rond de 20 jaar en zo’n 1.77 meter lang. Hij bleef even bij de brand staan kijken en stapte vervolgens in een lichtblauwe auto. Ook getuige [Getuige 2] , de bewoner van [adres] , heeft een brandende fiets op de stoep zien liggen. Hij hoorde rumoer aan de achterzijde van de woning en is gaan kijken. Hij zag een groepje van vermoedelijk drie jongens. Eén van de jongens zat op de schutting, de andere jongens kon hij niet zien. Drie minuten nadat hij ze zag sloegen er vlammen uit de woning. Het gezicht van de jongen die op de schutting zat, heeft getuige [Getuige 2] behoorlijk goed kunnen zien verklaart hij bij de politie. Hij heeft ieder geval gezien dat dat hij blank was en pijpenkrulletjes haar had tot bijna op zijn schouder. De haarkleur kon hij niet zien.
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat hij de brand heeft veroorzaakt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] de brand hebben veroorzaakt, verdachte zou tegen hem hebben verteld dat hij een molotov heeft gegooid. [medeverdachte 2] weet alleen niet waar verdachte deze heeft gegooid.
De telefoons van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] straalden op het moment van de brand een zendmast aan waaronder ook de [adres] in Dieren valt. De rechtbank merkt op dat verdachte en [medeverdachte 2] in dit dekkingsgebied wonen.
De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande dat er geen enkele concrete aanwijzing is die wijst op de betrokkenheid van verdachte bij de brand. De getuigen die verdachte aanwijzen hebben hun verklaringen enkel van horen zeggen. De camerabeelden en het onderzoek op de plaats delict stroken niet met deze verklaringen, namelijk dat een molotovcocktail naar de voordeur is gegooid. In de beschrijving van de camerabeelden die in het dossier zijn opgenomen, is namelijk niet te lezen dat iemand iets in de richting van de voordeur gooit. De ter plaatse aanwezige getuigen verklaren hier ook niets over. Bovendien zijn er bij de voordeur van de [adres] geen resten van een molotovcocktail of iets anders gevonden wat erop wijst dat de brand op die manier is ontstaan. De camerabeelden leveren bovendien geen signalement op en op de plaats delict is geen brandende fiets aangetroffen (althans deze is door de politie niet beschreven). Getuige [Getuige 2] heeft verklaard over vermoedelijk drie jongens aan de achterzijde van de woning vlak voor de brand, terwijl de brand aan de voorzijde van de woning is ontstaan. Voor het bewijs resten dan enkel de verklaring van aangever (dat de drie verdachten op de avond van de brand bij hem aan de deur zijn geweest), de verklaring van getuige [Getuige 1] (dat hij aan de overkant van de straat een man met een pet heeft zien staan die een auto instapt) en het aanstralen van de telefoon van verdachte op de zendmast die de [adres] in Dieren dekt.
De verklaring van getuige [Getuige 1] biedt echter geen enkel concreet aanknopingspunt op basis waarvan verdachte te koppelen zou zijn aan de brandstichting aan de [adres] in Dieren. Dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] eerder op de avond aan de deur zijn geweest bij aangever is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat verdachte dus ook betrokken is geweest bij de brandstichting enkele uren later. Ook niet als verdachte ten tijde van de brand in de omgeving van de [adres] in Dieren was.
Alles overwegende, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om vast te stellen dat verdachte degene is geweest die samen en in vereniging met anderen, althans alleen, de brandstichting aan de [adres] in Dieren heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Feit 2: brandstichting aan de [straatnaam]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot brandstichting. Er is een molotovcocktail tegen de voordeur van de woning aan de [adres] in Dieren gegooid. De molotovcocktail is door een buurman weggeschopt, die al trappend de vlammen uit heeft gemaakt.
Ter plaatse worden glasscherven van een Dropshotfles gevonden en is een sterke benzinelucht te ruiken. De bewoonster van nummer [nummer] vermoedde dat de aanslag was bedoeld voor haar buurman van nummer [nummer] , de heer [getuige 3] . [getuige 3] heeft de brand gezien en gehoord, maar hij heeft geen personen gezien. Hij vertelde ook dat hij met meerdere mensen conflicten had. [getuige 4] heeft verklaard dat de mensen die de molotovcocktail naar de woning van [getuige 3] hebben gegooid, dezelfde mensen waren als die de brand hebben gesticht aan de [adres] in Dieren. [getuige 3] verklaarde uiteindelijk dat ‘ [bijnaam] ’ de molotovcocktail naar de voordeur van zijn buren heeft gegooid. Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte de molotovcocktail heeft gegooid. De officier van justitie acht op grond hiervan voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit te komen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde poging tot brandstichting.
Beoordeling door de rechtbank
Op 16 juli 2024 is een molotovcocktail naar de voordeur van de woning aan de [adres] in Dieren gegooid. Een buurman heeft de vlammen in de voortuin uitgetrapt met zijn voeten.
De politie is ter plaatse gekomen en zij vonden op straat voor de woning met huisnummer [nummer] glasscherven en roken een sterke benzinelucht aldaar. Op de voordeur zaten roetvlekken. Bewoonster [getuige 5] verklaart in haar aangifte dat zij een jongen met een grijze hoodie op de stoep voor haar woning zag staan, terwijl zij de vlammen in haar voortuin zag flakkeren. Het was vermoedelijk een jongen van ongeveer 1.65 meter lang. In de nacht van het voorval geeft zij bij agenten aan dat de persoon die zij op de stoep heeft zien staan ongeveer 15 jaar oud is. In een andere verklaring omschrijft zij de persoon die zij zag als: 21 jaar oud, getint uiterlijk, een grijze hoodie en ongeveer l.65m lang. [getuige 5] vermoedt dat de brandbommen die tegen haar voordeur zijn gegooid bedoeld waren voor haar buurman.
[getuige 3] heeft verklaard dat hij met meerdere mensen conflicten had. Hij heeft verder verklaard dat ‘ [bijnaam] ’ zo’n ding tegen de deur aan heeft gegooid dat ook nog bij de buren terecht kwam, omdat hij hem geld verschuldigd was. Hij heeft zelf echter niemand gezien ten tijde van de brandstichting. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte verantwoordelijk is voor de molotovcocktail. Verdachte zou dit zelf tegen [slachtoffer 2] hebben verteld. Omdat zijn mouw in de fik stond ging het echter niet goed. Over welke brand zij in dat kader exact spreekt wordt echter niet duidelijk, omdat zij ook spreekt van een grote brand in Dieren (de rechtbank begrijpt: de brand aan [straatnaam] ).
De rechtbank overweegt dat enkel getuige [getuige 5] een persoon heeft gezien en daarbij een signalement heeft gegeven. Dit signalement is echter weinig specifiek noch onderscheidend en bovendien wisselt haar beschrijving van de persoon die zij heeft gezien. Mede door haar vermoeden dat de poging tot brandstichting was gericht op haar buurman, [getuige 3] , is de politie met hem gaan praten. Dit vermoeden is echter niet op concrete feiten of aanwijzingen gebaseerd. Ook [getuige 3] zelf weet niet zeker of verdachte degene was die de poging tot brandstichting heeft gepleegd, immers heeft hij hem ten tijde van het feit niet gezien. Getuige [slachtoffer 2] heeft haar verklaring enkel van horen zeggen, zij heeft zelf niets gezien of gehoord. Naast deze verklaringen is er geen enkel forensisch bewijs noch een plaatsbepaling van de telefoon van verdachte die hem kunnen koppelen aan deze poging tot brandstichting.
