ECLI:NL:RBGEL:2025:866

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
05.161068.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging, overtreding van artikel 27 Wet wapens en munitie en beschadiging

Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn levensgezel heeft mishandeld, bedreigd met messen, wapens van categorie IV heeft gedragen en haar auto heeft beschadigd. De feiten vonden plaats tussen 12 en 13 mei 2024 in [plaats 1] en [plaats 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn partner meermalen heeft mishandeld door haar keel dicht te knijpen, haar te slaan en aan haar haren te trekken. Daarnaast bedreigde hij haar met twee messen, die hij in zijn handen hield, en beschadigde hij haar auto door erop te slaan. De rechtbank achtte de verklaring van de aangeefster betrouwbaar, ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, en verwierp de verdediging van de verdachte die stelde dat de aangifte onbetrouwbaar was. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 160 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die zich in haar eigen woning niet veilig voelde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/161068-24
Datum uitspraak : 31 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.S.F. ten Kortenaar, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2024 tot en met 13 mei 2024 te [plaats 1] zijn levensgezel, [aangeefster] , heeft mishandeld
- door die [aangeefster] meermalen, steeds met kracht, bij haar keel/hals te pakken en/of door de keel/hals van die [aangeefster] gedurende enige tijd met kracht dicht te houden/drukken/knijpen,
- door die [aangeefster] meermalen, steeds met kracht, tegen het gezicht en/of oor, althans op of tegen het hoofd, te stompen en/of slaan, en/of
- door met kracht aan de haren van die [aangeefster] te trekken
2
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2024 tot en met 13 mei 2024 te [plaats 2] , althans in Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een tweetal messen in zijn, verdachte's, handen op die [aangeefster] af te lopen, terwijl verdachte de punten van die messen op die [aangeefster] gericht hield, en/of door (daarbij) die [aangeefster] de woorden toe te voegen: 'Pas op he', althans woorden van gelijke aard en/of strekking
3
hij in of omstreeks 12 mei 2024 tot en met 13 mei 2024 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , althans in Nederland, een tweetal wapens van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een tweetal (vlees)messen, zijnde een tweetal voorwerpen waarvan, gelet op zijn/hun aard en/of de omstandigheden waaronder deze werden aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze bestemd waren om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen
4
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2024 tot en met 13 mei 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (onderdelen van) een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feiten
Niet ter discussie staat dat verdachte en aangeefster [aangeefster] sinds april 2023 een relatie hadden en in de periode van 12 tot en met 13 mei 2024 in een woning in [plaats 2] ruzie hebben gekregen, waar verdachte de telefoon van [aangeefster] heeft afgepakt en via het raam is weggegaan. [aangeefster] is vervolgens in haar auto naar [plaats 1] gereden. Onderweg kwamen verdachte en [aangeefster] elkaar weer tegen en in [plaats 1] heeft verdachte [aangeefster] met de auto afgesneden en toen zij was gestopt op haar auto geslagen. [aangeefster] is vervolgens naar haar woning in [plaats 1] gereden. Verdachte is daar ook heen gegaan. [aangeefster] heeft verdachte binnengelaten, waarna de ruzie zich voortzette. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. De aangifte van [aangeefster] is volgens de verdediging onbetrouwbaar. [aangeefster] heeft stiekem contact opgenomen met verdachte. Zij hebben nadien hun relatie nog voortgezet en [aangeefster] heeft toen aan verdachte laten weten dat zij haar aangifte, die zij op verzoek van anderen zou hebben gedaan, wilde wijzigen of intrekken. Ter onderbouwing hiervan heeft de verdediging een Whatsapp-gesprek overgelegd.
Wat betreft het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de aangetroffen messen in de auto lagen omdat verdachte deze de week ervoor had meegenomen naar een barbecue en deze sindsdien in zijn auto waren blijven liggen. Ter onderbouwing is een verklaring van een van de vrienden die bij deze barbecue aanwezig was overgelegd.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaring [aangeefster]
Het betoog van verdachte dat de verklaring van [aangeefster] onbetrouwbaar is slaagt niet.
