1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
Hij op of omstreeks 21 januari 2025 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te houden in de woning aan de [adres 1] te [plaats] en/of;
- de handen en/of armen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) aan elkaar vast te binden met tiewraps en/of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en/of;
- [slachtoffer 1] (op zijn knieën) tussen de bank en het tafeltje laten zitten en/of;
- [slachtoffer 1] (met de vuisten) in zijn gezicht en/of onder zijn borst, althans op het lichaam, te slaan en schoppen en/of;
- een mes op voornoemde [slachtoffer 1] zijn arm en/of keel te zetten en/of;
- met een mes in de zwelling onder [slachtoffer 1] zijn oog te prikken en/of er tegen aan te houden en/of;
- hem dreigend de woorden toe te voegen: ‘’ beter komen je ouders zo want anders maken we je kapot’’ en/of ''ík maak je kapot en ik steek je kapot'' en/of woorden van soortgelijke aard of strekking
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten
- het betalen van een geldbedrag aan verdachte en/of zijn mededader(s)en/of;
- het opnemen van voornoemde [slachtoffer 2] zijn telefoon en/of;
- het ophalen van [slachtoffer 1] en/of;
- ‘ iets te regelen’ met zijn, voornoemde [slachtoffer 2] , zoontje en/of;
- naar het tunneltje bij de [adres 1] te komen;
2
Hij op 21 januari 2025 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachte rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- de handen en/of armen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) (strak) aan elkaar vast te binden met tiewraps en/of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en/of;
- [slachtoffer 1] (op zijn knieën) tussen de bank en het tafeltje laten zitten en/of;
- [slachtoffer 1] (met de vuisten) in zijn gezicht en/of onder zijn borst, althans op het lichaam, te slaan en/of schoppen en/of;
- met een mes in de zwelling onder [slachtoffer 1] zijn oog te prikken en/of er tegen aan te houden;
3
Hij op of omstreeks 21 januari 2025 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- de handen en/of armen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) (strak) aan elkaar vast te binden met tiewraps en/of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en/of;
- een mes op de arm en/of keel van [slachtoffer 1] te zetten en/of;
- in het bijzijn van [slachtoffer 1] via de telefoon spraakberichten te sturen naar [slachtoffer 2] waarin hij/verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend de woorden uitspraken: ‘’want als je niet binnen een kwartier oppakt, maak ik je zoon af’’ en/of ‘’opnemen kankerlijer, anders maak ik hem kapot ik zweer het je’’ en/of ‘’als jij hem niet komt halen, dan kom ik hem in een kist brengen naar jou toe’’ en/of ‘’je hebt tot vijf over drie de tijd om iets te regelen met je zoontje anders heb je geen zoontje meer maat’’ en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de voorbedachte raad onder feit 2. Verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat erg behoedzaam met de verklaringen van aangever om dient te worden gegaan en dat er naast de verklaring van aangever sprake moet zijn van steunbewijs. De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat niet gesteld kan worden dat de mishandeling heeft plaatsgevonden om aangever van zijn vrijheid te beroven. Verder kan niet worden bewezen dat verdachte de tie-wraps bij verdachte om heeft gedaan, aangever tussen de bank en het tafeltje heeft laten zitten, het mes op de keel van aangever heeft gezet en met het mes de zwelling heeft doorgeprikt en hem heeft bedreigd. Dit lijkt allemaal door de medeverdachte te zijn gedaan. Er kan dan ook niet bewezen worden dat verdachte een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Primair verzoekt de raadsman verdachte dan ook vrij te spreken van feit 1. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet is gebleken dat verdachte het oogmerk had om [slachtoffer 2] ergens toe te dwingen en verzoekt hij de rechtbank om verdachte van de gijzeling vrij te spreken. Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsman zich op het standpunt dat uit het dossier niet volgt dat verdachte betrokken is geweest bij het omdoen van de tie-wraps en het doorprikken van de zwelling. Ook de voorbedachte raad kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De raadsman verzoekt de rechtbank om verdachte partieel vrij te spreken van de voorbedachte raad en van de gedachtestreepjes die zien op de tie-wraps en het mes. Voor het overige refereert hij zich ten aanzien van dit feit aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte dit heeft gedaan. Het lijkt allemaal door de medeverdachte te zijn gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen algemeen