Alles overwegende, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om vast te stellen dat verdachte de poging tot brandstichting aan de [adres] in Dieren, al dan niet tezamen en in vereniging met anderen, heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Feit 3: handel in harddrugs
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 6] , p. 93;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 402;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 413 en 414;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 420 t/m 422;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 463 t/m 472;
- de processen-verbaal van bevindingen, p. 681, 753, 789 en 814;
- de processen-verbaal van bevindingen, p. 476, 487 t/m 489, en 531 t/m 536;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
Feit 4: bezit harddrugs
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de NFI-rapporten, p. 938 en 948 t/m 951;
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 11 personeelsdossier;
- de kennisgevingen van inbeslagneming, p. 917, 921, 923, 925 en 927;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
Feit 5: deelname aan een crimineel samenwerkingsverband
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft zich in de periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 in Dieren bezig gehouden met het dealen van harddrugs en het uitkoken van basecoke in woningen van anderen. Hij deed dit samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Waarbij [medeverdachte 1] ook basecoke uitkookte en [medeverdachte 2] de drugs verkocht. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie die tot doel had de handel en productie van harddrugs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte veel van het werk zelf deed en dat hij enkel sociaal overleg had met [medeverdachte 1] hierover. Dat overleg was niet bedoeld ter coördinatie of aansturing. Zijdelings werden er derden gebruikt en ingezet ten behoeve van de drugshandel van verdachte. Er werden geen grote sommen geld mee verdiend en het was een platte en in grootte beperkte organisatie. Enkel het medeplegen van drugshandel kan worden bewezen, deelname aan een criminele organisatie niet.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de samenwerking in de werkzaamheden ten aanzien van het dealen en de verwerking dan wel productie van harddrugs tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een dusdanig duurzaam en gestructureerd karakter had dat gesproken kan worden van een crimineel samenwerkingsverband. De rechtbank overweegt als volgt.
Bijnamen
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] hem de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ hebben gegeven. [3] Verdachte heeft verklaard dat ‘ [bijnaam] ’ en ‘ [bijnaam] ’ bijnamen van hem zijn. [4] [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat de bijnamen van [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] )‘ [bijnaam] ’ en ‘ [bijnaam] ’ zijn. [5]
De Iphone 8
Onder [medeverdachte 1] is een Iphone 8 in beslag genomen. Het telefoonnummer van deze Iphone 8 is [telefoonnummer] . Op deze Iphone 8 zijn verschillende foto’s gevonden waarop verdovende middelen te zien zijn. Daarnaast zijn foto’s aangetroffen van een persoon die de verbalisant ambtshalve herkend als [medeverdachte 1] . [6] Verdachte heeft verklaard dat hij deze Iphone 8 ook gebruikt heeft. [7]
De rechtbank concludeert op grond hiervan dat het telefoonnummer eindigend op [nummer] behorend bij de Iphone 8 gebruikt werd door verdachte en [medeverdachte 1] samen.
In deze telefoon werden verder verschillende foto’s aangetroffen waarop onder meer ponypacks, op vuurwapen gelijkende voorwerpen, een aangekoekte lepel met een witte substantie, een zakje met white widow - een wietsoort - te zien waren. Er zijn 89 chats aangetroffen met daarin drugs gerelateerde informatie. In deze chats is een patroon te herkennen, waarbij via de app contact wordt gemaakt. In die gesprekken wordt regelmatig ‘actief’ gestuurd, er wordt gevraagd ‘wat heb je nodig’ en het tegencontact benoemt een aantal. Dan wordt er een locatie afgesproken. [8] In de telefoon zijn verder geen sociale gesprekken gevonden, maar voornamelijk criminele activiteiten. [9] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat de Iphone 8 door verdachte en [medeverdachte 1] enkel werd gebruikt voor het faciliteren van hun drugshandel.
Andere relevante telefoonnummers
Er zijn op de Iphone 8 – die werd gebruikt door verdachte en [medeverdachte 1] – vele gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer] gevonden, waarin over en weer ook veelvuldig betaalverzoeken werden verzonden. [10] Verdachte heeft verklaard dat hij op de Iphone 8 onder meer betaalverzoeken van [getuige 4] ontving die hij door moest sturen. Hij was zelf ook wel eens zelf de ontvanger van deze betaalverzoeken. [11] Het telefoonnummer eindigend op [nummer] staat op naam van de moeder van verdachte. [12] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat het telefoonnummer eindigend [nummer] op naam staat van verdachte.
Onder verdachte werd bovendien tijdens zijn aanhouding een Samsung Galaxy A16 telefoon in beslag genomen. Het telefoonnummer dat hoort bij deze telefoon is [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer was actief in de periode 28 november 2024 tot en met de dag van de aanhouding van verdachte op 17 december 2024. De bij Whatsapp gebruikte naam bleek [bijnaam] te zijn. [13] Verdachte heeft verklaard dat dit een bijnaam van hem is. [14] Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de Samsung Galaxy A16 met het telefoonnummer eindigend op [nummer] van verdachte is.
Onder verdachte is tevens een Samsung S22 in beslag genomen. In deze telefoon was het telefoonnummer [telefoonnummer] actief. Het Outlook, Tiktok en Facebook account hadden als namen [account naam] en [account naam] . Verdachte heeft verklaard dat ook deze telefoon van hem is. [15] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat ook het telefoonnummer eindigend op [nummer] van verdachte is.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] staat op naam van [vader van medeverdachteverdachte] wonende aan de [adres] in Dieren, de vader van [medeverdachte 2] . Het telefoonnummer blijkt uit de politiesystemen op 17 februari 2023 te zijn gekoppeld aan [medeverdachte 2] . [16]
Regelen van derden
Verdachte heeft verklaard dat hij mensen op pad heeft gestuurd om cocaïne te gaan verkopen, waaronder [medeverdachte 2] . [17] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij van november 2023 tot en met mei 2024 voor [medeverdachte 1]
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] )en [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: verdachte)heeft gelopen. Hij moest dan cocaïne brengen naar anderen. [18]
Op 28 september 2024 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte 1] , die op dat moment gedetineerd zat:
[medeverdachte 1] : was die ene die, waar [bijnaam] (fon) het over had toch?
(…)
Verdachte: vandaag voor het eerst, wie [bijnaam] ? Ja ik had hem geconnect. Ik ben bij [naam 1] toch, ik zei kom maar hier als je wilt. Aja broer, het is wat je zegt, ik draai beter in mijn eentje.
[medeverdachte 1] : ik hoor wat je zegt.
Verdachte: hij is een dode kracht.
(…)
Verdachte: Broer hij gaat naast je zitten. Hij gaat eventjes, haha. Ja, jouw kant nog wat, hij gaat switchen van rijden, van voor je of nog wat. Ik ben er wel tenminste twee man op voorruit gegaan.
[medeverdachte 1] : één van ons deed nog tenminste iets. Deed tenminste iets.
Verdachte: Ja taken werden lichter.. Maar met [bijnaam] worden ze alleen maar zwaarder.
[medeverdachte 1] : Ja tuurlijk broer als je kanker lange wachtrij hebt. [19]
De rechtbank concludeert, gelet op de fonetische schrijfwijze, dat met ‘ [bijnaam] ’ dezelfde persoon wordt bedoeld als met de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ en dat het gesprek aldus gaat over [medeverdachte 2] . Hieruit volgt dat [medeverdachte 2] langer voor verdachte en [medeverdachte 1] heeft ‘gelopen’ dan door hemzelf is verklaard en ook [medeverdachte 2] toen (nog) deel uitmaakte van het samenwerkingsverband.
Op de Samsung Galaxy A16 van verdachte is onder meer een gesprek aangetroffen tussen verdachte en [naam 1] . In dit gesprek op 4 december 2024 zegt verdachte in een spraakbericht ‘
Bro ik geef jou de clannies, ik geef de route, ik geef jou alles wat je nodig hebt. Ik heb alleen jou inzet nodig, snap je. Zelfs naar die clannies zoeken, naar de clannies jagen ga ik doen. Bro ik heb inzet nodig. Dit betekend niet roken, scherp zijn, geslapen, uitgerust, in de ochtend ontbijten, lunchen, avondeten en opdonderen.’ [20]
In een gesprek op 3 oktober 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 1] , die op dat moment nog gedetineerd zat, en vermoedelijk [naam 1] is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte: jo man, [naam 1] man (andere mannelijke stem)
[medeverdachte 1] : jo [naam 1]
(…)
[medeverdachte 1] : [naam 1] lekker man [naam 1]
Verdachte (andere mannelijke stem): Ik zit naast hem in de koets toch.
[medeverdachte 1] : lekker jonge [naam 1] , strijder.