De rechtbank heeft er weliswaar oog voor dat in een zaak waarin twee verklaringen tegenover elkaar staan, behoedzaam met beide verklaringen moet worden omgegaan. De verklaring van [aangeefster] is echter op hoofdlijnen gedetailleerd en consistent en haar verklaring vindt, anders dan die van verdachte, steun in obejectieve bewijsmiddelen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van [aangeefster] betrouwbaar is en als bewijsmiddel kan dienen.
Ten aanzien van feit 1
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij heel hard gegil hoorde van een vrouw en geschreeuw van een man in het appartement onder haar appartement. Zij en haar man hebben staan luisteren bij de deur van appartement 112 (de woning van [aangeefster] ). Zij hoorden [aangeefster] ( [aangeefster] ) heel hard roepen: “doe het niet!”. [3]
In haar aangifte heeft [aangeefster] verklaard dat verdachte terwijl zij in haar appartement in [plaats 1] waren, met zijn handen haar keel dichtkneep en haar naar de keuken sleurde. Zij kreeg geen lucht meer. Verdachte kneep steeds harder. Uiteindelijk kwam ze op de keukenvloer terecht en sprong verdachte bovenop haar. Hij kneep met een hand haar keel dicht. [aangeefster] voelde een klap tegen haar gezicht en hoofd. Dan werd ze links geraakt, dan rechts. Ze voelde diverse keren dat hij aan haar haren trok. Ze voelde heel veel pijn. Op een gegeven moment kreeg ze een klap op haar linker oor en hoorde zij gelijk niks meer met dat oor. [4]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat zij bij de woning van [aangeefster] aankwamen. Zij zagen haar gehurkt in de keuken zitten. Zij hoorden dat [aangeefster] enorm emotioneel was. Zij had rode betraande wangen en een bevende stem. Haar adem was schokkerig en zij trilde hevig. Zij zei dat haar partner haar had geslagen. Verbalisanten zagen dat [aangeefster] een verdikt gezicht had aan beide zijden, een verdikt en bebloed oor aan de rechterzijde en een verdikt oor aan de linkerzijde van het hoofd. Tevens zagen zij dat [aangeefster] haar handen door haar haren haalde en dat er hele plukken haar in haar handen lagen. Verbalisanten hoorden haar zeggen dat zij last had van oorsuizen in haar linker oor. [5]
In de journaalregels van de huisarts staat over [aangeefster] het volgende opgeschreven:
“13-05-2024 HAP: […] Gezicht uitgebreid hematomen. Li oorschelp hematoom en zwelling. Bloed in li gehoorgang met tv-perforatie.” [6]
De rechtbank maakt hieruit op dat op de huisartsenpost is geconstateerd dat zij meerdere blauwe plekken in haar gezicht had, een blauwe plek en zwelling op haar linker oorschelp en bloed in haar linker gehoorgang en een gescheurd trommelvlies of een gaatje in het trommelvlies.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 13 mei 2024 om 05:36 uur met [aangeefster] gebeld. [aangeefster] zei dat zij bij de spoedeisende hulp was geweest. [7]
De rechtbank maakt hieruit op dat het in de journaalregels beschreven letsel binnen tweeënhalf uur nadat de politie bij [aangeefster] aanklopte is geconstateerd.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verder verklaard dat zij (de rechtbank begrijpt later die dag) zagen dat het gezicht van [aangeefster] verkleurd was en dat er blauwe plekken op haar gezicht en hals zaten. Zij zagen dat er in het rechteroog een bloeduitstorting zat. [8]
De verklaring van verdachte dat hij [aangeefster] alleen maar heeft vastgehouden en dat het letsel in de worsteling is ontstaan acht de rechtbank niet geloofwaardig, omdat deze verklaring niet past bij de hiervoor beschreven objectieve bewijsmiddelen (de getuigenverklaring, de verklaringen van de verbalisanten en de informatie van de huisarts).
