ECLI:NL:RBGEL:2025:8704

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
11765719
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een serviceovereenkomst en de gevolgen van een niet tijdige opzegging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen ETHERCONNECT B.V. (hierna: EC) en STICHTING ZOZIJN ZORG (hierna: Zozijn) over de betaling van jaarlijkse kosten van een serviceovereenkomst. De procedure is gestart door EC, die betaling vorderde van € 5.834,47, vermeerderd met contractuele rente en kosten. Zozijn heeft verweer gevoerd en vorderde betaling van haar (buiten)gerechtelijke kosten. De kern van het geschil was of Zozijn de jaarlijkse kosten voor de serviceovereenkomst over de periode van 28 april 2023 tot en met 27 april 2024 aan EC verschuldigd was. Zozijn betwistte dit en stelde dat de overeenkomst niet rechtsgeldig was verlengd en dat zij de overeenkomst op 21 april 2023 had opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst vanaf 28 april 2016 jaarlijks was verlengd en dat Zozijn de overeenkomst niet tijdig had opgezegd. De rechter wees de vordering van EC toe, inclusief de contractuele rente en buitengerechtelijke kosten, en stelde Zozijn in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 11765719 \ CV EXPL 25-1954
Vonnis van 15 oktober 2025
in de zaak van
ETHERCONNECT B.V.,
te s'-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: EC,
gemachtigde: PUURNouta,
tegen
STICHTING ZOZIJN ZORG,
te Wilp,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Zozijn,
procederend bij: [naam 1] (manager ICT bij Zozijn).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Zozijn heeft de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie genoemd. Van een eis in reconventie is echter geen sprake. Zozijn vordert betaling door EC van de door Zozijn gemaakte (buiten)gerechtelijke kosten voor juridische advisering en dossierbehandeling. Een dergelijke vordering is echter geen vordering in reconventie omdat daarop reeds in conventie kan worden beslist. De conclusie van antwoord is om deze reden niet aangemerkt als een eis in reconventie.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Of op omstreeks 28 april 2011 hebben partijen een serviceovereenkomst gesloten waarin is bepaald dat EC een zogenoemde 24/7 Full Service dienstverlening zal verlenen met betrekking tot de gelicenseerde straalzender van Zozijn voor een door Zozijn jaarlijks te betalen tarief van destijds € 3.143,00 (excl. btw). In de serviceovereenkomst is voorts, voor zover thans relevant, het volgende bepaald:
“(…)
13.Financiën en voorwaarden
(…)
● Bij niet tijdige betaling is EtherConnnect gerechtigd de servicewerkzaamheden te staken, onverminderd het recht om de vordering te incasseren. Bij overschrijding wordt een rentevergoeding van 1,5% per maand in rekening gebracht. (…)

14.Duur van de overeenkomst

● Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 5 jaar, de overeenkomst gaat in op 28 april 2011, en is eindig op 27 april 2026, de partijen zullen 3 maanden voor het einde van het contract met elkaar in contact treden om eventuele jaarlijkse verlenging te bespreken.
● Opzegging door de cliënt kan alleen schriftelijk. Deze opzegging moet tenminste drie maanden voor het verstrijken van de contractperiode zijn ontvangen door EtherConnect.
(…)”
2.2.
Zozijn heeft over de jaren 2011 tot en met 2022 het jaarlijkse tarief voor de serviceovereenkomst aan EC betaald.
2.3.
Bij factuur van 28 maart 2023 heeft EC het jaarlijkse tarief over de periode van 28 april 2023 tot en met 27 april 2024 aan Zozijn in rekening gebracht. Dit betreft een bedrag van € 3.803,03 (incl. btw). Zozijn heeft dit bedrag onbetaald gelaten.
2.4.
Bij e-mail van 29 maart 2023 heeft [naam 1] van Zozijn (hierna: [naam 1] ) aan EC bericht:
“We zijn op dit moment volop bezig om de straalzender verbinding uit te faseren. Naar verwachting zal dit voor de nieuwe contracttermijn zijn ingericht. (…)”
2.5.
In reactie daarop heeft [naam 2] van EC (hiera: [naam 2] ) bij e-mail van 29 maart 2023 aan [naam 1] bericht:
“Conform Art.14 van het SLA contract dient een opzegging schriftelijk 3 maanden voor de verlengingsdatum te zijn ontvangen.We kunnen de overeenkomst per de eerstvolgende verlengdatum op 27/04/2024 beëindigen conform de overeenkomst.
(…)”
2.6.