Verdachte (andere mannelijke stem): ewa ja ik hoor je man neef. Must go on toch. The show must go on. [21]
In een gesprek op 12 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : kan je 1 ding voor mij doen
Verdachte: ja
[medeverdachte 1] : uhm kan je rondje (FON) connecten (FON), kan je vragen wat een halve of een hele tahla (FON) is
Verdachte: uh ik kan hem vragen ja
[medeverdachte 1] : ik heb hier iemand binnen, die is wel geïnteresseerd als die buiten is
Verdachte: safie (FON) helemaal goed neef, ik ga dr achter aan ja
[medeverdachte 1] : ja kijk maar man
Verdachte: goed a neef
[medeverdachte 1] : ja ik moet alleen die prikje weten want dan als hij daarmee akkoord gaat dan is het goed
Verdachte: safie (FON) goed neef, ik laat het je horen ja. [22]
In een gesprek op 13 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte: moest eigenlijk opstaan die [bijnaam] (FON) was al aan mijn dorro (FON)
[medeverdachte 1] : neejoh hij heeft gewoon aan je dorro (FON) gekomen
Verdachte: ja niet aangeklopt ofzo, hij was gewoon, hij is loessoe (FON) gegaan toen ik niet reageerde
Verdachte: hij is wel goeie ashka (
de rechtbank begrijpt: soldaat)(FON) he, hij is gedreven
[medeverdachte 1] : ja hij moet wel broer.
(…)
Verdachte: effe checken zometeen met deze tahen (FON) toch, ik wil het effe weg doen toch
[medeverdachte 1] : (NTV)
Verdachte: een blokkie
[medeverdachte 1] : kijk naar die young boys, kijk naar die young boys in de buurt zij kunnen sowieso wel weg doen
Verdachte: jaja ik heb nu zo'n nieuwe chazelaar (FON) die onder [naam 1] woont. (NTV), mooie tahen (FON) in de aanbieding, 3 euro de gramma (FON) ofzo weet ik veel, alleen die uh
[medeverdachte 1] : ik heb hier een boy uit [plaats] (FON) is kleine goenie (FON), weet je met wie hij in contact is
Verdachte: wie
[medeverdachte 1] : met die [naam 1] (FON)
Verdachte: welke [naam 1] (FON)
[medeverdachte 1] : (NTV)
Verdachte: ah ja ja ja die [bijnaam]
[medeverdachte 1] ja die [plaats] (FON) coffee shop. [23]
In een gesprek op 14 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte zegt dat hij buiten nog steeds strijdt, ik probeer zoveel mogelijk verstand te gebruiken en niet dom te brassen.
Verdachte zegt ik heb gisteren weer een vier donnietje gepakt, ik heb 20 gelijk weggedaan voor 8 meier. En van die 20 zeg maar die ik gelijk heb weggedaan heb ik 4 ji fon afgepakt voor mezelf.
[medeverdachte 1] vraagt heb je niet in de buurt weggedaan.
Verdachte zegt bij [naam 1] , die was ontsnapt uit de kliniek en hij kwam met 8 meier in mijn handen.
[medeverdachte 1] zegt dan geef ik jou groot gelijk.
(…)
[medeverdachte 1] zegt echt een askar (
de rechtbank begrijpt: soldaat)fon [naam 1] .
Verdachte zegt hij is meer askar dan die [naam 1] .
[medeverdachte 1] zegt hij is alleen minder stabiel dan die [naam 1] .
[medeverdachte 1] zegt [naam 1] als die niets heeft dan accepteert hij dat.
[medeverdachte 1] zegt [naam 1] is een sjoea fon hij moet gewoon tjosselen fon om te gebruiken. [24]
In een gesprek van 19 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Zet hem op... Ben je met die andere nog steeds?
Verdachte: Nee, ik heb die [naam 1] (fon) ontslag gegeven
[medeverdachte 1] : Wat dan? Hij was geen goeie ashkar (fon)
Verdachte: Broer, van die [naam 1] praktijken. Hij is van ntv één dag zitten, toch?
[medeverdachte 1] : Ja.
Verdachte: Broer, ik sta elf uur op, hij staat ntv. Hij is niet eens gaan zitten, he. Hij staat vier uur op, zegt ie "jo, kan ik komen?" Ik zei broer, er is toch niks, toch? Bro, echt kankerveel misgelopen, echt kankerveel. Ik zeg er is nog niks, daarna om tien uur doet hij nog een poging zo. ik dacht weet je, fak jou, ik heb jou niet nodig, want jij komt wanneer je wilt enzo. En ik moet jou nog paiso (straattaal voor betalen)?! Eh ik moet jou boeren, dat gaat er bij mij gewoon niet in, wolla
[medeverdachte 1] : Teveel van het goeie toch?
Verdachte: Ja, broer, kanker op broer, ik heb wollah precies 330 gedraaid, precies 330 vanaf 10 uur s'ochtends. En broer, wollah billah, ik begon de dag met 0. Ik kon geen tabakas halen in de
ochtend, moest ik drie ntv bij [naam 1] (fon) erafhalen. Heb ik gedaan
[medeverdachte 1] : ntv
Verdachte: Ja, gewoon letterlijk zero in de zak, ja gewoon zero broer. Ik zit nu op 330 en ik heb laatst 10 gekocht, niet veel broer, maar ik heb nog ntv
[medeverdachte 1] : dat is goed man
Verdachte: Ik moet even kijken, morgen is ook, ja, ziet er goed uit. In ieder geval wollah broer, ik heb echt gemerkt als je dit gas wilt geven moetje het echt zelf doen, man
[medeverdachte 1] : Ja, is het ook
Verdachte: Wollah, die moetje echt, echt zelf doen, man
[medeverdachte 1] : Tuurlijk
Verdachte: Niemand gaat zo hard rennen als jijzelf
[medeverdachte 1] : nee, nee. Zeker weten niet broer, zeker weten niet
Verdachte: Jongen, dat dus. Nu even depaneren, dan eind van de maand ntv. [25]
In een gesprek op 20 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : (…), hoe is het verder in de buurt dan. Tranqui (fon)
Verdachte: A buurt blijf buurt he bro.
(…)
Maarey ik zat na te denken over ntv dat ik dealer als [naam 1] fon ga laten rijden. En dan die aanvoer van die winst door hun een keer twee laat doen.
[medeverdachte 1] : Wie wie wie. Die [bijnaam] en die dinges suri fon
Verdachte: Juist
[medeverdachte 1] : Eh kan. Test maar een dag of twee. Kijk maar hoe het gaat.
Verdachte: Ja. Bro moet. Wat ik je zeg als je buiten komt ik moet wat klaar hebben voor jou. Ik ben aan het jagen joh, wallah ik krijg niemand meer bijna.
[medeverdachte 1] : Ja, ik hoor je man. Maar broer je moet gewoon testen.
Je moet gewoon een keer of twee dagen testen. Pak gewoon morgen of eh.
Verdachte: Wat ik je zeg. Als ik [naam 1] fon ntv die gozer moet gewoon zijn bek houden en driven fon
[medeverdachte 1] : Ja, maar ey je moet een goeie manier vinden om met hem te communiceren man.
Verdachte: Ja [bijnaam] (FN) ik vertrouw hem. Ja niet eens eigenlijk. Hij heeft gezien hoe snel ik hem eruit zou donderen. Hij heeft echt wel geleerd. Wollah hij heeft zelf proberen te halen, dat is niet gelukt.
[medeverdachte 1] : Maar broer, weetje watje moet doen met hun. Je moet hun buiten laten man. Jij moet gewoon in de buurt blijven.
Verdachte: Ja, sowieso broer gewoon packages fon meegeven.
[medeverdachte 1] : Je moet in de buurt blijven en hun moet je gewoon puur alleen op buitengebied sturen. DTC, mijn buurt, Doesburg. Jij moet puur puur alleen in de buurt blijven broer.
Verdachte: Broer weet je wat ik aan het ontdekken ben. Ik ben Zutphen aan het ontdekken man.
[medeverdachte 1] : Ja, ey ik zit hier binnen. Ik heb hier een boy hier zo.
(…)
[medeverdachte 1] : Een goeie [bijnaam] uit eh Zutphen man
Verdachte: Een goeie wat
[medeverdachte 1] : Een goeie [bijnaam] fon Jalla fon
Verdachte: Kan je niet om een nummer vragen van iemand halen, zodat ik het zelf oprek.
[medeverdachte 1] : Ik ga hem morgen effe vragen man als ik hem zie. Deze man doet ook ploego fon trouwens man. [26]
In een gesprek op 23 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] vraagt waar die [naam 2] [naam 1] fon is.