[slachtoffer 1]
Op 21 januari 2025 omstreeks 02.51 uur werden verbalisanten naar het adres [adres 2] in [plaats] gestuurd, omdat daar een reanimatie gaande zou zijn. Er zou aanvullende informatie door de melder, de zoon van de bewoonster, zijn gegeven dat hij zijn stiefvader een 9mm kogel had gegeven voor een wapen en dat de melder nu bang was dat zijn stiefvader zijn moeder ging neerschieten. Verbalisanten zijn naar het opgegeven adres gereden en hebben daar aangebeld. Hier bleek niets aan de hand te zijn. Via het Operationeel Centrum vernamen verbalisanten dat het telefoonnummer waarmee de melding was gedaan was gekoppeld aan de naam [medeverdachte 1] . Het was verbalisanten bekend dat de zoon van de bewoners van het voornoemde adres veel omgaat met [medeverdachte 1] . De zoon betreft [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Verbalisanten hebben de bewoners uitgelegd dat zij een melding van een reanimatie op hun adres hadden ontvangen en dat de melding zou zijn gedaan door [medeverdachte 1] . De mannelijke bewoner, dhr. [slachtoffer 2] , gaf aan dat hij eerder op de avond al rare berichten had ontvangen van [medeverdachte 1] . Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat [medeverdachte 1] veelvuldig bij [verdachte] verbleef aan de [adres 1] in [plaats] . Verbalisanten zijn naar dat adres gereden. Op 21 januari 2025 om 03.14 uur kwamen zij ter plaatse en begaven zich naar de voordeur. Precies op dat moment hoorden zij geschreeuw en luide stemmen uit de woning komen. Ze zagen dat direct daarop de voordeur open ging en dat er een man naar buiten werd geduwd. Verbalisanten herkenden hem direct als [slachtoffer 1] . Hij had een bebloed gezicht, zijn linkeroog was flink gezwollen, er zat een strakgetrokken tie-wrap om zijn nek en zijn handen waren met tie-wraps op zijn rug gebonden. [slachtoffer 1] werd naar buiten geduwd door [medeverdachte 1] . Vanuit de woonkamer kwam een tweede persoon aanlopen en dit was [verdachte] .[medeverdachte 2] is aangehouden aan de achterzijde van de woning.
Op 21 januari 2025 om 03.30 stond verbalisant bij [slachtoffer 1] en hij zag dat [slachtoffer 1] de volgende uiterlijke kenmerken had: fors gezwollen en bebloed linkeroog, gezwollen en bebloede lippen, bebloede kleding, strak aangetrokken witte tie-wrap om zijn nek en een sneetje op zijn linkerarm.
Uit de geneeskundige verklaring van 21 januari 2025 volgt dat [slachtoffer 1] bij zijn oogkas links een bloeduitstorting met twee snijwonden had en drukpijn op zijn borstkas.
Een verbalisant is met [slachtoffer 1] meegereden in de ambulance. Tijdens het vervoer vertelde hij dat hij ongeveer vier of vijf dagen bij [verdachte] thuis was. Hij was daar samen met [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Ze hebben gedreigd dat als hij aangifte zou doen ze dan zijn strotje kapot zouden knijpen. Ook zeiden ze dat als zijn vader niet kwam, ze zijn vader en moeder kapot zouden steken. Hij zat vast in tie-wraps met zijn handen achter op zijn rug en om zijn strot. Ze zaten heel strak. Hij zat op zijn knieën tussen de bank en de tafel. Ze hebben een mes op zijn arm en keel gezet. Daarbij zeiden ze ‘Beter komen je ouders zo want anders maken we je kapot’. Hij had echt het idee dat ze hem kapot zouden maken. Ze hebben hem alle drie geslagen.
Op 23 januari 2025 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan en het volgende verklaard. Hij was in het huis van [verdachte] . In het huis waren [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . Alle drie begonnen met slaan en schoppen. Er is met vuisten in zijn gezicht geslagen en onder zijn linkerborst. Met een mes heeft [medeverdachte 1] onder zijn linkeroog geprikt. Dat deed hij in de zwelling onder zijn oog. Tijdens het schoppen en slaan pakte [medeverdachte 1] hem bij zijn kraag en sleurde hem van de bank. Daarna zat hij tussen de bank en het tafeltje op zijn knieën. [medeverdachte 1] heeft ook een mes tegen zijn strot gehouden. Dit was met de scherpe kant van een keukenmes. Het mes had een zwart handvat. Hij moest van [medeverdachte 1] het adres van zijn ouders geven. Hij moest tegen de meldkamer zeggen dat er een reanimatie was op het adres van zijn ouders. Hij moest ook zijn ouders bellen. [medeverdachte 1] heeft gebeld. [medeverdachte 1] had ook nog zijn vader gebeld. [medeverdachte 1] had gedreigd met: ‘Ja ik maak je kapot en ik steek je kapot’. Na het bellen zat hij al vast met tie-wraps om zijn polsen. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben zijn polsen op zijn rug vastgebonden en [medeverdachte 1] heeft de tie-wrap om zijn nek gedaan.