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [aangeefster] heeft mishandeld door meermalen haar keel dicht te knijpen, haar meermalen in het gezicht, tegen het oor en tegen het hoofd te slaan en met kracht aan haar haren te trekken.
Ten aanzien van feit 2
[aangeefster] heeft verklaard dat verdachte in zijn woning in [plaats 2] uit de keukenlade twee messen pakte. Zij zag dat hij met deze messen op haar af (kwam) lopen met de punt naar voren richting haar gericht. Zij omschreef de messen als een vleesmes en een gekarteld broodmes. Tegelijkertijd hoorde zij dat hij haar aankeek en zei: “Pas op hè.” Ze was doodsbang. Uiteindelijk ging verdachte via het raam weg met de messen. [9]
Op 13 mei 2024 deed verbalisant [verbalisant 1] onderzoek in de auto van verdachte. Voor de versnellingspook, in het middenconsole bakje, zag zij twee keukenmessen liggen. Zij zag dat deze messen bovenop lagen. Onder deze messen zag zij een telefoon liggen. Deze telefoon bleek van [aangeefster] te zijn. [10]
Omdat niet ter discussie staat dat verdachte tijdens de ruzie die begon in [plaats 2] de telefoon van [aangeefster] heeft afgepakt gaat de rechtbank ervan uit dat de messen, die bovenop deze telefoon lagen, later of tegelijkertijd met de telefoon in de auto zijn gelegd.
De verklaring dat de messen al een week in de auto lagen omdat deze zouden zijn meegebracht in het kader van een barbecue bij een vriend, acht de rechtbank (mede daarom) ongeloofwaardig.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangeefster] heeft bedreigd met twee messen.
Ten aanzien van feit 3
De messen zijn onderzocht door verbalisant [verbalisant 3] . Het betrof een vleesmes met zwart heft van ongeveer 22 centimeter groot met een gekartelde snijkant en een wit vleesmes met grijs heft van ongeveer 28 centimeter. Verbalisant [verbalisant 3] concludeert dat gelet op de aard van de voorwerpen en de omstandigheden waaronder deze werden aangetroffen de messen voor geen ander doel bestemd waren dan om letsel aan personen toe te brengen of daarmee te dreigen. Het gaat daarom om voorwerpen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. [11]
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 onderschrijft de rechtbank deze conclusie.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte twee messen, die gelet op hun aard en de omstandigheden waaronder ze werden aangetroffen vallen onder categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie gedragen.
Ten aanzien van feit 4
[aangeefster] heeft verklaard dat verdachte op 13 mei 2024 in [plaats 1] met zijn vuisten op haar auto en de autoruiten sloeg. Door het slaan kwam er een barst in de voorruit van haar auto. [12]
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op de auto van [aangeefster] heeft geslagen en een telefoon naar de auto heeft gegooid. Achteraf heeft hij een sterretje in haar raam gezien. [13]
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de auto van [aangeefster] heeft beschadigd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij in
of omstreeksde periode van 12 mei 2024 tot en met 13 mei 2024 te [plaats 1] zijn levensgezel, [aangeefster] , heeft mishandeld
- door die [aangeefster] meermalen, steeds met kracht, bij haar keel
/halste pakken en
/ofdoor de keel
/halsvan die [aangeefster] gedurende enige tijd met kracht dicht te
houden/drukken/knijpen,
- door die [aangeefster] meermalen, steeds met kracht, tegen het gezicht en
/ofoor,
althansenop
of tegenhet hoofd, te
stompen en/ofslaan, en
/of- door met kracht aan de haren van die [aangeefster] te trekken;
2
hij in
of omstreeksde periode van 12 mei 2024 tot en met 13 mei 2024 te [plaats 2]
, althans in Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door met een tweetal messen in zijn, verdachte's, handen op die [aangeefster] af te lopen, terwijl verdachte de punten van die messen op die [aangeefster] gericht hield, en
/ofdoor (daarbij) die [aangeefster] de woorden toe te voegen: 'Pas op he,' althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
3
hij in
of omstreeksde periode van12 mei 2024 tot en met 13 mei 2024 te [plaats 2] en
/ofte [plaats 1] , althans in Nederland, een tweetal wapens van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een tweetal (vlees)messen, zijnde een tweetal voorwerpen waarvan, gelet op
zijn/hun aard en