Verdachte: [naam 1] heb ik [naam 1] gestuurd. Ik heb tachtig laten storten naar [naam 1] , dertig en hij moet nog ntv barkie dertig ntv eraf gaan pinnen met [bijnaam] fon. Ntv maar ik wou je niet eten voor een paar asso toch. Ik dacht ik stuur hem gewoon op pad ga ik met [bijnaam] tjappen.
Verdachte: beter deze [bijnaam] gunnen dan die vieze ntv [naam 1] . Of niet [bijnaam] ?
[medeverdachte 1] : ik hoor je volledig man.
Verdachte: vandaag moet die mongool extra ntv gratis doen, hij heeft 3 ji fon opgemaakt.
[medeverdachte 1] : ja moet net zo als [naam 1] fon regeling gooien op hem.
Verdachte: hoe meer hij opmaakt hoe beter ik het vind. Dan laat ik hem de hele dag gratis djoenen fon (opm. verb. Djoenen is straattaal voor werken). [27]
Tussenconclusie
Op grond van deze gesprekken en de verklaring van [medeverdachte 2] concludeert de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte 1] samen bezig waren met het regelen van derden, waaronder ‘ [naam 1] ’ en [medeverdachte 2] , die drugs voor hen konden gaan halen (‘niet gelukt’), wegbrengen en verkopen. Dat dit ook doorging gedurende de detentie van [medeverdachte 1] blijkt uit de gesprekken in die periode waarin het gaat over dat [medeverdachte 1] binnen mensen heeft zitten die interesse hebben, waaronder een ‘ [bijnaam] ’ uit Zutphen, dat die ‘ [bijnaam] ’ een goede soldaat is, dat [naam 1] meer soldaat is dan [naam 1] waarvan reeds is vastgesteld dat hij drugs voor verdachte en [medeverdachte 1] wegbracht, dat [naam 1] ontslag heeft gekregen en dat je zelf het hardste rent. Ook stuurt [medeverdachte 1] in deze gesprekken verdachte aan, door onder andere hem op te dragen nieuwe mensen (zoals ‘dealer [naam 1] ’) een paar dagen te testen en naar het buitengebied te sturen. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat verdachte en [medeverdachte 1] hun ‘personeel’ bespreken en dat zij samen een koers bepalen in hoe zij hun handel zo goed en efficiënt mogelijk willen laten voortduren.
Regelen van woningen
Verdachte heeft verklaard dat hij in de woningen van getuigen [Getuige 6] , [getuige 4] , [slachtoffer 5] , [getuige 3] en [slachtoffer 6] drugs heeft bereid en verwerkt. Hij deed dit ongeveer één keer in de drie á vier weken. [28] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat in elk geval [getuige 4] , [Getuige 6] en [slachtoffer 5] ook een vergoeding kregen voor het ter beschikking stellen van hun woningen. [29]
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte vaak bij haar over de vloer kwam met vrienden. Hij maakte weleens drugs bij haar. Het werd bij haar gemalen en er werden pakketjes gemaakt. Hij ging ook weleens cocaïne uitkoken, ze maakten daar dan Borie van. Zij heeft al vaker klappen gehad van verdachte. Hij dreigde haar altijd te gaan slaan als zij hem tegensprak. [30] Ook getuige [getuige 3] verklaard over dat hij weleens klappen heeft gehad van [bijnaam] (
de rechtbank begrijpt: verdachte). Hij deed dat samen met [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ). [31] Getuige [slachtoffer 5] heeft verklaard dat verdachte zijn dealer was. Hij kwam steeds bij hem langs samen met zijn vrienden. Ze kookten drugs uit bij [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] kreeg daar zo’n 20 á 40 euro in drugs voor terug. Verdachte heeft hem ook bedreigd. [32] Getuige [Getuige 6] heeft verklaard dat hij drugs en boodschappen krijgt van
[medeverdachte 2] en een persoon die zich ‘ [bijnaam] ’ (fonetisch) noemt en in ruil daarvoor mogen zij gebruik maken van zijn woning. De drugs worden volgens [Getuige 6] door ‘ [bijnaam] ’ 3 tot 5 maal per week naar zijn woning gebracht en daar uitgekookt, ingepakt en vervoerd. Per keer zou [bijnaam] brokjes cocaïne van 250-300 gram meebrengen naar het huis van [Getuige 6] . [33] Volgens de politie kan de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ gekoppeld worden aan medeverdachte [verdachte] . [34] [medeverdachte 2] is de voornaam van [medeverdachte 2] .
In een gesprek op 12 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte: we zitten bij [bijnaam] (FON) hierzo [bijnaam] (FON) naast me [naam 1] (FON) en [naam 1] (FON)
[medeverdachte 1] : doe ze maar de groetjes
Verdachte: jullie krijgen de groeten van [naam 1] (FON)
Verdachte: ey [naam 1] kijk eens wat die [naam 1] wilt hij wou daar straks wat hebben
(…)
Verdachte: kanker [bijnaam] jonge hij heeft [bijnaam] gebost paar dagen terug, weet ik veel [bijnaam] moest hem nog, NVT, toen had die hem geklapt en die [bijnaam] wou hem al niet binnen hebben toch. NVT, maar [bijnaam] heeft nog iemand geroep nu, NVT, die bende is al kanker druk.
[medeverdachte 1] : ja, maar heeft die een beetje gefikst
Verdachte: wat gefikst
[medeverdachte 1] : gewoon zijn osso (FON) heeft die al überhaupt nu
Verdachte: jajaja zeker en die (NTV) zit nu bij [slachtoffer 2] , zij (NTV) gekke shit. Ik heb goed gemaakt met die kanker hoer.
[medeverdachte 1] : ja? beetje goed gemaakt met haar
Verdachte: jajoh, (NTV), zij heeft verbod zij mag niet meer bij kopen, (NTV), ik wil je niet meer helpen.
[medeverdachte 1] : jawel man. [35]
De rechtbank concludeert op grond hiervan dat [bijnaam] , te weten medeverdachte [medeverdachte 2] , de woning van ‘ [bijnaam] ’ heeft geregeld waar zowel hij als [getuige 4] , [getuige 3] en [naam 1] op het moment van het gesprek verblijven. Uit de verklaring van [slachtoffer 5] blijkt dat zijn woning werd gebruikt om drugs uit te koken door verdachte en zijn vrienden. De rechtbank gaat er aldus – net als het onderzoeksteam [36] - vanuit dat met ‘ [bijnaam] ’ [slachtoffer 5] wordt bedoeld.
In een gesprek van 14 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte zegt ik ging gisteren [naam 1] prikken, ik kreeg gelijk flashbacks. Toen we daar de laatste keer daar vandaan kanker faya waren, broer het liep niet goed af Ntv.
[medeverdachte 1] zegt ik denk dat we moeten stallen bij haar osso. Het was sowieso beetje chaos.
Verdachte praat onverstaanbaar ntv als ze die [naam 1] niet hadden gevonden en over het afnemen van een blaastest waardoor hij toch de lul was. [37]
De rechtbank concludeert dat verdachte en [medeverdachte 1] bespreken dat ze de woning van [naam 1] willen gebruiken om hun drugs daar op te slaan.
Tussenconclusie
Gelet op de hiervoor genoemde gesprekken, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2] de woning van [slachtoffer 5] heeft geregeld zodat daar drugs bereid en verwerkt konden worden. Uit het gesprek en de verklaringen van zowel verdachte als [medeverdachte 2] en de getuigen, blijkt dat verdachte [medeverdachte 1] steeds informeerde over de woningen waar drugs werden bereid en verwerkt, dat hij de gang van zaken te dien aanzien met [medeverdachte 1] evalueerde en dat hij samen met [medeverdachte 1] vervolgstappen besprak. De rechtbank leidt daaruit af dat deze woningen onder leiding van verdachte en [medeverdachte 1] werden geregeld. De gebruikers van de woningen stelden hun woning niet vrijwillig ter beschikking maar onder bedreigingen en geweld.