Op 22 september 2025 is [slachtoffer 1] gehoord bij de rechter-commissaris. Hier heeft hij verklaard dat hij is geslagen en getrapt door [verdachte] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] heeft hem met een vlakke hand in het gezicht geslagen. [medeverdachte 1] heeft de tie-wraps bij hem omgedaan. Hij heeft onder dwang van een mes een reanimatie bij zijn ouders gemeld. [medeverdachte 1] had dat mes. [medeverdachte 1] heeft met een mes met een zwart handvat de zwelling onder zijn oog doorgeprikt.
Getuige [slachtoffer 2]
heeft op 21 januari 2025 verklaard dat hij in de nacht van maandag 20 januari op dinsdag 21 januari 2025 lag te slapen. Ergens in de nacht, in ieder geval voor 03.00 uur, werd hij gebeld door een voor hem onbekend nummer. De beller zei dat hij [medeverdachte 1] heette. Hij had net de avond ervoor kennis gemaakt met [medeverdachte 1] , die op dat moment samen was met zijn stiefzoon [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] vertelde een verhaal dat [slachtoffer 1] drugs zou hebben opgerookt uit een pijp en dat daarover ruzie was ontstaan. Hij hoorde de stem van [slachtoffer 1] op de achtergrond. [slachtoffer 2] begreep weinig van het verhaal. De verbinding werd verbroken of hij heeft zelf de verbinding verbroken. Hij is nog een paar keer gebeld, maar heeft niet opgenomen. Uiteindelijk heeft hij het nummer geblokkeerd. Rond 03.00 uur stond de politie aan de deur. Zij vertelden dat ze kwamen voor een reanimatie op zijn adres.In een gesprek met de politie later die dag vertelde [slachtoffer 2] dat hij meermaals berichten hoorde binnenkomen op zijn eigen telefoon. Deze berichten waren afkomstig van het nummer [telefoonnummer] . De binnenkomende berichtjes op Whatsapp bevatten allemaal spraakberichten met dreigingen erin over [slachtoffer 1] . Ook had hij een filmpje van 6.30 minuten ontvangen. Hij had een deel van de beelden bekeken en zag daarop dat [slachtoffer 1] klappen kreeg.
Video- en audioberichten
Het videobestand bleek 6.50 minuten te zijn en de politie heeft dit bekeken. Hierop zag de politie het volgende. Op de bank zat een persoon die blank en kaal was. Deze persoon wordt verder aangeduid als het slachtoffer. Het slachtoffer hield zijn handen ter hoogte van zijn oren. De persoon die filmde stond aan de kopse kant van de bank. Deze wordt verder aangeduid als NN1. Aan de andere kant van de bank waren twee benen te zien en deze persoon wordt aangeduid als NN2. Het beeld verplaatste zich en het slachtoffer zei: ‘Ja [verdachte] , ja’. De man die [verdachte] werd genoemd reageerde met ‘Luister jij zit hier op mijn bank jij zit met mij te ouwehoeren’. Deze persoon wordt verder aangeduid als [verdachte] . NN1 zei: ‘Ik zweer het jongen’. Verbalisant hoorde een klap door het gesprek heen. Het slachtoffer zei: ‘Ja [verdachte] , ja [verdachte] ’. NN1: "Wat jij staat zo ie zo op film hoor, dus daar hoef je niet bang voor te zijn." Verbalisant zag dat het slachtoffer nog op de bank zat nu met zijn handen voor zijn hoofd, ter hoogte van zijn slapen. Verbalisant hoorde dat het gesprek verder ging. Slachtoffer: "Ja dat weet ik, nee dat weet ik". NN1: "Je staat zo ie zo voor je papa-". Verbalisant hoorde dat NN1 zijn adem inhield, vervolgens hoorde hij een klap en direct hoorde hij dat het slachtoffer: "Auw" zei. Verbalisant hoorde dat NN1 zijn zin afmaakte: "-op film, kankerlijertje". [verdachte] : "Luister! Luister." NN1: "Want we hebben jouw papa ook wat uit te leggen maar zo hoeven we jouw papa niets meer uit te leggen". Verbalisant zag dat NN2 naast de bank stond aan de andere kant van waar het slachtoffer zat, tot dan hoorde verbalisant hem nog niets zeggen. Een paar tellen later zei NN1: "En als jij ook nog is veraije terwijl ik niet gedaan heb, kankerlijertje. En dat vind ik nog het kanker ergste, Hier, kankerlijer". Verbalisant hoorde dat NN1 deze zin met meer emotie zei en hoorde tijdens het uitspreken van deze zin meerdere klappen. Telkens hoorde verbalisant direct het slachtoffer reageren met: "Auw". NN2 bleef stil staan waar hij ook al eerder stond, tegen de hoek van de bank aan.