Bij e-mail van 21 april 2023 heeft [naam 1] aan [naam 2] onder meer bericht:
“(…) Wanneer ik het contract erop na sla, dan staat daarin dat Partijen 3 maanden voor het einde van de looptijd of de verlengde looptijd met elkaar in contact treden om een eventuele jaarlijkse verlenging te bespreken. Dit hebben zowel jullie als wij verzuimd te doen. De eerste contracttermijn liep af in 2016. Jullie hebben vervolgens 6-7 jaar het contractbedrag volledig doorberekend. Daarmee hebben wij ten aanzien van het contract meer dan aan onze verplichting voldaan. In onze ogen zou het daarom redelijk zijn dat het contract nu gewoon direct stopt.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
EC vordert - samengevat - veroordeling van Zozijn tot betaling van € 5.834,47, vermeerderd met contractuele rente en kosten.
3.2.
Zozijn voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van EC, met veroordeling van EC in de (buiten)gerechtelijke kosten voor juridische advisering en dossierbehandeling van Zozijn ter hoogte van € 3.760,68.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is de vraag of Zozijn de jaarlijkse kosten van de serviceovereenkomst over de periode van 28 april 2023 tot en met 27 april 2024 aan EC is verschuldigd.
4.2.
Zozijn heeft betwist dat zij nog kosten aan EC is verschuldigd voor de serviceovereenkomst. Zij heeft daartoe aangevoerd, althans zo wordt haar verweer begrepen, dat de serviceovereenkomst op 28 april 2016 niet rechtsgeldig is verlengd. Partijen zijn namelijk, zo stelt Zozijn, voorafgaand aan het verstrijken van de looptijd van vijf jaar niet met elkaar in overleg getreden over een verlenging terwijl dit volgens artikel 14 van de serviceovereenkomst wel is vereist voor een verlenging van de serviceovereenkomst. Bovendien heeft Zozijn naar eigen zeggen de overeenkomst op 29 maart 2023 opgezegd en geldt de in artikel 14 neergelegde opzegtermijn niet omdat die bepaling alleen van toepassing is op de serviceovereenkomst die voor de eerste vijf jaar was aangegaan en niet op de jaarlijks verlengde serviceovereenkomst.
4.3.
EC heeft tegen het verweer van Zozijn ingebracht dat partijen op 12 januari 2016 telefonisch hebben afgesproken dat de overeenkomst na afloop van de vijf jaarstermijn automatisch jaarlijks zou worden verlengd. Bij dat gesprek is namens Zozijn aangegeven dat de straalzender nog zeker jaren in gebruik zou blijven. Van een tijdige opzegging is voorts volgens EC geen sprake omdat Zozijn op grond van artikel 14 van de serviceovereenkomst een opzegtermijn van drie maanden voor afloop van de contractperiode in acht had moeten nemen.
4.4.
Partijen verschillen kennelijk van mening over de vraag hoe artikel 14 van de serviceovereenkomst moet worden uitgelegd.
4.5.
Artikel 14 van de serviceovereenkomst moet worden uitgelegd aan de hand van het zogenoemde Haviltex-criterium. Dat houdt in dat bij de beantwoording van de vraag wat de betekenis is van de door partijen gemaakte afspraken het niet alleen aankomt op een taalkundige uitleg, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zulks in het licht van alle omstandigheden van het geval.
4.6.
In het eerste punt van artikel 14 van de serviceovereenkomst is bepaald dat de serviceovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van vijf jaar en eindigt op 27 april 2016, alsmede dat partijen drie maanden voor het einde van de looptijd van de overeenkomst met elkaar in contact treden om een eventuele jaarlijkse verlenging te bespreken. Volgens de letterlijke tekst van deze bepaling eindigt de serviceovereenkomst derhalve in beginsel automatisch op 27 april 2016 en wordt de serviceovereenkomst alleen verlengd als partijen dit overeenkomen.
4.7.