Observaties
Op 16, 19 en 20 augustus 2024 zijn observaties uitgevoerd op verdachte en [medeverdachte 1] . Uit deze observaties bleek dat zij tijdens diverse routes korte ontmoetingen hadden met onbekend gebleven personen en dat er diverse locaties werden aangedaan. In de observaties kwamen onder meer de [adres] , de woning van [slachtoffer 5] , en de [adres] , de woning van [getuige 4] , naar voren. [38]
Dit werd ook gezien tijdens de observaties van verdachte en [medeverdachte 2] op 28 augustus 2024 en 9 oktober 2024. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] maakte verscheidene kortdurende stops op verschillende adressen en zij hadden daarbij ook kortdurende contacten met onbekend gebleven personen. [39]
De rechtbank concludeert dat uit de observaties van vóór de detentieperiode van [medeverdachte 1] naar voren komt dat hij en verdachte samen drugs wegbrachten. Nadat [medeverdachte 1] gedetineerd is geraakt, nam [medeverdachte 2] zijn rol over.
[medeverdachte 2] als doorgeefluik tijdens de detentieperiode van [medeverdachte 1]
In een gesprek op 3 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en het telefoonnummer eindigend op [nummer] , van [medeverdachte 2] , is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] vraagt spreek je die [naam 1] ntv?
[medeverdachte 2] zegt nee man ntv wollah, heb jij hem nog gesproken?
[medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 2] die [naam 1] spreekt.
[medeverdachte 2] zegt nee man.
[medeverdachte 1] zegt kan jij hem niet ntv
[medeverdachte 2] vraagt heb jij hem nog gesproken?
[medeverdachte 1] zegt vraag maar waar hij uithangt en dat [medeverdachte 1] hem probeert te bereiken.
(…)
[medeverdachte 1] zegt probeer zijn nummer voor mij te regelen.
[medeverdachte 2] zegt ik ga regelen
[medeverdachte 1] zegt alle nummers die je nu hebt zijn dood of je moet het even aan [naam 1] of [naam 1] vragen, effe zijn nummer
[medeverdachte 2] zegt ik ga het aan [naam 1] vragen
[medeverdachte 1] zegt is ook goed, [naam 1] , [naam 1] , [naam 1] je weet toch. Eén van hun. [40]
In een gesprek van 4 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] zegt ik bel jou kanker 4 dagen, dit telefoonnummer is niet beschikbaar. Ik denk of jij bent gefauwed fon of jij hebt problemen of jij hebt mij gewoon in m'n kont geneukt.
[medeverdachte 2] zegt dat waren allemaal niet, ik heb andere noemerendi fon wollah.
Opm. verb, mannen praten door elkaar
[medeverdachte 1] zegt stuur naar hem dan kan hij weer doorsturen naar mij.
[medeverdachte 2] zegt ik was vergeten om te zeggen.
(…)
[medeverdachte 2] zegt dat heb ik ook gedaan. Gisteren of eergisteren ik kwam hem tegen toch. Ntv Ik zeg broer [bijnaam] wil je nummer toch? Je weet toch, hij wil je gewoon spreken snap je? Hij zeg stuur die nummer maar ntv. Hij zegt maar ik geef je andere nummer en nog steeds heb ik niks gehoord toch. Hij is bang van contactverbod dat ie zo ook naar binnen gaat.
[medeverdachte 1] zegt hij moet niet zo dipen. Kijk ntv, zeg tegen hem kijk naar wat ik heb verklaard. Hij moet niet zo dipen.
[medeverdachte 2] zegt ik heb één nummer van hem, als je wilt geef ik nu gelijk.
[medeverdachte 1] vraagt doe ook gelijk Blunders fon nummer voor mij.
[medeverdachte 2] zegt [naam 1] 06- Heb je papier en pen?
Opm. verb. Nn man [nummer] geeft het nummer [telefoonnummer] .
[medeverdachte 1] vraagt dat is van die [bijnaam] toch?
[medeverdachte 2] zegt ja man, dat is die [naam 1] . [41]
Verdachte heeft verklaard dat zijn bijnaam [bijnaam] is. [42]
De rechtbank concludeert op grond hiervan dat [medeverdachte 2] het telefoonnummer van verdachte doorgeeft aan [medeverdachte 1] , omdat hij hem wil spreken. Hij fungeert in deze dus als doorgeefluik van [medeverdachte 1] die gedetineerd zit.
Het storten van crimineel geld
In een gesprek op 27 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] vraagt hierna of het nog gelukt was. Verdachte vraagt hierop met wat? [medeverdachte 1] zegt hierna met dat storten.
Verdachte: Ik heb niet meer gekeken man, ik heb nu pap op [naam 1] zijn rekening, als ik vanavond NTV ben, ga ik het via zijn rekening storten
[medeverdachte 1] : Als je kan, dat zou fijn zijn man
Verdachte: Heb je nodig?
[medeverdachte 1] : Ja, man
Verdachte: Dan vanavond garantie dat het erop staat. Hoeveel heb je nodig?
[medeverdachte 1] : Ja, ik weet niet, stort gewoon wat je wou storten
Gesprek gaat hierna verder, waarbij verdachte zegt dat tot een barkie kan. [medeverdachte 1] zegt dat hij geen volledige barkie nodig heeft.
Verdachte zegt dat het er vanavond op zal staan omdat de vriendin van [medeverdachte 1] de gegevens gestuurd heeft. Beide mannen bespreken hierna waarom het niet gelukt is met de app, en hebben het nog even over het telio-nummer en waar dat staat. [43]
Verdachte heeft verklaard dat hij middels betaalverzoeken geld op de rekening van [getuige 4] liet storten. Deze betaalverzoeken werden verzonden via de Iphone 8, waarvan reeds is vastgesteld dat deze enkel bedoeld was voor het faciliteren van de criminele activiteiten van verdachte en de medeverdachten. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat het in dit gesprek gaat om geld dat met de drugshandel is verdiend. Dit geld wordt vervolgens door verdachte overgemaakt op de rekening van [medeverdachte 1] in de PI.
Het bespreken van het uitkoken van drugs
In een gesprek op 28 september 2024 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte: Ja ik ga van te voren dit keer echt nieuwe kleren aantrekken, niet dat er weer een vieze geur op zit.
[medeverdachte 1] : Tantoe (fon) vorige keer jongen..
Verdachte: Kankerhond.. Broer ik had niet eens ntv gerookt.
[medeverdachte 1] : Ja ik weet, maarja, waarschijnlijk je hebt gekookt die avond ervoor toch?
Verdachte: Geen idee wollah. Laatje weten als die bankoe erop staat?
[medeverdachte 1] : Ik zie dat pas maandag ofzo.
Verdachte: Aah ik heb een nieuwe clanny (fon) erbij.
[medeverdachte 1] : Lekker man, waar?
Verdachte: Onder [naam 1] , die kocht mijn wierie daarzo toch. [44]
Verdachte is trouw aan medeverdachte [medeverdachte 1]
In een gesprek op 11 september 2024 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte: weet je wie ik een pak rammel heb gegeven?
[medeverdachte 1] : wat
Verdachte: weet je wel wie een pak rammel heeft gekregen?
[medeverdachte 1] : nee
Verdachte: degene die jou heeft genaaid
[medeverdachte 1] : van wie?
Verdachte: van mij
[medeverdachte 1] : jij bent een kanker g. [45]
Conclusie rechtbank
De rechtbank oordeelt dat in de periode vanaf 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 sprake is van gestructureerde samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , Dit oordeel is gebaseerd op grond van al het voorgaande, maar in het bijzonder op grond van de vaststellingen dat
  • verdachte en [medeverdachte 1] samen gebruik maakten van de Iphone 8, waarmee hun drugshandel werd gefaciliteerd;
  • verdachte andermans rekeningen gebruikte om het drugsgeld op te storten, waaronder de rekening van [getuige 4] ;
  • er anderen, zoals [medeverdachte 2] en [naam 1] , door verdachte en [medeverdachte 1] werden ingezet om drugs weg te brengen en/of te verwerven;
  • verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] woningen van anderen regelden waarin de drugs konden worden bereid, verwerkt of opgeslagen;
  • deze bewoners hun woningen beschikbaar stelden onder bedreiging en geweld door verdachte en [medeverdachte 1] ;
  • [medeverdachte 2] fungeerde als doorgeefluik tussen verdachte en [medeverdachte 1] , toen laatstgenoemde gedetineerd zat;
  • verdachte en [medeverdachte 1] spraken over degenen die drugs voor hen bezorgden, in het bijzonder over hun functioneren en eventueel ontslag en er gebieden werden besproken waar gedeald zou moeten worden;
  • verdachte en [medeverdachte 1] vóór de detentieperiode van laatstgenoemde samen drugs wegbrachten en [medeverdachte 2] deze rol overnam op het moment dat [medeverdachte 1] gedetineerd raakte;
  • [medeverdachte 1] vanuit de gevangenis ook mensen regelde die drugs voor hen konden wegbrengen;
  • verdachte drugsgeld op de gevangenisrekening van [medeverdachte 1] stortte;
  • het uitkoken van drugs tussen verdachte en [medeverdachte 1] werd besproken toen laatstgenoemde gedetineerd zat,
  • verdachte iemand in elkaar heeft geslagen, omdat diegene [medeverdachte 1] ‘genaaid’ had.