Om 6.03 zag verbalisant dat een man direct voor het slachtoffer stond. Verbalisant herkende de donkere trui met witte print ter hoogte van de borst van de aangehouden verdachte [verdachte] . Verbalisant hoorde dat NN1 zich in het gesprek mengde en zei: "Wat nee, wat." Slachtoffer: "Ja." NN1: "Wat, waarom zeg je wat over mij, dat ga je recht breien ik zweer het je." Slachtoffer: "Ja dat ga ik doen." NN1: "Dat hoeft niet nou, omdat je nou bang bent. Hoeft niet nou maar je gaat dat zo ie zo. Ik weet van mijzelf, dat zijn tegen mijn principes in kankerlijertje en dat weten hun ook!" Slachtoffer: "Ja". Verbalisant zag dat [verdachte] nog steeds direct voor het slachtoffer stond en vooroverboog naar het slachtoffer toe. Hij stak zijn wijsvinger naar het slachtoffer en hield deze enkele centimeters van zijn gezicht. Even later hoorde verbalisant NN1 het volgende zeggen. "Kijk dat je je op je bek laat slaan nou." Vervolgens hoort verbalisant een onbekende stem het volgende zeggen. "Ik had dezelfde kerel, die dat had aangedaan bij jou wat jij zegt helemaal de kanker in geslagen". Slachtoffer: "Ja weet ik". Verbalisant hoorde dat hierop werd gereageerd door de onbekende stem met: "Waarom zeg je dat van mij maat". Verbalisant hoorde dat [verdachte] zei: "Luister een ding!". Verbalisant hoorde dat de onbekende stem weer zei: "Ik snap hem niet." Verbalisant zag dat het beeld bleef bewegen rondom de bank en zag dat NN2 nu ook voor de bank stond. Verbalisant hoorde dat er door elkaar heen werd gepraat en dat NN1 zei: "Beloven dat we niks meer doen, jij hebt je klappen gehad." Verbalisant hoorde dat [verdachte] zei: "Nee luister!". Verbalisant hoorde dat het slachtoffer begon te jammeren.
Om 04.00 ziet de verbalisant de beelden snel bewegen. Verbalisant zag dat NN1 en het slachtoffer wegliepen. NN1 zei meerdere malen dat het slachtoffer geluk had dat hij bij hem was. Verbalisant hoorde het slachtoffer de hele tijd in paniek jammeren. Verbalisant hoorde dat er water stroomde.
Om 03.11 zag verbalisant dat het slachtoffer in beeld kwam. Hij had een ontbloot bovenlijf. Verbalisant zag dat hij ter hoogte van zijn rechter pols/onderarm verwondingen had. Deze zagen eruit als striemen of sneeën.
In het fragment van 0.55 zegt [verdachte] het volgende. "Hij heeft zijn oogkas gebroken".
Verbalisant herkende de stem van de persoon die filmde als de stem van [medeverdachte 1] . Daarnaast kwam het hoofd kort in beeld en dat was gelijkend op dat van [medeverdachte 1] .
De politie heeft ook de in de woning aangetroffen grijze Motorola telefoon onderzocht. In deze telefoon stond een chat met [naam] en er waren meerdere spraakberichten verstuurd. In deze spraakberichten wordt de stem van [medeverdachte 1] herkend. Onder andere om 03.11 uur is een spraakbericht gestuurd en daarop horen verbalisanten het volgende:
- Verdachte [medeverdachte 1] : " Grote [slachtoffer 2] he?! he, kom maar, kom, gewoon komen maat, gewoon komen. Kom maar, neem alle vriendjes die je hebt, neem ze allemaal maar mee maat. Bij jou snijd ik het strotje door. He, let op maat, let op. Kijk, kijk is he. Kom is ff [naam] . Wat gaan we met jou doen als papa niet komt?
