Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de producties 5 en 6 van [eiser in conv]
- de mondelinge behandeling van 20 juni 2025
2.De feiten
4.3 [gedaagde in conv] wenst de woning indien mogelijk over te nemen. Indien dit niet mogelijk blijkt, zal deze verkocht moeten worden. Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning.(…).
2.4. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van de door de deskundige vastgestelde waarde van € 225.000,--. [gedaagde in conv] heeft te kennen gegeven dat ontslag van [eiser in conv] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld verbonden aan de woning in [plaats 2] niet mogelijk is zolang de woning te [plaats 1] niet verkocht is. Nu partijen het er echter over eens zijn dat er een restschuld voor die woning zal overblijven, is niet komen vast te staan dat ontslag van [eiser in conv] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid na de verkoop van de woning in [plaats 1] wel mogelijk zal zijn. Om die reden zal bepaald worden dat [gedaagde in conv] dient mee te werken aan verkoop van de woning in [plaats 2] . Aan elk van de partijen komt de helft van de verkoopopbrengst na aftrek van de hypotheekschuld en kosten toe. Mocht het [gedaagde in conv] gaandeweg alsnog lukken te bewerkstelligen dat [eiser in conv] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld verbonden aan de woning in [plaats 2] wordt ontslagen, dan kunnen partijen er uiteraard voor kiezen dat [gedaagde in conv] de woning alsnog overneemt voor de getaxeerde waarde, maar de rechtbank is van oordeel dat van [eiser in conv] niet gevergd kan worden hierop te wachten.
3.De beslissing
3.Het geschil
16. De man[voorzieningenrechter: [gedaagde in conv] ]
verzoekt in het licht van het vorenstaande te bepalen het volgende spoorboekje vast te stellen.
Binnen een termijn van drie maanden laat de man weten of hij in staat is de woning over te nemen tegen de getaxeerde waarde van €225.000,-., waarbij de vrouw[voorzieningenrechter: [eiser in conv] ]
wordt ontslagen uit de hoofdelijk aansprakelijkheid.
Indien de man in staat is om de woning over te nemen, zullen partijen hun medewerking verlenen aan het ondertekenen van zowel de koopakte als de leveringsakte.
De levering van de woning aan de man dient binnen een maand, nadat de man de vrouw heeft bericht dat hij de woning kan overnemen, plaats te vinden, en de man dient de vrouw bij die overdracht te voldoen in het aandeel van de vrouw in de overwaarde. Waarbij de man een vergoedingsrecht van €17.656,97 heeft op de vrouw voor de gemaakte investeringen.
De notariskosten komen in verband met de toedeling van de echtelijke woning aan de man voor zijn rekening (kosten koper).
Indien de man niet in staat is om de woning over te nemen, geven partijen binnen drie dagen de opdracht aan een NVM-makelaar om de woning te koop aan te bieden. Het aanwijzen van de makelaar gaat als volgt: de vrouw wijst drie NVM-Makelaars aan. De man kan vervolgens een keuze maken uit de drie door de vrouw aangedragen makelaars. Het is aan de NVM-makelaar om te bepalen wat de vraagprijs dient te zijn;
Partijen gaan beiden akkoord met een redelijk bod. De vraag wat een redelijk aanbod is, wordt bepaald door de NVM-makelaar;
Partijen zullen hun medewerking verlenen aan het ondertekenen van zowel de (ver)koopakte als de leveringsakte.
Wanneer een redelijk bod door partijen is aanvaard en partijen hun medewerking hebben verleend aan de overdracht van de woning, wordt de overwaarde (overwaarde is: de taxatiewaarde minus de hypothecaire geldlening) bij helfte gedeeld. Waarbij de vrouw uit het deel van de overwaarde wat aan haar toekomt, eerst een bedrag van €17.656,97 dient te voldoen aan de man.
De vrouw dient veroordeeld te worden tot betaling van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat zij niet voldoet aan (één van) de veroordelingen onder I tot en met VIII, met een maximum van in totaal € 25.000,00;
4.De beoordeling
niettoegedeeld krijgt voor die waarde maar dat de woning verkocht moet worden. Dit staat zowel het in het lichaam van het vonnis ( “
Om die reden zal bepaald worden dat [gedaagde in conv] dient mee te werken aan verkoop van de woning in [plaats 2] .”) als in het dictum (“
veroordeelt partijen mee te werken aan de verkoop en levering van de woning aan [adres 1] te [plaats 1] en de woning aan [adres 2] te [plaats 2] aan een derde”). Het vonnis uit 2012 is daar heel helder in. [gedaagde in conv] kan niet gevolgd worden in zijn standpunt dat hij gerechtigd is om de woning toegewezen te krijgen voor een waarde van € 225.000,00 omdat is opgenomen dat partijen ervoor kunnen kiezen dat [gedaagde in conv] de woning alsnog overneemt voor de getaxeerde waarde als het hem gaandeweg lukt om [eiser in conv] te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Het is duidelijk dat dit slecht door de rechtbank als vrijwillige (gezamenlijke) keuzemogelijkheid is meegegeven. Dat is letterlijk zo opgeschreven “
dankunnenpartijen er uiteraard voorkiezen[onderstreping voorzieningenrechter]” en dat blijkt uit het feit dat de woning in de beslissing niet aan [gedaagde in conv] is toegedeeld. In de context destijds was dat ook geen vreemde overweging. [eiser in conv] zou toen niet/nauwelijks benadeeld worden als de woning overgenomen zou worden door [gedaagde in conv] voor de getaxeerde waarde ten opzichte van verkoop aan een derde. Maar die overweging geeft [gedaagde in conv] , gezien de heldere beslissing dat de woning verkocht moet worden, in geen enkel opzicht het recht om 13 jaar later de woning voor dat bedrag toegedeeld te krijgen.
5.De beslissing
- Een overzicht van al zijn aflossingen op de hypotheekschuld die resteerde na de verkoop van de woning aan [adres 1] te [plaats 1] ;
- Stukken waaruit de afspraken tussen [gedaagde in conv] en SNS blijken met betrekking tot de afkoop tegen finale kwijting van de hypotheekschuld die resteerde na de verkoop van de woning aan [adres 1] te [plaats 1] ,