Het oogmerk van deze organisatie was erop gericht om misdrijven te plegen als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet en artikel 10a van de Opiumwet. Alle verdachten in deze organisatie hebben in het verband van de organisatie geparticipeerd. Verdachte en [medeverdachte 1] door het leiden van de organisatie en het inkopen, bereiden en verkopen van drugs, het regelen van klanten, het regelen van woningen waar drugs konden worden uitgekookt en/of opgeslagen en het regelen van mensen die op een efficiënte wijze de drugs voor hen gingen bezorgen. [medeverdachte 2] droeg bij aan de organisatie door de drugs, alleen of samen met bijvoorbeeld verdachte, te vervoeren en bezorgen, ervoor te zorgen dat het contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] in stand bleef en een woning te regelen waar de drugs konden worden uitgekookt. Er was sprake van een onderlinge verdeling van werkzaamheden met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel van de organisatie, het in stand houden en het voortzetten van de drugshandel.
Dat deze samenwerking ook duurzaam was blijkt onder meer uit de intensiteit van de contacten in en de duur van de bewezenverklaarde periode (ongeveer 14 maanden) en de inhoud van de tapgesprekken waaruit ook de eerder omschreven rolverdeling blijkt. De inhoud van de gesprekken duidt niet op eenmalig of vluchtig contact. Daarnaast blijkt uit de tapgesprekken dat de gesprekspartners steeds beschikken over achtergrond informatie om gericht vragen te kunnen stellen over de feitelijke situatie. De rechtbank maakt hieruit op dat de verdachten elkaar kenden, dat ze al langere tijd bezig waren met de drugshandel en dat duidelijk was wie waarvoor verantwoordelijk was.
Verdachte wist dat de organisatie het plegen van misdrijven in zijn algemeenheid tot oogmerk had. Bovendien leverde verdachte gedurende de gehele bewezenverklaarde periode (14 maanden) zijn bijdrage aan de organisatie en was zijn bijdrage behoorlijk intensief doordat hij zich met elk aspect van de organisatie heeft bemoeid.
Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat het samenwerkingsverband als een organisatie kan worden aangemerkt met een gestructureerd en duurzaam karakter. Deze organisatie had als oogmerk het bereiden en/of verwerken en verpakken van (onder meer) basecoke en de verkoop van deze en (zoals onder de bewezenverklaring van feit 3 volgt:) drugs om hiermee zichzelf te bevoordelen. De bijdrage die alle verdachten leverden is naar het oordeel van de rechtbank ook van voldoende intensiteit en duur om hen zodoende aan te merken als deelnemer van de organisatie.
Bewezenverklaring
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er in de periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 sprake was van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet en artikel 10a van de Opiumwet, waar verdachte in die gehele periode onderdeel van uitmaakte.
05.381230.24 [46]
Feit 1: de mishandeling van [slachtoffer 1] , feit 2: huisvredebreuk woning [slachtoffer 2] en feit 3: vernieling ruit van [slachtoffer 4] en kandelaar en vaas van [slachtoffer 2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 november 2024 is het raam van de voordeur van de woning aan de [adres] in Dieren vernield. [47] Dit betreft een huurwoning van [slachtoffer 4] , waar [slachtoffer 2] woont. [48]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling (feit 1), huisvredebreuk (feit 2) en vernieling (feit 3).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft daartoe aangevoerd dat altijd dezelfde mensen een verklaring afleggen en dat zij de verklaringen van de anderen ook noemen in hun verklaring . Daaruit blijkt dat er overlegd is. De verklaring van [slachtoffer 2] is bovendien aantoonbaar onjuist waar zij verklaart dat zij al langere tijd geen contact meer had met verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: verdachte)omstreeks 00.40 uur haar woning binnendrong, nadat hij het raam van de voordeur had ingetrapt. De voordeur was op slot. Hij wilde de woonkamer binnenlopen. [slachtoffer 1] probeerde verdachte tegen te houden. Op dat moment zag [slachtoffer 2] dat verdachte [slachtoffer 1] keihard in zijn gezicht sloeg. Zij raakten met elkaar in gevecht. Verdachte pakte een stenen schaaltje van de eettafel en sloeg deze met kracht op het hoofd van [slachtoffer 1] , waarna het schaaltje kapot knapte op het hoofd van [slachtoffer 1] . [49]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte de woning wilde binnenkomen en dat hij hem hoorde bonken op het woonkamerraam. Er werd vervolgens een zitje dat in de tuin stond tegen het raam gegooid. Dat raam ging niet kapot, maar was wel beschadigd; er zaten sterren in. Ook de glasplaat van het zitje was kapot. De eerste slag van verdachte jegens [slachtoffer 1] was een vuistslag in zijn gezicht. Doordat verdachte hem nog met het stenen schaaltje op zijn hoofd heeft geslagen heeft hij twee sneeën in zijn hoofd opgelopen die door de huisartsenpost zijn geplakt. [50]
Verdachte was in de tijd dat [slachtoffer 2] de politie belde ook nog met een kandelaar en een vaasje van haar aan het gooien. [51]
Bij zijn aanhouding op 29 november 2024 om 00.55 uur zagen verbalisanten dat verdachte bebloede handpalmen en een bebloede neus had en dat er opgedroogd bloed op zijn snor zat. [52]
De rechtbank overweegt, gelet op het voorgaande, dat verdachte degene is die tegen de wil van [slachtoffer 2] en dus wederrechtelijk is binnengedrongen in de door haar bewoonde woning en dat hij aldaar [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem met een vuist in het gezicht te slaan en door hem met een scherp voorwerp op zijn hoofd te slaan. Verdachte heeft hierbij ook ruiten (van de voordeur) van [slachtoffer 4] en een vaas en een kandelaar van [slachtoffer 2] vernield. De rechtbank merkt daarbij op dat zij de verklaring van [slachtoffer 2] ten deze voldoende betrouwbaar acht nu deze steun vindt in ander bewijs. De rechtbank acht de onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4: vernieling ruit en deur van [slachtoffer 5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de ruit en de deur van [slachtoffer 5] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: verdachte)op 29 november 2024 om 00.27 bij hem aan de deur van zijn woning aan de [adres] in Dieren stond. [getuige 4] was op dat moment bij hem in de woning. Zij hoorden dat verdachte op de deur beneden aan het bonken was. [slachtoffer 5] hoorde dat er een ruit werden ingeslagen. Verdachte had op dat moment een houten balk vast. [slachtoffer 5] zag dat de houten balk door de deur van de meterkast ging. [slachtoffer 5] zag vervolgens dat het bovenste raam van de deur ook sneuvelde. [53] [getuige 4] heeft verklaard dat hij samen met zijn vriend (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 5] )glasgerinkel hoorde bij de toegangsdeur. Zij gingen kijken en zagen dat het glas van de voordeur kapot was en dat dit werd ingeslagen met een houten paal. Degene die dit deed was verdachte. [54]
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ruit van de voordeur en de deur van de meterkast van [slachtoffer 5] heeft vernield.
