ECLI:NL:RBGEL:2025:8971

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
455980 FT RK 25-774
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om afkoelingsperiode in besloten akkoordprocedure

Op 1 september 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om afkoelingsperiode in het kader van een besloten akkoordprocedure. De rechtbank heeft de verzoeken van de betrokken vennootschappen, aangeduid als [verzoeksters], afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeksters niet zelf bezig waren met het aanbieden van een akkoord, maar dat dit werd gedaan door een gelieerde vennootschap die geen partij was in deze procedure. De rechtbank stelde vast dat [schuldeiser 1] de enige schuldeiser was en dat deze zich had verzet tegen de afkoelingsperiode, waardoor er geen noodzaak was voor het verlenen van een afkoelingsperiode aan de verzoeksters.

De procedure begon met het indienen van een verzoekschrift op 15 augustus 2025, gevolgd door verschillende bijlagen en een zienswijze van de schuldeiser. De behandeling vond plaats via een videoverbinding op 27 augustus 2025, waarbij verschillende betrokkenen werden gehoord. De rechtbank heeft haar beslissing genomen op basis van de ingediende stukken en de verklaringen van de aanwezigen.

De rechtbank concludeerde dat er geen noodzaak was voor een afkoelingsperiode, omdat de verzoeksters geen eigen akkoord aanbood en er geen verhaalsmaatregelen dreigden. De rechtbank benadrukte dat de afkoelingsperiode alleen kan worden verleend als dit noodzakelijk is voor de voortzetting van de onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord. Aangezien de verzoeksters geen inzicht gaven in hun schulden en geen concrete plannen voor een akkoord presenteerden, werden de verzoeken afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team Insolventie – meervoudige kamer
Locatie: Zutphen
afkondigen afkoelingsperiode
zaak- en rekestnummers: 455980 FT RK 25-774, 455981 FT RK 25-775, 455982 FT RK 25-776, 455983 FT RK 25-777, 455984 FT RK 25-778, 455985 FT RK 25-779, 455986 FT RK 25-780, 455988 FT RK 25-781,
uitspraakdatum: 1 september 2025
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) in de besloten akkoordprocedure van:
1. de stichting
[verzoekster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster 1] ,
2. de besloten vennootschap
[verzoekster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster 2] ,
3. de besloten vennootschap
[verzoekster 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster 3] ,
4. de besloten vennootschap
[verzoekster 4] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster 4] ,
5. de besloten vennootschap
[verzoekster 5] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster 5] ,
6. de besloten vennootschap
[verzoekster 6] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster 6] ,
7. de besloten vennootschap
[verzoekster 7] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster 7] ,
8. de besloten vennootschap
[verzoekster 8] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster 8] ,
hierna tezamen te noemen: [verzoeksters] ,
advocaten: mr. M.J.H. Vermeeren en mr. G. Sengers te Den Haag.
Belanghebbende:
de vennootschap naar buitenlands recht
[schuldeiser 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ),
hierna te noemen: [schuldeiser 1] ,
advocaten: mr. S.I.P. Schouten, mr. L.M. Noordzij en mr. K.M.M. van Wees te Amsterdam.

1.Kern van de beslissing

1.1.
De rechtbank wijst de verzoeken van [verzoeksters] af. Uit het verzoekschrift blijkt niet dat [verzoeksters] zelf bezig is met het aanbieden van een akkoord. Er wordt wel een akkoord aangeboden, maar dat wordt gedaan door [gelieerde vennootschap] B.V., die geen partij is in deze procedure. En als [verzoeksters] alsnog een eigen akkoord zou aanbieden, dan zou zij ook geen afkoelingsperiode krijgen. [schuldeiser 1] blijkt (nagenoeg) de enige schuldeiser van [verzoeksters] Zij heeft zich verzet tegen een afkoelingsperiode en heeft daarbij ook geen belang.

