ECLI:NL:RBGEL:2025:905

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
45399
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van aanrandingen op marineschip, gebrek aan bewijs en vormverzuim

In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1989, die beschuldigd werd van twee aanrandingen. De militaire kamer heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De eerste aanranding zou hebben plaatsgevonden tussen januari en maart 2023 aan boord van een marineschip, waar de aangeefster verklaarde dat de verdachte haar plotseling van achteren had benaderd en haar had betast. De getuigenverklaringen waren echter inconsistent en boden onvoldoende steun voor de aangifte. De militaire kamer concludeerde dat er geen onomstotelijk bewijs was dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan.

De tweede aanranding vond plaats op 31 oktober 2023 tijdens een evenement in Den Helder. Ook hier was de aangifte van de aangeefster niet voldoende onderbouwd door getuigenverklaringen, die elkaar tegenspraken. De militaire kamer oordeelde dat er te veel twijfels bestonden over de gebeurtenissen, waardoor de verdachte ook van dit feit moest worden vrijgesproken. De benadeelde partij, de aangeefster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen bewezenverklaring was.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en een militair lid. De griffier was aanwezig bij de uitspraak, die openbaar werd gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/045399-24
Datum uitspraak : 3 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. S. Groothuismink, advocaat in Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 20 januari 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 in de gemeente
Den Helder, in elk geval in Nederland, aan boord van het marineschip [marineschip]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten immers heeft verdachte die [aangeefster] plotseling en
onverhoeds van achteren benaderd en/of (vervolgens) (met) zijn armen onder de
oksels van die [aangeefster] door gedaan en/of gestoken en/of gegaan en/of (vervolgens)
met beide handen de borsten van die [aangeefster] vastgepakt en/of vastgehouden en/of
(vervolgens) in de borsten geknepen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij als militair (sergeant) in of omstreeks de periode van 01 januari 2023 tot en met 31 maart
2023, in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, aan boord van het
marineschip [marineschip] , opzettelijk [aangeefster] (matroos operationele
dienst operaties), die toen militair was, althans die bij of ten behoeve van de
krijgsmacht werkzaam was, feitelijk heeft bedreigd met geweld en/of feitelijk heeft
aangerand door toen en daar opzettelijk
die [aangeefster] plotseling en onverhoeds van achteren te benaderen en/of (vervolgens)
(met) zijn armen onder de oksels van die [aangeefster] door te doen en/of te steken en/of
te gaan en/of (vervolgens) met beide handen de borsten van die [aangeefster] vast te
pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) in de borsten te knijpen;
2
hij op of omstreeks 31 oktober 2023 in de gemeente Den Helder, in elk geval in
Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten immers heeft verdachte die [aangeefster] plotseling en
onverhoeds van achteren benaderd en/of (vervolgens) zijn hand in de broekzak van
de pantalon en/of broek van die [aangeefster] gestoken en/of (vervolgens) met zijn hand
over de lies van die [aangeefster] gewreven en/of gestreken en/of (vervolgens) met zijn
hand langs de lies in de richting van de vagina van die [aangeefster] gewreven en/of
gestreken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij als militair (sergeant) op of omstreeks 31 oktober 2023, in de gemeente Den
Helder, in elk geval in Nederland, opzettelijk [aangeefster] (matroos operationele
dienst operaties), die toen militair was, althans die bij of ten behoeve van de
krijgsmacht werkzaam was, feitelijk heeft bedreigd met geweld en/of feitelijk heeft
aangerand door toen en daar opzettelijk die [aangeefster] plotseling en onverhoeds van
achteren te benaderen en/of (vervolgens) zijn hand in de broekzak van de pantalon
en/of broek van die [aangeefster] te steken en/of (vervolgens) met zijn hand over de lies
van die [aangeefster] te wrijven en/of te strijken en/of (vervolgens) met zijn hand langs
de lies in de richting van de vagina van die [aangeefster] te wrijven en/of te strijken.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 3 jaren en 100 uren taakstraf.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 voor vrijspraak gepleit, omdat er te weinig wettig bewijs is. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] dienen te worden uitgesloten van het bewijs, omdat de Aanwijzing seksueel misbruik niet is nageleefd. Dit is een ernstig vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Subsidiair is er te weinig overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging ook voor vrijspraak gepleit, omdat er te weinig wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte aangeefster [aangeefster] (hierna: aangeefster) heeft aangerand.