- Slachtoffer [slachtoffer 1] : " Ja, dan ga je mijn keel doorsnijden en van jou en mijn moeder ja.
- Verdachte [medeverdachte 1] :" Wat ja? Wat ja? Wat denk je dat er geen mes is? Is er geen mes? is die niet scherp?
- Slachtoffer [slachtoffer 1] : " Ja,wel er is wel een mes. Ja hij is wel scherp. Ja, papa en mama auw.
- Verdachte [medeverdachte 1] :" Hey, wat heb ik nou? Wat heb ik nou? Wat heb ik nou?! Wat doe ik? Waar heb ik het mes?
- Slachtoffer [slachtoffer 1] :" Hij heb een mes papa en mama. Hij heb hem op mijn strotje.
- Verdachte [medeverdachte 1] : " Ik heb hem zeker op zijn strotje joh kankermongool"
In één spraakbericht wordt de stem van [verdachte] herkend en in dit spraakbericht zegt hij de volgende woorden: "Wat jij doet moet je zelf weten. das een ding.".
Verklaringen verdachten
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] naar zijn eigen woning was gegaan. Hier waren [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] . Hij heeft [slachtoffer 1] één klap in zijn gezicht gegeven. Hier heeft [slachtoffer 1] misschien een blauw oog aan overgehouden. Hij heeft een mes gezien en hoorde dat het volgende werd gezegd: ‘snijd je strotje er af’. Hij zag dat het mes aan de kant werd gegooid. Hij was naar de douche gelopen op het moment dat [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] daar ook waren. Verder was hij vooral in de keuken. Hij heeft een kleine woning en tussen de woonkamer en de keuken zit enkel een bar.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] meerdere keren heeft geslagen. Hij heeft met zijn vuist aan de rechterkant op het gezicht van [slachtoffer 1] geslagen. [slachtoffer 1] kwam samen met [medeverdachte 1] naar de woning. [verdachte] was er ook.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie gezwegen.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
De verdediging heeft betoogd dat uiterst behoedzaam met de verklaringen van [slachtoffer 1] om moet worden gegaan. De rechtbank overweegt daarover het volgende. De rechtbank merkt allereerst op dat de beschuldigingen zijn geuit door een psychisch kwetsbare man. De rechtbank is zich hiervan bewust, maar deze omstandigheid betekent niet per definitie dat de verklaringen minder betrouwbaar zijn. Op basis van de bewijsmiddelen uit het dossier is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] . De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] in grote lijnen consistent en deze worden op belangrijke punten ondersteund door ander bewijs in het dossier. Zo is daadwerkelijk bij de meldkamer een melding binnengekomen dat er een reanimatie zou plaatsvinden op het adres [adres 2] in [plaats] , het adres van de moeder en stiefvader van [slachtoffer 1] . Uit de verklaring van dhr. [slachtoffer 2] , de stiefvader van [slachtoffer 1] , blijkt dat hij die nacht meerdere malen is gebeld door [medeverdachte 1] . Verder is achter de voordeur in de woning aan de [adres 1] een mes aangetroffen en is in de spraakberichten te horen dat [medeverdachte 1] aan [slachtoffer 1] vraagt waar hij het mes heeft. Hierop antwoordt [slachtoffer 1] dat hij het mes op zijn strotje heeft. [medeverdachte 1] reageert daarop met dat hij hem zeker op zijn strotje heeft. Ook verdachte heeft verklaard dat er een mes was. Verder hebben verdachte en [medeverdachte 2] verklaard dat zij [slachtoffer 1] in zijn gezicht hebben geslagen en op de video zijn klappen te horen. Verbalisanten zien ook letsel aan het gezicht van [slachtoffer 1] en zien dat hij tie-wraps om zijn polsen heeft en een tie-wrap om zijn nek. De door de verdediging aangedragen verschillen in de afgelegde verklaringen zijn niet van dien aard dat op grond daarvan tot het oordeel moet worden gekomen dat [slachtoffer 1] niet de waarheid heeft gesproken. Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] als bewijs kunnen worden gebruikt.