2.De procedure

2.1.
[verzoeksters] heeft op 15 augustus 2025 verklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd.
2.2.
[verzoeksters] heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
2.3.
Het verloop van de procedure volgt uit:
- het verzoekschrift van 15 augustus 2025,
- bijlagen 1 tot en met 12 bij het verzoekschrift, ontvangen op 19 augustus 2025,
- bijlagen 13 tot en met 17 bij het verzoekschrift en gewaarmerkte statuten voor [verzoekster 1] ontvangen op 25 augustus 2025,
- de zienswijze van [schuldeiser 1] van 26 augustus 2025, met 11 bijlagen.
2.4.
Het verzoek is behandeld via een videoverbinding op 27 augustus 2025, daarbij zijn gehoord:
- [bestuurder] , (indirect) bestuurder van [verzoeksters]
- [naam 1] , adviseur van [verzoeksters]
- mr. Vermeeren voornoemd
- mr. H. Verweij, kantoorgenoot van mr. Vermeeren voornoemd
- mr. Schouten voornoemd
- mr. Noordzij voornoemd
- mr. Van Wees voornoemd.
Bij die gelegenheid hebben de aanwezigen het verzoek nader toegelicht, vragen van de rechtbank beantwoord en inlichtingen verstrekt.
2.5.
De rechtbank heeft haar beslissing bepaald op 3 september 2025 of zoveel eerder als deze uitspraak gereed is.

3.De achtergronden

3.1.
In een [verwijzing land] arbitraal vonnis van 11 mei 2022 is de besloten vennootschap [gelieerde vennootschap] B.V. (hierna te noemen: [gelieerde vennootschap] ) veroordeeld tot betaling van € 988.703,58 aan [schuldeiser 1] , vermeerderd met [verwijzing land] wettelijke rente. De vordering van [schuldeiser 1] op [gelieerde vennootschap] bedraagt per 10 juni 2025 een bedrag van ongeveer € 1,1 miljoen. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het arbitraal vonnis erkend en verlof tot tenuitvoerlegging gegeven op 27 augustus 2024.
3.2.
In het kader van deze tenuitvoerlegging heeft [verzoeksters] zich tegenover [schuldeiser 1] hoofdelijk verbonden verklaard voor haar vordering op [gelieerde vennootschap] .
3.3.
[schuldeiser 1] heeft onder meer beslag gelegd op aandelen die:
[verzoekster 1] houdt in [verzoekster 2] ,
[verzoekster 2] houdt in [verzoekster 3] ,
[verzoekster 3] houdt in [verzoekster 4] ,
[verzoekster 4] houdt in [gelieerde vennootschap] ,
[verzoekster 2] houdt in [verzoekster 5] ,
[verzoekster 5] houdt in [verzoekster 6] ,
[verzoekster 5] houdt in [verzoekster 7] ,
[verzoekster 5] houdt in [verzoekster 8] .
3.4.
Aan [gelieerde vennootschap] is op 28 juli 2025 een afkoelingsperiode verleend tot en met 30 september 2025. [schuldeiser 1] werd niet als belanghebbende opgevoerd in het kader van de procedure die tot verlening van de afkoelingsperiode heeft geleid.
3.5.
[verzoeksters] heeft liquiditeitsprognoses overgelegd voor de individuele vennootschappen. Daaruit blijkt dat [verzoeksters] geen cash genereert, maar een beperkt verlies maakt. De operationele activiteiten van de onderneming zijn volledig ondergebracht in [gelieerde vennootschap] .
3.6.
[verzoeksters] heeft verklaard dat een belangrijke aandeelhouder bereid is een financiering te verstrekken om een akkoord mogelijk te maken voor [gelieerde vennootschap] . [gelieerde vennootschap] wil een groeps-akkoord aanbieden. Dit betekent dat in het akkoord van [gelieerde vennootschap] ook de vordering van [schuldeiser 1] op [verzoeksters] wordt meegenomen.