3.Vormverzuim

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde sprake is van een ernstig vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, omdat de Aanwijzing seksueel misbruik van het Openbaar Ministerie niet is nageleefd. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn kennelijk na elkaar telefonisch gehoord, terwijl ze op hetzelfde schip werken en het is niet duidelijk of er iemand anders bij de verhoren aanwezig was. Verder is het niet duidelijk of de getuigen contact hebben gehad met aangeefster voorafgaand aan hun verhoor, omdat dit niet aan hen gevraagd is en aangeefster in haar verhoor heeft verklaard dat zij dit wilde. Om deze redenen is het niet duidelijk wat de getuigen uit eigen waarneming hebben verklaard, of dat de inhoud van hun verklaring van horen zeggen is of dat de getuigen hun verklaring hebben ingevuld naar aanleiding van wat aangeefster met hen heeft besproken. Volgens de conclusie van de raadsvrouw maakt deze onherstelbare handelwijze van het onderzoeksteam van de politie de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] uiterst onbetrouwbaar en zij heeft verzocht deze verklaringen uit te sluiten van het bewijs.
De militaire kamer stelt allereerst vast dat de verdediging niet concreet aangeeft op welk onderdeel in strijd met de Aanwijzing seksueel misbruik van het Openbaar Ministerie is gehandeld in het vooronderzoek en om welke reden dat een onherstelbaar vormverzuim zou opleveren als bedoeld in artikel 359a Sv. Daarnaast heeft zij niet onderbouwd welke belangen van verdachte vervolgens zouden zijn geschonden, noch om welke reden bewijsuitsluiting het enkel mogelijke rechtsgevolg zou moeten zijn.
Wat daar verder van zij, uit de verklaring van aangeefster blijkt dat zij de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] (hierna: [getuige 1] en/of [getuige 2] ) sinds het onder 1 ten laste gelegde feit en tot aan de aangifte in elk geval niet meer heeft gesproken. Op het moment dat de verbalisant zegt dat het mogelijk om waardevolle getuigen gaat, beaamt aangeefster – desgevraagd – dat zij het lastig vindt om hen te benaderen om te vertellen dat zij mogelijk als getuigen kunnen worden benaderd. Aangeefster geeft aansluitend aan dat zij hen graag van tevoren wilde informeren voordat zij benaderd zouden worden om als getuige een verklaring af te leggen. Zij heeft ook verklaard dat de getuigen tot de Technische Dienst behoorden, net als verdachte, en dat dit een hecht clubje is. Hieruit blijkt volgens de militaire kamer niet dat aangeefster deze getuigen wilde beïnvloeden, maar dat zij hen hierover wilde informeren, omdat de getuigen directe collega’s van verdachte waren. Uit de verklaringen van deze getuigen, blijkt inhoudelijk overigens ook op geen enkele wijze dat zij door aangeefster zijn beïnvloed, waarbij wordt verwezen naar de overwegingen hierna ten aanzien van het bewijs. Verder blijkt uit het dossier niet dat er, naast de getuigen zelf, nog anderen aanwezig zijn geweest tijdens hun verhoren en de militaire kamer acht dit zonder nadere onderbouwing dan ook niet aannemelijk. Gelet op al het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv waaraan het gevolg van bewijsuitsluiting dient te worden verbonden, zodat het verweer wordt verworpen.