Uit de hiervoor weergegeven feiten blijkt dat EC ook na afloop van de vijfjaarstermijn jaarlijks kosten voor haar dienstverlenging aan Zozijn is blijven factureren en dat Zozijn deze kosten tot en met het jaar 2022 zonder protest heeft betaald. Verder staat vast dat EC dezelfde dienstverlening aan EC is blijven verstrekken. Niet gesteld of gebleken is voorts dat door EC wijzigingen zijn aangebracht in haar dienstverlening en – afgezien van de jaarlijkse indexatie – in het jaarlijks door haar in rekening gebrachte tarief. Bovendien blijkt uit de e-mail van 29 maart 2023 van [naam 1] dat Zozijn ook uitging van een jaarlijkse verlenging van de serviceovereenkomst. In die e-mail schrijft hij naar aanleiding van de factuur van 28 maart 2023 immers dat de uitfasering van de straalzender naar verwachting voor de nieuwe contracttermijn (derhalve 28 april 2023 tot en met 27 april 2024) zal zijn ingericht. Deze feiten, in onderling verband en samenhang bezien, zijn niet te rijmen met de betwisting van de stelling dat de serviceovereenkomst vanaf 28 april 2016 jaarlijks is verlengd. Al met al is voldoende vast komen te staan dat partijen de serviceovereenkomst vanaf 28 april 2016 hebben verlengd. Voor deze verlengde overeenkomst gelden dezelfde voorwaarden als die voor de oorspronkelijke overeenkomst aangezien niet gesteld of gebleken is dat partijen anders zijn overeengekomen.
4.8.
Vervolgens moet worden beoordeeld of Zozijn de overeenkomst tijdig heeft opgezegd. Daarvoor moet in de eerste plaats vast komen te staan op welke datum Zozijn de overeenkomst heeft opgezegd. Anders dan Zozijn meent, kan de mededeling van [naam 1] in de e-mail van 29 maart 2023 (zie hiervoor 2.4.) niet worden aangemerkt als een opzegging van de overeenkomst. Uit die mededeling kan immers slechts worden afgeleid dat Zozijn verwacht dat de serviceovereenkomst in verband met het uitfaseren van de straalzender voor 28 april 2023 kan worden beëindigd maar daaruit blijkt niet dat Zozijn de serviceovereenkomst ook daadwerkelijk wil beëindigen vanaf die datum. Uit de e-mail van 21 april 2023 van [naam 1] (zie hiervoor 2.6.) blijkt dit wel. In die e-mail wordt door [naam 1] uitdrukkelijk aangegeven dat Zozijn de serviceovereenkomst per direct wil stoppen. Uitgangspunt is dan ook dat Zozijn de serviceovereenkomst op 21 april 2023 heeft opgezegd.
4.9.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de opzegging op 21 april 2023 het einde van de serviceovereenkomst heeft bewerkstelligd per 28 april 2023. Met andere woorden: moest Zozijn een opzegtermijn in acht nemen?
4.10.
In het tweede punt van artikel 14 is bepaald dat de opzegging door de cliënt (in dit geval Zozijn) tenminste drie maanden voor het verstrijken van de contractperiode moet zijn ontvangen door EC. Zozijn meent dat deze bepaling alleen ziet op de oorspronkelijke overeenkomst die is aangegaan voor de eerste vijf jaar. Voormelde bepaling is echter zinledig wanneer deze uitleg van Zozijn wordt gevolgd. Uitgangpunt is immers dat de overeenkomst automatisch eindigt op 27 april 2016 en hierna alleen wordt verlengd wanneer partijen dat overeenkomen. Ook is een tussentijdse opzegging van de oorspronkelijke overeenkomst die is aangegaan voor vijf jaar gelet op het tweede punt in artikel 14 uitgesloten omdat alleen kan worden opgezegd tegen het einde van een contractperiode. Het vorenstaande maakt dat opzegging van de oorspronkelijke overeenkomst overbodig is. In het licht van deze omstandigheden kan voormelde bepaling niet anders worden uitgelegd dan dat het tweede punt uitsluitend ziet op de jaarlijks verlengde serviceovereenkomst. Zozijn heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit een van de tekst van de serviceovereenkomst afwijkende bedoeling van partijen volgt en die zijn evenmin gebleken. Artikel 14 moet dan ook zo worden uitgelegd dat Zozijn de jaarlijks verlengde overeenkomst uiterlijk drie maanden voor de nieuwe contractstermijn (28 april tot en met 27 april van het daaropvolgende jaar) dient op te zeggen.
4.11.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Zozijn met de opzegging op 21 april 2023 niet het einde van de serviceovereenkomst heeft bewerkstelligd tegen 28 april 2023.
4.12.
Zozijn heeft verder nog aangevoerd dat EC nauwelijks werkzaamheden heeft hoeven uitvoeren. Zozijn heeft naar eigen zeggen slechts twee meldingen gedaan over de straalzender en bij één van deze meldingen heeft zij zelf de straalzender moeten resetten. Het door EC aangeboden 24/7 full-service component heeft Zozijn dan ook niet kunnen ervaren, aldus Zozijn.
4.13.