4.De beoordeling

De rechtbank is bevoegd en zal ook kennisnemen van het verzoek dat werd ingediend door [verzoekster 1]
4.1.
Dit is het eerste verzoek van [verzoeksters] in deze procedure. [verzoeksters] heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure. De Nederlandse rechter kan op grond van artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw jo. artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) het verzoek in behandeling nemen.
4.2.
[verzoekster 1] valt onder de bevoegdheid van de rechtbank Midden-Nederland. [verzoekster 1] heeft daar ook een verzoekschrift ingediend en dit verzoekschrift heeft de rechtbank Midden-Nederland verwezen naar de rechtbank Gelderland. Uit artikel 262 Rv volgt verder dat deze rechtbank bevoegd is van de verzoeken van [verzoeksters] kennis te nemen.
[verzoeksters] kan niet vragen om een groepsafkoelingsperiode.
4.3.
Uitgangspunt is dat iedere schuldenaar individueel een akkoord aan zijn schuldeisers aanbiedt. Een groepsakkoord is bedoeld om – in afwijking van dit uitgangspunt – de herstructurering van groepen van ondernemingen mogelijk te maken (zie artikel 372 Fw). In het kader van de aanbieding van een groepsakkoord kan ook een groepsafkoelingsperiode worden gevraagd. De hoofdschuldenaar is bij uitsluiting bevoegd om een dergelijke groepsafkoelingsperiode ten behoeve van haar groepsmaatschappijen te verzoeken. De hoofdschuldenaar is in dit geval [gelieerde vennootschap] , die geen partij is in deze procedure. [verzoeksters] kan dan ook niet vragen om een groepsafkoeling in het kader van het door [gelieerde vennootschap] aangeboden akkoord.
4.4.
Omdat er geen sprake van een verzoek om een groepsafkoelingsperiode, geldt dat voor iedere individuele schuldenaar moet worden nagegaan of aan de voorwaarden voor afkondiging van een afkoelingsperiode is voldaan.
Er is geen noodzaak voor het verlenen van een afkoelingsperiode aan [verzoeksters]
4.5.
Een afkoelingsperiode wordt alleen verleend, als die noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten of om de door de schuldenaar gedreven onderneming door middel van een akkoord gecontroleerd af te kunnen wikkelen.
4.6.
Er zijn geen beslagen gelegd en er dreigen ook geen verhaalsmaatregelen tegen [verzoekster 6] , [verzoekster 7] en [verzoekster 8] . Ten aanzien van deze verzoeksters is dus geen sprake van enige noodzaak voor de afkondiging van een afkoelingsperiode.
4.7.
[verzoeksters] is niet voornemens een akkoord aan te bieden. Dat doet uitsluitend [gelieerde vennootschap] . Het is wel aannemelijk dat [verzoeksters] activa houdt die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van de onderneming van [gelieerde vennootschap] . [verzoeksters] heeft in haar verzoekschrift echter niets opgemerkt over deze onderneming. Een deel van de rechters die over het verzoek van [verzoeksters] moeten oordelen heeft weliswaar ambtshalve kennis van feiten uit de procedure tot verlening van de afkoelingsperiode aan [gelieerde vennootschap] , maar die feiten kunnen niet ten grondslag worden gelegd aan de onderhavige beslissing. [schuldeiser 1] heeft namelijk geen gelegenheid gehad om te reageren op stellingen die [gelieerde vennootschap] in de eerdere procedure heeft ingenomen.
[verzoeksters] komen niet in aanmerking voor ‘eigen’ afkoelingsperiodes.
4.8.
De afkoelingsperiode kan ook niet worden verleend als [verzoeksters] heeft bedoeld eigen akkoorden aan te bieden naast die van [gelieerde vennootschap] . Het is namelijk niet aannemelijk geworden dat een afkoelingsperiode in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers.
4.9.
[verzoeksters] heeft geen inzicht gegeven in haar schulden. Zij heeft in het verzoekschrift de besloten vennootschap [schuldeiser 2] B.V. en [schuldeiser 1] als belanghebbenden opgevoerd. Ter zitting is verklaard dat [schuldeiser 2] B.V. een schuldeiser is van [verzoekster 8] met een vordering van een beperkte omvang. Dit betekent dat voor de beoordeling van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers moet worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van [schuldeiser 1] dat zij – behalve in het geval van [verzoekster 8] – de enige schuldeiser van [verzoeksters] is.
4.10.
Uit de door [verzoeksters] overlegde liquiditeitsprognoses, blijkt verder dat zij geen cash genereert. De stelling van [verzoeksters] dat lopende verplichtingen kunnen worden voldaan uit door [gelieerde vennootschap] gerealiseerde kasstromen, wordt op geen enkele wijze onderbouwd. Ook hier geldt dat eerder door [gelieerde vennootschap] in een andere procedure ingenomen stellingen niet bij de beoordeling kunnen worden betrokken.
4.11.
De stelling van [verzoeksters] dat de gezamenlijke schuldeisers beter af zijn bij een akkoord, omdat een van de aandeelhouders en een derde een akkoord willen financieren, is onvoldoende concreet gemaakt. [verzoeksters] (althans [gelieerde vennootschap] ) is al enige tijd bezig met een herstructurering, zodat inmiddels van haar mag worden verwacht dat enig inzicht kan worden gegeven in de kansen op totstandkoming van een akkoord. Dat inzicht geeft [verzoeksters] in het geheel niet.
4.12.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de verzoeken moeten worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de verzoeken op grond van artikel 376 Fw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Boot (voorzitter), mr. R.P. van Eerde en mr. P.J. Neijt en in aanwezigheid van mr. E. Stienissen griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 september 2025.