Feit 1, wederrechtelijke vrijheidsberoving
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of sprake was van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Een vrijheidsberoving kan plaatsvinden door iemand vast te binden, maar ook op andere manieren. Zo kan het voortdurend in de nabijheid van het slachtoffer verblijven zodat het hem belemmerd wordt het pand te verlaten ook vrijheidsberoving opleveren. In zulke gevallen doen zich vaak ook andere omstandigheden voor, zoals bedreigingen en uitingen van geweld, die bij een slachtoffer angst teweeg brengen, ook om de plaats delict te verlaten. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank in casu sprake.
Op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de handen van [slachtoffer 1] met tie-wraps achter zijn rug zijn vastgebonden, een tie-wrap om zijn nek is bevestigd, hij op zijn knieën tussen de bank en het tafeltje moest zitten, meerdere malen in zijn gezicht en onder zijn borst is geslagen, een mes tegen zijn arm en keel is gezet, met een mes in de zwelling onder zijn oog is geprikt en er verschillende bedreigende woorden zijn geuit. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , de video en de spraakberichten blijkt dat er voortdurend een of meerdere verdachten in de buurt van [slachtoffer 1] waren. Verder blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] dat hij bang was en dit wordt ook ondersteund door het jammeren van [slachtoffer 1] dat op de video is te horen en de opmerking van [medeverdachte 1] in diezelfde video waarin hij aangeeft dat [slachtoffer 1] bang is. Tot slot blijkt uit de video, spraakberichten en de verklaring van verdachte zelf dat hij zich bijna continu in de directe omgeving van [slachtoffer 1] bevond. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij een kleine woning heeft en dat tussen de keuken en woonkamer enkel een bar zit en dat hij in de douche was op het moment dat [slachtoffer 1] daar ook was. Gelet op het voorgaande, in combinatie met dat verdachten getalsmatig in de ruime meerderheid waren, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 1] zich niet aan die intimiderende situatie heeft kunnen onttrekken. Hierdoor is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank acht eveneens het medeplegen wettig en overtuigend bewezen. Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat alle verdachten één of meerdere handelingen hebben verricht, waarbij verdachte in ieder geval [slachtoffer 1] heeft geslagen. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen en in aanmerking genomen dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de gedragingen van de anderen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft bijgedragen en bewust met de medeverdachten heeft samengewerkt bij het beroven van [slachtoffer 1] van zijn vrijheid en aan het doen voortduren van de vrijheidsberoving. De rechtbank zal verdachte wel vrijspreken van het eerste gedachtestreepje, te weten het vasthouden van [slachtoffer 1] in de woning aan de [adres 1] in [plaats] , omdat dit het gevolg is van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en geen handeling op zich is. De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het schoppen tegen het gezicht en/of onder de borstkas, omdat dit (mede gelet op de aard van het letsel) verder onvoldoende uit het dossier blijkt.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of verdachte het oogmerk had om [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen en/of niet te doen. Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 1] meerdere malen heeft gebeld naar [slachtoffer 2] en ook meerdere spraakberichten heeft gestuurd. Hierin wordt onder andere gesproken over dat [slachtoffer 1] opgehaald moet worden en dat hij iets moet regelen met zijn zoontje, omdat hij anders geen zoontje meer heeft. Hiermee heeft [medeverdachte 1] het oogmerk gehad om [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen. Uit het dossier volgt echter niet dat verdachte hier een materiële en/of intellectuele bijdrage aan heeft geleverd. In één van de spraakberichten wordt de stem van verdachte herkend, maar daar wordt naar het oordeel van de rechtbank geen dreigende tekst uitgesproken. De rechtbank acht dit dan ook onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van het bestanddeel dat ziet op het oogmerk om een ander te dwingen iets te doen of niet te doen.
Feit 2, mishandeling
Gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] in het gezicht en op zijn borst te slaan en met een mes in de zwelling onder zijn oog te prikken. Door het slaan heeft verdachte een significante bijdrage geleverd aan het geweld terwijl verdachte zich daarnaast niet heeft gedistantieerd van de geweldshandelingen van de anderen. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder feit 1 zal zij verdachte hier ook vrijspreken van het schoppen tegen het gezicht en/of onder de borstkas. De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van de overige gedachtestreepjes, omdat deze handelingen naar het oordeel van de rechtbank geen mishandeling opleveren. Verder zal de rechtbank vrijspreken van de voorbedachte raad, nu deze niet uit het dossier is gebleken.
Feit 3, bedreiging
Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de tenlastegelegde bedreigingen. De rechtbank zal verdachte daar dan ook van vrijspreken.