ECLI:NL:RBGEL:2025:8562

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 7546
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schrapping van partijen uit huurovereenkomst visrecht en verlenging van de overeenkomst

Deze uitspraak betreft het verzoek van eiser om andere partijen dan eiser te schrappen van de met de Vereniging tot Behoud van Natuurmomenten (Natuurmonumenten) gesloten huurovereenkomst visrecht en de overeenkomst met die wijziging te verlengen. Eiser is het niet eens met de niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is en komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Eiser heeft op 29 mei 2023 een verlengingsverzoek ingediend bij de Kamer voor de Binnenvisserij, maar dit verzoek werd op 3 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens op 10 november 2023 zowel bezwaar als beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat eiser geen beroep kon instellen tegen de beslissing van 3 oktober 2023, omdat hij eerst bezwaar had moeten maken. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de wijziging van de overeenkomst niet aan de Kamer is, maar aan Natuurmonumenten zelf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/7546

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. P.J.G. van der Donck),
en

de Kamer voor de Binnenvisserij

(gemachtigden: mr. drs. J.W.A. Bosselaar en J.S. Poelsma).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van eiser om andere partijen dan eiser te schrappen van de met de Vereniging tot Behoud van Natuurmomenten (Natuurmonumenten) gesloten huurovereenkomst visrecht en de overeenkomst met die wijziging te verlengen. Eiser is het niet eens met de niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Daarbij gaat de rechtbank in op de ontvankelijkheid. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 29 mei 2023 een verlengingsverzoek van de met Natuurmonumenten gesloten huurovereenkomst visrecht op grond van artikel 33 van de Visserijwet 1963 bij de Kamer voor de Binnenvisserij (de Kamer) ingediend.
2.1.
De Kamer heeft dit verlengingsverzoek op 3 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
Eiser heeft tegen dit besluit op 10 november 2023 zowel bezwaar als beroep ingesteld.
2.3.
De Kamer heeft op 14 december 2023 gereageerd op het beroep met een verweerschrift.
2.4.
De Kamer heeft op 23 april 2024 een beslissing op bezwaar genomen en het bezwaar ongegrond verklaard.
2.5.
Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de Kamer.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser heeft de Kamer op 29 mei 2023 verzocht om verlenging van de met Natuurmonumenten gesloten huurovereenkomst visrecht op grond van artikel 33 van de Visserijwet 1963.
3.1.
Op 8 juni 2023 is door eiser een toelichting gegeven op het verlengingsverzoek. In de kern gaat het er om dat eiser bezwaar heeft tegen verlenging van rechtswege van de huurovereenkomst voor alle partijen die op de huurovereenkomst als huurder vermeld staan. Eiser wil dat de huurovereenkomst wordt gewijzigd en dat de huurovereenkomst alleen op naam van zijn vennootschap onder firma of hem als persoon komt te staan. Hij is namelijk de enige die gerechtigd is om beroepsmatig het visrecht op de verhuurde percelen uit te oefenen.
3.2.
Op 13 juli 2023 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden met betrekking tot het verlengingsverzoek.
3.3.
Op 3 oktober 2023 heeft de Kamer het verlengingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. De Kamer heeft beoordeeld of het verlengingsverzoek voldoet aan de eisen van artikel 33 van de Visserijwet 1963. De conclusie van de Kamer is dat dit niet het geval is. Dit betekent dat de tussen partijen bestaande huurovereenkomst volgens artikel 33, eerste lid, aanhef, per 1 januari 2024 van rechtswege ongewijzigd zal worden verlengd. De Kamer acht zich bij deze stand van zaken niet bevoegd om de van rechtswege te verlengen huurovereenkomst te toetsen aan de eisen van de billijkheidsmaatstaf van artikel 33, vierde lid, van de Visserijwet 1963.
Beroep tegen primair besluit
4. Eiser heeft op 10 november 2023 bij de Kamer een bezwaarschrift ingediend en op 13 november 2023 bij de rechtbank een gelijkluidend beroepschrift ingediend, allebei gericht tegen het besluit van 3 oktober 2023. De vraag is of eiser tegen het besluit van 3 oktober 2023 in beroep kan opkomen.
5. Uit het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat, alvorens een partij in beroep komt bij de bestuursrechter, eerst bezwaar moet worden gemaakt. Dat is hier niet anders. Nu geen van de uitzonderingsgronden zoals genoemd in artikel 7:1 van de Awb zich voordoen, stond voor eiser nog niet de mogelijkheid van beroep open. Dat de aanvraag om verlenging, zoals eiser nog heeft betoogd, tevens moet worden gezien als een bezwaar tegen het van rechtswege verlengen van de overeenkomst, zodat de beslissing op zijn aanvraag tevens een beslissing op bezwaar is, kan niet worden gevolgd. De aanvraag en de beslissing op bezwaar bieden daarvoor geen aanknopingspunten. Bovendien vloeien de rechtsgevolgen van een verlenging van rechtswege rechtstreeks voort uit artikel 33 van de wet. Hiervoor is geen (nader) besluit vereist waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.
6. Dit betekent dat eiser geen beroep kon instellen tegen de beslissing van 3 oktober 2023. Hij kon wel bezwaar maken, zoals hij ook heeft gedaan. Tegen de beslissing op bezwaar van 23 april 2024 heeft eiser echter geen beroep ingesteld. Die beslissing op bezwaar ligt dus niet bij de rechtbank voor.
6.1.
Op de zitting heeft eiser betoogd dat de beslissing op bezwaar meegenomen moet worden in deze beroepsprocedure op grond van artikel 6:19 van de Awb. De rechtbank is van oordeel dat de beslissing op bezwaar in dit geval niet kan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. De beslissing op bezwaar is namelijk geen besluit tot intrekking, wijziging of vervanging in de zin van dit artikel. De beslissing op bezwaar bekrachtigt het primaire besluit. De Kamer komt dan ook niet terug van een eerder genomen besluit, maar heeft de normale rechtsgang gevolgd door, nadat eiser in bezwaar is gegaan, een beslissing op bezwaar te nemen. Deze beslissing op bezwaar is onherroepelijk geworden omdat hier geen beroep tegen is ingesteld.
6.2.
Voorgaande betekent dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is.
7. Tot slot het volgende. Eiser wenst in de kern dat de met Natuurmonumenten gesloten overeenkomst wordt aangepast naar de op dit moment geldende omstandigheden. Zoals ter zitting ook aan eiser is voorgehouden, moet hij hiervoor niet bij de Kamer zijn maar bij Natuurmonumenten zelf. Het is niet aan de Kamer om eigenstandig een overeenkomst te wijzigen. Het is bovendien de overeenkomst die wordt verlengd, niet de toestemming. Bij een gewijzigde overeenkomst is de facto geen sprake meer van een verlenging.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, voorzitter, en mr. G.H.W. Bodt en mr. J.A.M. van Heijningen, leden, in aanwezigheid van mr. C.M.J.C. Rooding, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.