05.381649.24 [55]
Vernieling ruit [slachtoffer 4]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 december 2024 is een ruit van de woning aan [adres] in Dieren met een stoeptegel ingegooid. [56] Dit betreft een huurwoning van [slachtoffer 4] , die werd bewoond door [slachtoffer 2] . [57]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van een ruit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt welke schoenen verdachte droeg, terwijl getuigen hier wel over hebben verklaard. Die verklaringen stroken echter niet met de schoenen die te zien zijn op de camerabeelden. Verder heeft een buurvrouw verklaard dat zij verdachte heeft zien roken bij zijn woning gelijktijdig met het rumoer in de straat.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 1 december 2024 rond 03.50 uur samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] in haar woonkamer zat. Uit het niets hoorden zij een harde klap op de ruit aan de voorzijde van de woning. [slachtoffer 2] liep naar de voordeur en deed die open. Zij zag dat [verdachte] (
verdachte)van haar woning wegliep. [58] [slachtoffer 5] heeft hierover verklaard dat hij met drie personen in de woning van [slachtoffer 2] tv aan het kijken was. Opeens kwam er een steen door de ruit heen. Hij liep achter [slachtoffer 2] aan en zag toen verdachte wegrennen. Hij had een donkerblauwe jas met capuchon en een donkere broek. [59]
Op camerabeelden is te zien dat een persoon, in het donker gekleed, aan komt lopen. Deze persoon tilt een grote steen boven zijn hoofd en gooit deze vervolgens door de ruit van het perceel aan de [adres] in Dieren. [60]
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ruit van de woning aan de [adres] in Dieren, van [slachtoffer 4] , heeft vernield.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05.401477.24 feiten 3 tot en met 5 en onder parketnummers 05.381230.24 en 05.381649.24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
05.401477.24
3.
hij in
of omstreeksde periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 te Dieren en
/ofDoetinchem en
/ofDoesburg en
/ofApeldoorn en
/ofGrave,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)
opzettelijk heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt en
/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en
/ofeen hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en
/ofeen hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde cocaïne en
/ofamfetamine en
/ofMDMA
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op
of omstreeks17 december 2024 te Dieren, gemeente Rheden,
althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21,39 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïneen
/ofongeveer 4,8 gram MDMA
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en
/ofMDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in
of omstreeksde periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 te Dieren en
/ofGrave,
althans in Nederland,heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere)
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en
/of11a Opiumwet;
05.381230.24
1.
hij op
of omstreeks29 november 2024 te Dieren, gemeente Rheden, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- (met de vuist) in
/op/tegenhet gezicht,
althans op/tegen het hoofdte slaan en
/of- met een hard en
/ofscherp voorwerp op
/tegenhet hoofd te slaan;
2.
hij op
of omstreeks29 november 2024 te Dieren, gemeente Rheden, in de woning (gelegen aan de [straatnaam] ) bij een ander, te weten bij [slachtoffer 2] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
3.
hij op
of omstreeks29 november 2024 te Dieren, gemeente Rheden, opzettelijk en wederrechtelijk
-
een ofmeerdere
(voordeur
)ruit
(en
) en/of ra(a)m(en),- een kandelaar en
/of- een vaas,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 4]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield en/of beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;4.
hij op
of omstreeks29 november 2024 te Dieren, gemeente Rheden, opzettelijk en wederrechtelijk
- een
(voordeur)ruit en
/of- een deur,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 5] , in
elk geval aan een ander toebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
05.381649.24
hij op
of omstreeks1 december 2024 te Dieren, gemeente Rheden, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan
[slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05.401477.24
feit 3:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 5:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde en vijfde lid en 11a van de Opiumwet
De rechtbank overweegt dat zich geen eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht tussen feit 3 en feit 5 voordoet. Van een dergelijke samenloop is sprake indien de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
Voor feit 3 en feit 5 heeft de rechtbank weliswaar overwegend dezelfde bewijsmiddelen gebezigd, maar de rechtbank is van oordeel dat feit 3 en feit 5 verschillende verwijten opleveren omdat de strekking van de desbetreffende strafbepalingen meer dan enigszins uiteenloopt. Feit 3 ziet in essentie op bescherming van de volksgezondheid, terwijl feit 5 ziet op bescherming van de openbare orde. De rechtbank is daarom uitgegaan van meerdaadse samenloop tussen feit 3 en feit 5.
05.381230.24
feit 1:
mishandeling
feit 2:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
feit 3 en 4 en 05.381469.24:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort vernielen

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daartoe is aangevoerd dat sprake is van zeer ernstige feiten, waaronder een brandstichting waardoor de woning van aangever [slachtoffer 6] onbewoonbaar is verklaard en hij slechts ternauwernood kon ontsnappen. Daarnaast heeft verdachte zich ruim één jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van dealen van harddrugs en het deelnemen aan een criminele organisatie met het oog hierop. Bovendien heeft verdachte iemand mishandeld, goederen vernield en huisvredebreuk gepleegd. Ten aanzien van de persoon van verdachte is sprake van veelvuldige recidive op het gebied van de Opiumwet, zijn er problemen op verschillende leefgebieden, heeft verdachte een harddrugsverslaving en is hij erg beïnvloedbaar. De geëiste straf is daarom passend en geboden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat een straf gelijk aan het voorarrest moet worden opgelegd. Gelet op de richtlijnen voor drugsbezit en drugshandel heeft verdachte met zijn voorarrest reeds een groot deel van zijn straf uitgezeten.
Subsidiair vindt de raadsvrouw dat een deels voorwaardelijke straf moet worden opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat verdachte kan instemmen met de voorwaarden die in de rapportage van 19 februari 2025 door de reclassering worden geadviseerd. Hij is eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke straf met reclasseringsvoorwaarden, maar deze straf is nooit van de grond gekomen vanwege onderhavige procedure. Bovendien heeft verdachte al twee keer eerder een geslaagd traject bij de jeugdreclassering afgesloten, waardoor een dergelijk traject passend lijkt. Verdachte moet de kans krijgen om opnieuw zo’n traject aan te gaan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie gericht op het dealen en bereiden van harddrugs, het medeplegen van drugshandel en het bezit van harddrugs. De criminele organisatie hield zich bezig met het dealen van met name cocaïne. Gedurende ruim één jaar was sprake van een goed georganiseerde organisatie, waarin onder meer mensen voor verdachte en [medeverdachte 1] werkten, rekeningen van anderen werden gebruikt voor drugsbetalingen, door hen en [medeverdachte 2] dikwijls onder dwang en bedreiging huizen van drugsgebruikers werden geregeld waar de harddrugs konden worden uitgekookt in ruil voor een (geringe) betaling of verstrekking van gratis drugs en waar middels één drugstelefoon door verdachte en [medeverdachte 1] klanten werden geïnformeerd en afspraken met hen werden gemaakt. Verdachte had een grote rol in deze organisatie en was operationeel bij elk onderdeel ervan betrokken.
Harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid omdat deze middelen sterk verslavend werken. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Ook gaat de handel in en het bezit van dergelijke middelen meestal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Dat dit zo is blijkt ook uit het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee vernielingen, een mishandeling en huisvredebreuk ten aanzien van drie drugsgebruikers van wie hij ook de woning gebruikte om drugs uit te koken.
Verdachte heeft op al deze gevolgen geen acht geslagen en slechts gehandeld uit winstbejag en om in zijn eigen harddrugsverslaving te kunnen voorzien.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte is al eerder veroordeeld voor feiten uit de Opiumwet. Op 19 februari 2025 heeft de reclassering een rapport over hem uitgebracht, waarin zij adviseren om tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden over te gaan. De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte zijn leefgebieden niet op orde heeft, hij bezwijkt onder sociale druk en dan tevens tot delictgedrag komt. Verdachte erkent dit ook tegenover de reclassering. Verdachte zegt dat hij graag in een begeleide woonsetting wil verblijven, maar niet waar verslaafden of mensen met psychiatrische problematiek zijn gevestigd. Het wonen in een begeleide setting ziet verdachte als voordeel, omdat hij dan weg is uit zijn omgeving en hij dan ook leert om zelfstandig te kunnen wonen. De reclassering ziet mogelijkheden om met verdachte aan de slag te gaan.
De op te leggen straf
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmodaliteit rekening met de ernst van het feit, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling en begeleiding onder leiding van de reclassering. Op 17 december 2024 is verdachte ook veroordeeld voor Opiumwet gerelateerde feiten, waarbij aan hem bijzondere voorwaarden zijn opgelegd. Verdachte kon echter niet starten met de naleving van deze voorwaarden, omdat hij op 17 december 2024 ook is aangehouden. De rechtbank wil verdachte daarom een kans geven om een dergelijk traject te doorlopen en tot een goed einde te brengen. Dit laat onverlet dat er sprake is van zeer ernstige feiten, waarbij de rechtbank wel minder feiten bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Daarnaast betrekt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, gepleegd binnen de tenlastegelegde periode. Artikel 63 Sr is dus van toepassing.
