2.2.Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Bikeurope een verklaring van de leidinggevende van [eiser] , [naam 1] , in het geding gebracht. In deze verklaring staat:
“Op 9 december 2024 heeft u in een Teams-meeting een verklaring afgelegd tegenover [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . U verklaarde toen dat u [eiser] ( [eiser] ) op geen enkele manier toestemming had gegeven om de fiets mee naar huis te nemen. Herinnert u zich dat nog?
Ja, ik herinner me die meeting.
2. Kunt u verklaren, zoals u in december 2024 al deed, dat u [eiser] op geen enkele manier toestemming hebt gegeven om de fiets mee naar huis te nemen?
Ten tijde van het gesprek met [naam 2] en de [naam 4] was het exacte serienummer niet bekend, dus ik kon slechts een vermoeden uitspreken. Voor de genoemde periode had ik echter op geen enkele manier toestemming aan de heer [eiser] gegeven om een fiets mee naar huis te nemen. Er heeft nooit een gesprek tussen de heer [eiser] en mij plaatsgevonden waarin hij mij om toestemming vroeg om de genoemde fiets mee naar huis te nemen. Ik heb de heer [eiser] op geen enkel moment toestemming gegeven om de genoemde fiets mee naar huis te nemen.
3. In een WhatsApp-bericht aan [eiser] in januari zei u dat u nergens bij betrokken was (zie punt 2.3 in het tussenvonnis) of dat u nergens van op de hoogte was. Wat bedoelde u daar precies mee?
Ik was niet betrokken bij de beslissing om het contract van de heer [eiser] te beëindigen. Ik kreeg pas op 10-12-2024 telefonisch van de heer [eiser] zelf te horen dat hij was ontslagen. Toen ik, als direct leidinggevende van de heer [eiser] , zijn ontslag een week later in het systeem moest bevestigen, stuitte ik op een document dat impliceerde dat ik op doorslaggevende wijze betrokken zou zijn geweest bij de beslissing om hem te ontslaan. Dit is echter niet juist. Dit document was niet met mij afgestemd en ik had geen kennis van het bestaan ervan. Ik werd weliswaar in de meeting van 9 december 2024 over het vermoedelijke voorval geïnformeerd en ondervraagd door [naam 2] en de [naam 4] , maar ik werd ten aanzien van de beslissing om de heer [eiser] te ontslaan op geen enkele wijze betrokken. Ook was de beslissing om de heer [eiser] op basis van dit voorval te ontslaan op geen enkele manier af te leiden uit de context van de meeting. Ik heb geprobeerd dit duidelijk te maken en de heer [eiser] hierover via WhatsApp te informeren.
4. Is er sinds het WhatsApp-gesprek in januari nog contact geweest tussen u en [eiser] ?
Ja.
5. Zo ja;
a. Wat werd er gezegd?
Het ging vooral over privédingen die niets met Trek te maken hadden (barbecueën, vakantie, nieuwe baan). En de informatie van de heer [eiser] dat hij een advocaat had ingeschakeld. Toen heb ik hem nog eens mijn beschrijving van punt 3 in detail toegestuurd, om alle misverstanden uit de weg te ruimen.
b. Wanneer vond dit gesprek plaats?
In meerdere korte tekstberichten tussen februari en april. Mijn beschrijving van punt 3 was op 5 april. Het laatste contact was ook op 5 april.
Vervolgvraag: Heeft u [eiser] op enig ander moment toestemming gegeven om fietsen mee naar huis te nemen?
In het verleden, in het kader van geplande nabewerkingen [uit de context wordt niet duidelijk wat hiermee bedoeld wordt]hebben ofwel [naam 3] of ik de heer [eiser] in uitzonderlijke gevallen toestemming gegeven om onderdelen mee naar huis te nemen, om daar details over de uitvoerbaarheid van nabewerkingen [uit de context wordt niet duidelijk wat hiermee bedoeld wordt]verder te kunnen uitwerken. De heer [eiser] heeft hiervoor steeds om een bevestiging gevraagd door de heer [naam 3] of door mij. Voor hele fietsen is mijns inziens nooit toestemming verleend.
Hierbij verklaar ik, [naam 1] , de bovenstaande informatie te goeder trouw en naar eer en geweten te hebben gegeven.”