4.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Feit 1
Aangeefster heeft op 29 november 2023 aangifte gedaan van aanranding. Ze zat ergens in de periode tussen januari 2023 en maart 2023 aan de bar in het [ locatie 1] van het marineschip [marineschip] . Ze was met iemand in gesprek van wie ze de naam niet meer weet en ze had haar armen gekruist over de bar gelegd. Verdachte is met zijn beide armen onder haar armen gegaan, heeft haar bij haar borsten gegrepen met zijn handen en heeft in haar borsten geknepen. Daarna liet verdachte weer los, lachte naar aangeefster en liep naar de bank achter aangeefster. Aangeefster stapte kort daarna van de barkruk af en liep langs de bank waar verdachte op zat. Verdachte zat met zijn benen wijd op de bank, pakte aangeefster bij haar rechterarm beet en wilde haar naar zich toe trekken richting zijn benen. Aangeefster wilde zich losrukken en [getuige 1] en [getuige 2] hebben aangeefster en verdachte uit elkaar gehaald. Volgens aangeefster is verdachte weggegaan en is zij gaan slapen.
[getuige 1] heeft in zijn verhoor op 13 december 2023 verklaard dat hij halverwege de avond zag dat aangeefster niet op haar gemak aan de bar zat en hij wist niet meer waarom dat was. Hij zag dat verdachte dicht bij haar in de buurt stond. Omdat hij zag dat aangeefster zich niet op haar gemak voelde, heeft hij samen met [getuige 2] aangeefster naar hen toe gehaald. Daarna heeft hij verdachte mee naar buiten genomen om te roken. Aangeefster is de rest van de avond bij [getuige 1] en [getuige 2] gebleven. [getuige 1] verklaart dat aangeefster naderhand had gezegd dat verdachte haar bij de borsten had gepakt, maar verklaart ook dat hij niet durft te beamen wat aangeefster zegt dat er is gebeurd.
[getuige 2] heeft in zijn verhoor op 13 december 2023 verklaard dat hij met [getuige 1] en een aantal anderen was en aangeefster stond aan de bar. Hij zag dat verdachte op een gegeven moment achter aangeefster ging staan en dat hij met zijn armen onder haar oksels stond. [getuige 2] stond schuin achter hen, dus hij heeft niet gezien of verdachte iets heeft vastgepakt. Hij zag aan aangeefster dat zij apart reageerde en dat zij het niet leuk vond. [getuige 2] liep met [getuige 1] naar hen toe en [getuige 1] liep met verdachte naar buiten om een sigaret te roken. [getuige 2] heeft toen met aangeefster gesproken en vroeg wat er was gebeurd, maar zij wilde er niet over praten. Daarna kwamen [getuige 1] en verdachte terug en hebben ze een gezellige avond gehad.
Verdachte is op 9 januari 2024 verhoord door de Koninklijke Marechaussee en heeft verklaard dat hij wel eens in het [ locatie 1] is geweest en dat hij aangeefster niet heeft aangerand. Op de zitting van 20 januari 2025 heeft verdachte ook ontkend dat hij het tenlastegelegde heeft begaan.
De militaire kamer overweegt dat voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, naast de aangifte die door aangeefster is gedaan, aanvullend bewijs is vereist dat steun biedt aan die aangifte. Ingevolge art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, namelijk niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dat steunbewijs is er naar het oordeel van de militaire kamer in onvoldoende mate. De getuigenverklaringen ondersteunen de aangifte op enkele punten, maar de militaire kamer acht dit niet zonder meer voldoende voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Dit omdat [getuige 1] niet heeft gezien om welke reden aangeefster zich niet op haar gemak voelde, [getuige 2] niet heeft gezien of verdachte iets vastpakte toen hij onder de oksels van aangeefster doorging en ook omdat de verklaringen ten opzichte van de aangifte wezenlijk van elkaar verschillen. Aangeefster heeft immers verklaard dat zij aan de bar zat met haar armen gekruist op de bar toen verdachte haar van achteren bij haar borsten vastpakte, terwijl getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster aan de bar stond toen hij zag dat verdachte met zijn armen onder de oksels van aangeefster ging. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat, na het incident bij de bar, ook een incident bij de bank heeft plaatsgevonden. Ze heeft daarover verklaard dat op het moment dat zij van de barkruk op stond en langs verdachte liep, hij haar bij haar rechterarm pakte en naar zijn benen toe wilde trekken en dat zij zich probeerde los te rukken, waarna [getuige 1] en [getuige 2] haar bij de bank hebben losgemaakt van verdachte. Deze getuigen spreken echter alleen over het moment bij de bar. Over het incident bij de bank hebben zij niets verklaard. Aangeefster beschrijft verdachte als dronken, omdat hij wazig uit zijn ogen keek, zij het hoorde ook aan zijn stem, hoorde hem luid met de muziek meezingen en zij zag het aan zijn lopen omdat hij een beetje aan het zwalken was. Volgens [getuige 1] had verdachte wel wat gedronken maar was gewoon net als de anderen gewoon gezellig. [getuige 2] durft niet te zeggen of verdachte had gedronken. Beide getuigen beschrijven verdachte in elk geval niet als dronken. Ook is aangeefster daarna volgens [getuige 2] in het [ locatie 1] gebleven en hebben zij een gezellige avond gehad. Zelf verklaart zij na het incident te zijn weggegaan.