Alles overwegende komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 19 februari 2025 en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend:
  • de benadeelde partij [slachtoffer 6] (05.401477.24, feit 1) vordert € 74.231,71 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld;
  • de benadeelde partij [slachtoffer 1] (05.381230.24, feit 1) vordert € 260,76 aan materiële schade;
  • de benadeelde partij [slachtoffer 2] (05.381649.24) vordert € 221,26 aan materiële schade en € 400,00 aan smartengeld.
Telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] volledig kunnen worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] stelt de officier van justitie dat de immateriële schade volledig kan worden toegewezen, wegens een aantasting in de persoon op andere wijze. Zij was immers erg bang. De gevorderde materiële schade staat niet in directe relatie tot het feit zodat de materiële vordering om die reden moet worden afgewezen.
Voor wat betreft de toe te wijzen bedragen heeft te gelden dat hierbij toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel moet worden bepaald.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering wegens de bepleite vrijspraak.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] stelt de verdediging dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair moet [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat hij de betaling aan de huisartsenpraktijk niet heeft aangetoond.
Voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 2] , heeft de verdediging primair gesteld dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat deze in de verkeerde zaak is ingediend en omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair stelt de verdediging dat de vordering niet kan worden toegewezen, omdat het causaal verband tussen het stuk gaan van de lamp en het tuinmeubel en het feit ontbreekt. Bovendien is een tuinmeubel al snel niets meer waard. De immateriële is niet aangetoond, noch onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
[slachtoffer 6]
De rechtbank spreekt verdachte vrij voor de brandstichting aan de [straatnaam] in Dieren. De vordering van de benadeelde partij ziet op die brandstichting. Dat betekent dat er geen grond is voor het toewijzen van de schadevergoeding ten aanzien van verdachte. De rechtbank verklaart benadeelde dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering.
[slachtoffer 1]
De benadeelde verzoekt om een schadevergoeding van € 260,76, voor een behandeling bij de huisartsenpost die hij zelf heeft betaald. De rechtbank stelt vast dat benadeelde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij de huisartsenpost is geweest en dat hij hiervoor zelf kosten heeft gemaakt. Dat er sprake is van vergoedbare kosten door een verzekering, ontslaat verdachte niet van zijn plicht om dit bedrag aan [slachtoffer 1] te vergoeden. De rechtbank wijst de vordering dan ook toe met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Verdachte is vanaf 29 november 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 2]
De rechtbank merkt op dat de vordering is ingediend met daarop vermeld parketnummer 05.381649.24. In dat dossier is de vordering ook initieel toegevoegd. De inhoud van de (toelichting op de) vordering noemt echter de gebeurtenissen op 29 november 2024, die aan verdachte zijn tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 05.381230.24, als feitelijke grondslag voor de vordering. De rechtbank gaat er vanuit dat het hier een administratieve fout van het Openbaar Ministerie betreft (het betreft immers een ruimte op het formulier dat door het Openbaar Ministerie ingevuld moet worden) en leest de vordering dan ook zo dat door [slachtoffer 2] bedoeld is de vordering in laatstgenoemde zaak in te dienen. De verdachte heeft kunnen begrijpen en gelet op het verweer ook daadwerkelijk begrepen dat de vordering betrekking moet hebben gehad de gebeurtenissen in de zaak met parketnummer 05.381230.24 en hij wordt daarom door deze lezing niet benadeeld. Door de voeging ter terechtzitting van alle zaken bevindt deze vordering zich formeel ook in dat laatstgenoemde procesdossier. [slachtoffer 2] is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
Materiële schade
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materiële schade deels toewijzen. De kosten die zijn gevorderd voor de (glasplaat van de) tuinset, staan in rechtstreeks verband met het strafbare handelen van verdachte: gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] die noemt de vernieling van de glasplaat van een zitje uit de tuin door verdachte. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank na verweer voldoende onderbouwd alleszins redelijk. Zij zal daarom de vordering tot een bedrag van € 100,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor wat betreft de gevorderde lamp heeft te gelden dat het rechtstreeks verband met het strafbare feit in dit geval ontbreekt, immers blijkt nergens uit het dossier dat een lamp is gesneuveld door het toedoen van verdachte. De rechtbank verklaart de benadeelde dan ook niet-ontvankelijk ten aanzien van deze gevorderde kosten.
Immateriële schade
De wet geeft slechts in bepaalde gevallen recht op vergoeding van immateriële schade, zoals geregeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De vordering van benadeelde is niet (met stukken) onderbouwd en geeft ook niet weer op welke grond in genoemd wetsartikel er recht op schadevergoeding zou bestaan. De rechtbank kan dit aldus ook niet vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Verdachte is vanaf 29 november 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

10.De beoordeling van het beslag

Omdat de in beslag genomen 21,39 gram cocaïne en 4,8 gram MDMA middelen zijn als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet, zal de rechtbank bevelen dat deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank zal de teruggave van de sleutelbos aan de rechthebbende gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 24c, 36b, 36f, 57, 63, 138, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 11 b en 13a van de Opiumwet.

12.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 05.401477.24 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich binnen drie dagen na afloop van zijn detentie meldt bij de reclasseringsinstelling in het arrondissement van zijn verblijf. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en verdachte zal onverminderd de aanwijzingen van de reclassering opvolgen;
  • meewerkt aan afname van verdiepingsdiagnostiek en behandeladvies. De afname voor verdiepingsdiagnostiek zal door VNN forensische polikliniek worden afgenomen of ander gelijksoortig forensische instelling te bepalen door de reclassering. Verdachte zal het behandeladvies van VNN forensische polikliniek of soortgelijke forensische instelling opvolgen;
  • laat zich na de diagnostiek behandelen door een forensische behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aan het begin van de proeftijd en duurt ook de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling; gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, zal de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verblijft in een forensische woonsetting of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start in de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt middels urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • geen alcohol gebruik en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van 21,39 gram cocaïne en 4,8 gram MDMA;
 gelast de teruggave van de sleutelbos aan de rechthebbende;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 onder parketnummer 05.381230.24 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 260,76 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 260,76 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 5 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05.381649.24 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 100,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 100,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 2 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. M. Rietveld en mr. T.M.A. Arts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van Districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON4R024001 / Amsterdam, gesloten op 25 april 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
3.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 38 van zijn PD.
4.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
5.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 38 van zijn PD.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 487 en 489.
7.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 490, 491 en 498.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 523.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 476 t/m p. 486.
11.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 460.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 875 en 874.
14.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 888 en 889 en het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 38 van zijn PD.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 215.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 43 van zijn PD.
18.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 38 van zijn PD.
19.Het tapgesprek van 28 september 2024, p. 784 t/m 786.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, 876.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 691.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 695.
23.Het tapgesprek van 13 september 2024, p. 696 en 697.
24.Het tapgesprek van 14 september 2024, p. 700.
25.Het tapgesprek van 19 september 2024, p. 702 en 703.
26.Het tapgesprek van 19 september 2024, p. 702 en 703.
27.Het tapgesprek van 20 september 2024, p. 819 en 820.
28.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 43 van zijn PD.
29.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 38 van zijn PD.
30.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 420.
31.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 296.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 402 en 403.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 665 en 666.
34.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 665.
35.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 692 en 693.
36.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 698.
37.Het tapgesprek van 14 september 2024, p. 700.
38.Het proces-verbaal bevindingen, p. 461, 463 en 473.
39.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 550, 556 en 559.
40.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 685 en 686.
41.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 688.
42.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
43.Het tapgesprek van 27 september 2024, p. 708.
44.Het tapgesprek van 28 september 2024, p. 784 t/m 786.
45.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 690 en 691.
46.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 1 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
47.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 20.
48.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 36.
49.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 37.
50.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 20, 21, 22 en de bijbehorende foto’s van zijn hoofd.
51.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 37.
52.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 27 en 28.
53.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 7 en 8.
54.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 12.
55.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, Team Recherche opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 5 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
56.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 5 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 8.
57.Volgt uit hetgeen is overwogen ten aanzien van parketnummer 05.381230.24.
58.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 5.
59.Het proces-verbaal van verhoor getuige, [slachtoffer 5] , p. 15.
60.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 8.