/ofde omstandigheden waaronder deze werden aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze bestemd waren om letsel aan personen toe te brengen en
/ofte dreigen heeft gedragen;
4
hij in
of omstreeksde periode van 12 mei 2024 tot en met 13 mei 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
(onderdelen van)een auto,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
vernield en/ofbeschadigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring cursief verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie;
feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat enkel voor het onder 4 tenlastegelegde een geldboete moet worden opgelegd en subsidiair, indien de andere ten laste gelegde feiten ook bewezen worden verklaard, een geheel voorwaardelijke taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zijn (toenmalige) partner in [plaats 2] met twee messen bedreigd en heeft vervolgens in [plaats 1] haar auto beschadigd. Daarna wist verdachte onder dreiging van geweld haar eigen woning binnen te komen en haar daar te mishandelen, terwijl zij daar juist naartoe was gevlucht om aan verdachte te ontkomen en zij zich in haar eigen woning juist veilig zou moeten kunnen voelen. De mishandeling bestond uit het dichtknijpen van de keel, slaan in het gezicht en trekken aan de haren.
In de relatief lange tijdspanne waarin de ruzie, die al begon in [plaats 2] , voortduurde is het slachtoffer doodsbenauwd geweest, terwijl verdachte ieder moment van tussentijdse bezinning ongebruikt heeft gelaten. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Op de zitting heeft verdachte laten weten dat hij vrijwillig een agressietraining heeft gevolgd en dat hij daar van heeft geleerd.
De reclassering laat in het advies van 11 november 2024 weten risico’s te blijven zien in het psychosociaal functioneren van verdachte, zoals het vermogen zijn zelfinzicht te vergroten en zelfreflectie te verbeteren. De ambulante behandeling is vooralsnog onvoldoende en de reclassering adviseert naast een meldplicht een verder ambulant behandeltraject en reclasseringsbemoeienis.
De reclassering kan vanwege de ontkennende houding van verdachte niet concluderen dat er geen risico’s zijn. Gelet op de aard van het delict adviseert de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid om mogelijke risico’s in te perken. De reclassering ziet verder geen bezwaren tegen oplegging van een taakstraf of een geldboete. Dit is anders bij de oplegging van een gevangenisstraf, dat zou negatieve consequenties hebben voor verdachte, bijvoorbeeld voor het behouden van zijn baan.
De ernst van het geweld en de bedreiging maken dat een forse taakstraf passend en geboden is. Dit in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met, gelet op het reclasseringsadvies, bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal daarom een taakstraf van 160 uren, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken opleggen met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet melden bij de reclassering en meewerkt aan ambulante behandeling. De rechtbank zal verder bepalen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 weken;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van
de proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland locatie Amsterdam, adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich laat behandelen door Ambulante forensische GGZ De Waag te Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
 legt op een
taakstraf van 160 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Wesstra (voorzitter), mr. A.P. Sno en mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024217696, gesloten op 30 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [aangeefster] , p. 31-36 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 89-96.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 11-13.
4.Proces-verbaal aangifte [aangeefster] , p. 31-36.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14-16.
6.Brief huisarts, p. 50-51.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26-27.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26-27.
9.Proces-verbaal aangifte [aangeefster] , p. 31-36.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 56.
11.Proces verbaal van bevindingen, p. 57-59.
12.Proces-verbaal aangifte [aangeefster] , p. 31-36.
13.Verklaring ter terechtzitting van 17 januari 2025.