Daarnaast is niet duidelijk wanneer het onder feit 1 ten laste gelegde zich moet hebben voorgedaan. Volgens aangeefster was dit in de periode tussen januari 2023 en maart 2023, want ze weet geen exacte datum van het incident. Dit terwijl de commandant heeft verklaard dat hij aangeefster op 29 juni 2023 voor het eerst heeft gesproken en dat er toen door haar en een collega een melding is gedaan over verdachte. Dit is opmerkelijk omdat dit drie maanden is na de door aangeefster beschreven periode en de commandant er bovendien wel een zeer concrete datum aan koppelt. Aangeefster vertelde volgens de commandant dat het zich afspeelde vanaf het moment dat het schip ging varen, en dat was in de periode april / mei (
de militaire kamer begrijpt: 2023). Volgens de commandant werd onder andere besproken dat verdachte in de havens onder invloed van alcohol handtastelijk werd. Bijvoorbeeld in het [ locatie 1] . Er werd in algemene bewoordingen gesproken, zoals een hand op de heup of een kus in de nek. Desgevraagd weet de commandant niet meer of er specifiek is gesproken over het betasten van de borsten, al sluit hij dat niet uit, hetgeen opmerkelijk is omdat hij wel delen van het gesprek met aangeefster weet te herinneren, die van minder belang lijken te zijn. De commandant bevestigt overigens wel dat de meldingen over verdachte met verdachte in een functioneringsgesprek met verdachte zijn besproken, maar hij vermeldt niet dat verdachte ook een alcoholverbod zou hebben gehad, zoals aangeefster verklaart en verdachte ontkent.
De Koninklijke Marechaussee had gezien al het voorgaande meer onderzoek kunnen doen, nu er slechts twee getuigen zijn gehoord die bij aangeefster aanwezig waren ten tijde van het onder 1 ten laste gelegde, terwijl er op dat moment meer mensen aanwezig zijn geweest in het [ locatie 1] en de twee getuigenverklaringen te veel verschillen bevatten ten opzichte van de aangifte. Bovendien roept het dossier zoals hiervoor tot uitdrukking is gebracht ook op andere punten veel vragen op, die nu niet kunnen worden beantwoord.
Al met al kan de militaire kamer op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel vaststellen wat er zich in het [ locatie 1] precies heeft afgespeeld en ook niet wanneer dat zich dan moet hebben voorgedaan. De militaire kamer geeft hiermee geen oordeel over de juistheid of betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, maar kan vanwege onvoldoende steunbewijs niet genoegzaam vaststellen wat er is gebeurd. Daarom zal de militaire kamer verdachte moeten vrijspreken van het onder 1 zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.