Voor zover Zozijn met voormeld verweer heeft beoogd te stellen dat zij is ontheven van de op haar rustende betalingsverplichting omdat EC volgens Zozijn is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst – te weten het leveren 24/7 full-service ten behoeve van de straalzender – faalt dit verweer. Zozijn heeft de serviceovereenkomst immers niet ontbonden of in rechte de ontbinding daarvan gevorderd (indien al mogelijk). Het enkel stellen dat sprake zou zijn van een tekortkoming is onvoldoende om te worden ontheven van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting.
4.14.
Zozijn is op grond van de serviceovereenkomst gehouden om het jaarlijkse tarief voor de serviceovereenkomst over de periode van 28 april 2023 tot en met 27 april 2024 te betalen aan EC. De door EC gevorderde hoofdsom van € 3.803,03 zal dan ook worden toegewezen.
4.15.
EC maakt voorts aanspraak op betaling van de contractuele rente van 1,5% per maand over de hoofdsom. Zij heeft in dit kader verwezen naar artikel 13 van de serviceovereenkomst. In dit artikel is onder meer bepaald dat door EC bij niet tijdige betaling een rentevergoeding van 1,5% per maand in rekening wordt gebracht.
4.16.
Zozijn heeft de verschuldigdheid van de contractuele rente betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij nimmer akkoord is gegaan met het feit dat het rentepercentage van 1,5% per maand ook van toepassing is op facturen waarop een dispuut rust of op facturen waarvan de verschuldigdheid wordt betwist. Dit verweer kan Zozijn niet baten. Uit artikel 13 van de serviceovereenkomst blijkt immers dat de rentevergoeding van toepassing is bij ‘niet tijdige betaling’. Dit ziet vanzelfsprekend ook op niet tijdige betaling van facturen waarvan de verschuldigdheid door de wederpartij van EC wordt betwist.
4.17.
Zozijn heeft voorts aangevoerd dat EC sinds 2023 twee jaar niets van zich heeft laten horen om vervolgens uit het niets een incassotraject te starten. Het is daarom volgens Zozijn onredelijk dat EC rente vordert over een periode waarin zij geen actie heeft ondernomen om de vordering te incasseren.
4.18.
Uit de door EC overgelegde producties blijkt dat EC Zozijn op 27 juli 2023 heeft aangemaand tot betaling van haar vordering en dat zij vervolgens bijna twee jaar geen contact meer heeft opgenomen met Zozijn. Pas in of omstreeks april 2025 heeft de incassogemachtigde van EC Zozijn aangemaand om de vordering, inclusief de op dat moment verschenen contractuele rente, te betalen. Door twee jaar niets te doen is het bedrag aan verschuldigde rente onnodig hoog opgelopen terwijl van EC had mogen worden verwacht dat zij wat meer voortvarend was opgetreden met het incasseren van haar vordering. In het licht van deze omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de rentevordering volledig wordt toegewezen. De contractuele rente zal daarom worden toegewezen vanaf 1 april 2025 en worden afgewezen voor zover dit ziet op de periode daarvoor.
4.19.
EC maakt tevens aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Omdat in elk geval één incassohandeling is verricht, is deze vergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 505,30 conform het tarief van het (niet rechtstreeks van toepassing zijnde) Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.20.
Zozijn heeft ten slotte aangevoerd dat EC geen dringend of zwaarwegend belang heeft en dat het starten van een gerechtelijke procedure niet proportioneel is omdat het over een bedrag van slechts enkele duizenden euro’s gaat. Zozijn wordt niet in dit standpunt gevolgd. Het is EC immers toegestaan om bij wanbetaling een gerechtelijke procedure te starten, ongeacht de hoogte van de vordering. EC heeft voorts wel degelijk een belang bij toewijzing van haar vordering, namelijk een financieel belang. Anders dan Zozijn stelt, is een spoedeisend belang niet vereist bij een geldvordering in een bodemprocedure. Aan de stellingen van Zozijn op dit punt wordt dan ook voorbijgegaan.
4.21.
Zozijn is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van EC betalen. De proceskosten van EC worden vastgesteld en begroot op:
- kosten van de dagvaarding
125,30
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.481,30
4.22.
Aangezien Zozijn heeft te gelden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, bestaat reeds hierom geen grondslag om de door haar gevorderde vergoeding voor de door haar gestelde (buiten)gerechtelijke kosten voor juridische advisering en dossierbehandeling toe te wijzen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Zozijn om aan EC te betalen een bedrag van € 3.803,03, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand over € 3.803,03 met ingang van 1 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Zozijn om aan EC te betalen een bedrag van € 505,30 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt Zozijn in de proceskosten van € 1.481,30, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Zozijn niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.
lt