Feit 2
Aangeefster heeft op 29 november 2023 ook aangifte gedaan van aanranding tijdens het oktoberfest in de [locatie 2] in Den Helder op 31 oktober 2023. Aangeefster stond achterin de zaal te kletsen en te dansen met getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) en getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) en zij had verdachte die avond niet gezien. Zij stond met haar rug naar de bar toe, toen zij een hand voelde in de rechterbroekzak aan de voorkant van haar broek. De hand ging in haar broekzak langs haar liesstreek in de richting van haar vagina. Zij voelde de hand over haar liezen strijken. Toen de broekzak eindigde, haalde de persoon zijn hand weer terug. Ze schrok van wat er gebeurde en draaide zich om, om te zien wie dat had gedaan. Verdachte stond daar als enige. [getuige 3] en [getuige 4] zagen wat er gebeurde en haalden haar weg bij verdachte. Aangeefster draaide zich daarna om in de richting van verdachte en verdachte was er niet meer. De rest van de avond heeft ze verdachte niet meer gezien of gesproken.
[getuige 3] heeft verklaard dat aangeefster drankjes wilde gaan bestellen en dat ze aan de bar stond met haar gezicht naar de bar. [getuige 3] stond met [getuige 4] te praten aan een staftafel, ongeveer acht meter daarvandaan. [getuige 3] keek af en toe in de richting van aangeefster om te kijken of zij de drankjes al had besteld. Volgens [getuige 3] was het majoor [majoor] die achter haar tegen haar aan kwam staan en daardoor kwam aangeefster klem te staan tussen de majoor en de bar. [getuige 3] zag dat majoor [majoor] met zijn handen naar voren reikte, met zijn beide handen in haar zakken ging en hij zag de ellenbogen van majoor [majoor] omhoog gaan. Hij vermoedde dat majoor [majoor] de edele delen van aangeefster aanraakte. De getuige heeft ook verklaard dat de naam van majoor [majoor] als eerste in hem opkwam en dat hij niet zeker weet of dat de juiste naam van de persoon is.
[getuige 4] heeft verklaard dat verdachte af en toe bij de groep met onder andere aangeefster, [getuige 3] en hemzelf kwam dansen. Op den duur kwam verdachte steeds meer bij aangeefster staan. Hij zag op enig moment dat verdachte met zijn rechterhand in de rechterbroekzak van aangeefster zat en dat hij haar op zo een manier pakte, dat hij haar naar achteren kon trekken. Verdachte heeft aangeefster ook naar hem toe getrokken. [getuige 4] kon niet goed zien waar verdachte aangeefster allemaal heeft geraakt. [getuige 4] keek [getuige 3] aan en zij schrokken ervan. De hoofdreden dat zij er niets van hebben gezegd, is dat verdachte een sergeant was. Vervolgens deed aangeefster een stap naar voren en is de sergeant (
de militaire kamer begrijpt: verdachte) omgedraaid en weggelopen. De getuige zag aan de gezichtsuitdrukking van aangeefster dat ze geschrokken was, want haar ogen werden groot en ze kreeg een klein schokje toen ze werd aangeraakt.
Getuige [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ) heeft verklaard dat hij samen met verdachte en een ander rechts van de bar is gaan staan in de [locatie 2] . Los van een enkel toiletbezoek heeft hij daar de hele avond gestaan met verdachte en hij heeft niets geks gezien. Hij weet wie aangeefster is, maar zij komt in zijn herinnering van de hele avond niet voor. Hij denkt dat aangeefster zich misschien heeft vergist in de persoon.
Getuige [getuige 6] (hierna: [getuige 6] ) was met [getuige 5] en verdachte. [getuige 5] en verdachte waren vooral met z’n tweeën met Snapchat bezig. [getuige 6] stond daar ook bij, maar hij praatte met anderen. [getuige 6] heeft aangeefster die avond gezien. Zij stond namelijk met collega’s zo’n vijf meter verderop. Hij heeft niet gezien dat de twee groepen bij elkaar hebben gestaan. Theoretisch gezien zou er volgens hem iets gebeurd kunnen zijn op de momenten dat hij even weg was, maar hij kan dat zich niet voorstellen, omdat de sfeer dan echt veranderd zou moeten zijn en hij niets heeft gemerkt. Verder zouden er veel getuigen moeten zijn geweest die het zouden hebben gezien als er iets was gebeurd.
Verdachte heeft in zijn verhoor op 9 januari 2024 door de Koninklijke Marechaussee en op de zitting van 20 januari 2025 ontkend dat hij zijn hand in de broekzak van aangeefster heeft gedaan, langs de lies heeft gestreken en via de lies met zijn hand richting de vagina van aangeefster is gegaan.
De militaire kamer is van oordeel dat er ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde te weinig steunbewijs voor de aangifte is voor een bewezenverklaring. Aangeefster heeft verklaard dat zij stond te kletsen en te dansen achterin de zaal toen verdachte met zijn hand in haar rechterbroekzak ging. [getuige 3] heeft verklaard dat aangeefster bij de bar stond toen hij zag dat majoor [majoor] achter haar kwam staan, dat majoor [majoor] met zijn handen in beide broekzakken van aangeefster ging en hij zag de ellenbogen van majoor [majoor] omhoog gaan. Los van het feit dat [getuige 3] zich mogelijk heeft vergist in de naam van degene die aangeefster zou hebben aangerand, positioneert hij aangeefster bij de bar, terwijl aangeefster en zoals hierna blijkt [getuige 4] juist verklaren dat de aanranding zich bij een van de statafels middenin de [locatie 2] zou hebben voorgedaan. Volgens [getuige 3] zou aangeefster zelfs klem zijn komen te zitten tussen de bar en de persoon die haar heeft aangerand, hetgeen eveneens niet overeenkomt met de verklaringen van aangeefster en [getuige 4] . Daarnaast verklaart [getuige 3] dat de persoon die aangeefster zou hebben aangerand twee handen in de zakken van aangeefster zou hebben gedaan, hetgeen opnieuw niet overeenkomt met de verklaringen van aangeefster en [getuige 4] . Daarnaast heeft [getuige 4] verklaard dat verdachte af en toe bij hen kwam dansen, dat verdachte steeds meer bij aangeefster kwam staan en dat hij zag dat verdachte met zijn hand in de rechterbroekzak van aangeefster ging, waarbij verdachte haar vastpakte om haar naar zich toe trekken, terwijl aangeefster niets verklaart over dat verdachte steeds dichter in hun buurt kwam dansen, en haar vastpakte om haar naar hem toe te trekken.
Als het gaat over de naam van de persoon door wie aangeefster is aangerand, merkt [getuige 3] op dat hij niet zeker weet of het majoor [majoor] was, maar dat zijn naam als eerste in hem opkwam. De militaire kamer merkt hierbij op dat verdachte de rang heeft van sergeant en niet de rang van majoor. Ook weet [getuige 4] tijdens het verhoor eerst de naam niet van de medewerker van de technische dienst die aangeefster heeft betast, maar later komt de naam van verdachte in hem op en hij verklaart dat hij vaker verhalen heeft gehoord over dat verdachte aan vrouwen zat. Verder heeft [getuige 5] aangeefster die avond niet gezien en heeft getuige [getuige 6] niet gezien dat verdachte bij aangeefster in de buurt is geweest.
Om te komen tot een bewezenverklaring moet de militaire kamer met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen vaststellen wat er is gebeurd. Als er twijfel bestaat over wat er is gebeurd, dan dient vrijspraak te volgen. Ook ten aanzien van het tweede feit bevatten de getuigenverklaringen veel verschillen, die nader door de Koninklijke Marechaussee hadden kunnen worden onderzocht bijvoorbeeld door aangeefster en de getuigen met diverse verklaringen en verschillen daartussen te confronteren. Nu de militaire kamer op basis van dit dossier niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen wat er precies is gebeurd, dient verdachte te worden vrijgesproken. Daarom zal de militaire kamer verdachte vrijspreken van het onder 2 zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.

5.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangeefster] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.677,48 aan materiële schade en € 5.000,-- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de militaire kamer
Nu de militaire kamer niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

6.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings, rechters, en Kolonel mr. H.M. Stratenus (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2025.