ECLI:NL:RBGEL:2025:8549

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
05-089017-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van bestuurder

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 15 oktober 2024 in Apeldoorn, waarbij een fietser om het leven kwam. De man werd beschuldigd van het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) door onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn bedrijfsauto de fiets van het slachtoffer had aangereden, wat leidde tot ernstige verwondingen en uiteindelijk de dood van de fietser. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet voldoende rechts had gehouden bij het afslaan en onvoldoende had opgelet op het overige verkeer. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 80 uren op en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van opzet, maar dat er wel een strafrechtelijk verwijt kon worden gemaakt voor het onvoorzichtige rijgedrag. De uitspraak benadrukte de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: [nummer 2]
Datum uitspraak : 30 september 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[naam],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1]
Raadsman: mr. H.W. Leemans, advocaat in Zoetermeer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 oktober 2024, te Apeldoorn, gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Barnewinkel, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van de Barnewinkel met de Laan van Zonnehoeve,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd en/of,
niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en/of het overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een indicatieve gemiddelde snelheid gelegen tussen de 31,7 kilometer per uur en 35.6 kilometer per uur en/of
Griffier: het is mij onbekend waar die 35,6 km/uur vandaan komt.
- ( vervolgens) ter hoogte van genoemd(e) kruispunt/kruising zijn, verdachtes, voertuig naar links heeft gestuurd, en/of linksaf is geslagen, in de richting van die Laan van Zonnehoeve, waarbij hij, verdachte de binnenbocht heeft genomen en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- ( daarbij) de rijstrook van die Laan van Zonnehoeve bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is opgereden en/of is overgereden, en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Laan van Zonnehoeve en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van de fiets(ers)
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fiets(ers) en/of de bestuurder(s) van die fiets(en), ten gevolge waarvan die bestuurder(s) van die fiets(ers) ten val is/zijn gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [volledige naam slachtoffer] ) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 oktober 2024, te Apeldoorn, gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Barnewinkel, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van de Barnewinkel met de Laan van Zonnehoeve,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd en/of,
niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en/of het overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een indicatieve gemiddelde snelheid gelegen tussen de 31,7 kilometer per uur en 35.6 kilometer per uur en/of
- ( vervolgens) ter hoogte van genoemd(e) kruispunt/kruising zijn, verdachtes, voertuig naar links heeft gestuurd, en/of linksaf is geslagen, in de richting van die Laan van Zonnehoeve, waarbij hij, verdachte de binnenbocht heeft genomen en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- ( daarbij) de rijstrook van die Laan van Zonnehoeve bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is opgereden en/of is overgereden, en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Laan van Zonnehoeve en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van de fiets(ers)
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 oktober 2024 te Apeldoorn als bestuurder van een bedrijfsauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Laan van Zonnehoeve, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 oktober 2024 omstreeks 08:49 uur heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Barnewinkel met de Laan van Zonnehoeve en de Woudhuizermark, gelegen in Apeldoorn. [2] Bij dit ongeval was verdachte betrokken als bestuurder van een bedrijfsbus en het slachtoffer, [volledige naam slachtoffer] , als bestuurster van een (elektrische) fiets. [slachtoffer 1] fietste samen met een collega, [slachtoffer 2] , over de Laan van Zonnehoeve. Verdachte reed over de Barnewinkel en sloeg af naar links, richting de Laan van Zonnehoeve. Verdachte botste frontaal tegen de fiets van het slachtoffer [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] kwam hierdoor ten val en heeft als gevolg van deze aanrijding onder andere schedel- en hersenletsel opgelopen, waaraan zij uiteindelijk is komen te overlijden op 30 oktober 2024. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden voor het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiaire en meer subsidiaire ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte met zijn bedrijfsbus de fiets van het slachtoffer heeft aangereden ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. De vraag is of het handelen van verdachte schuld oplevert als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één enkele verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en zodoende van schuld ex artikel 6 WVW. Er dient zogezegd sprake te zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijke onoplettendheid hoeft nog geen schuld in de zin van artikel 6 WVW op te leveren. Hoewel in dit geval vaststaat dat de gevolgen van het verkeersongeval zeer ernstig zijn geweest, wordt opgemerkt dat niet uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
In het proces-verbaal van de Forensische Opsporing Verkeer (hierna: FO-V) wordt de conclusie getrokken dat verdachte bij het linksaf slaan niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden als nodig was en dat hij kortgezegd de binnenbocht heeft genomen. FO-V is van mening dat de oorzaak van het ongeval moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van verdachte. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich kan vinden in de door FO-V vastgestelde toedracht. Hij heeft verklaard dat hij al rijdend op de Barnewinkel een fietser had ingehaald. Zodoende reed hij niet meer geheel rechts, maar midden op de weg, tussen de suggestiestroken in. Toen hij aankwam op het kruispunt reed hij daar nog steeds. Hij kon op dat moment niet meer naar rechts omdat hij dan de ingehaalde fietser af zou snijden. Hij remde af voor de kruising en stond bijna stil. Verdachte keek links, rechts en vooruit en hij zag niemand. Van rechts zag verdachte wel een automobilist aankomen die naar zijn idee nog voldoende ver weg was, en waar verdachte nog voor langs kon. Bovendien gaf deze automobilist aan dat zij linksaf wilde slaan, naar de Barnewinkel waar verdachte midden op stond. Verdachte meende dus voor haar langs te kunnen, en op die manier ook ruimte te maken voor die automobilist. Vervolgens draaide hij zijn stuur naar links en hoorde hij plots geschreeuw.
Hij heeft de twee fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , nooit gezien. Hij vermoedt dat ze mogelijk achter de A-stijl of de spiegels van de auto hebben gezeten. Maar omdat hij de fietsers nooit heeft gezien, kan hij daar alleen maar naar gissen.
Hij zat in de bocht (deels) aan de verkeerde kant van de weg, omdat hij midden op de Barnewinkel reed door de inhaalactie. In zijn bocht naar links was hij van plan om rechts op de Laan van Zonnehoeve te eindigen. Omdat hij al zover links zat, en de weg zo smal was, gebeurde de botsing al op het moment dat hij nog bezig was die bocht te maken. [5]
Vast is komen te staan dat verdachte de bocht te scherp heeft genomen waardoor hij onvoldoende ruimte heeft gelaten aan de fietsers. Van overig onvoorzichtig of onzorgvuldig rijgedrag, bijvoorbeeld voor wat betreft snelheid, gebruik van een telefoon tijdens het rijden of alcoholgebruik is niet gebleken. FO-V heeft vastgesteld dat verdachte op een gedeelte van de Barnewinkel heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 31,7 en 35,6 kilometer per uur, terwijl de ter plaatse geldende maximumsnelheid 30 kilometer per uur bedroeg. Omdat dit een gemiddelde snelheid over een afstand van 79 meter is, zegt dit op zichzelf nog niks over de snelheid die verdachte reed aan het einde van de Barnewinkel, met het oprijden van de kruising. Verdachte verklaart dat hij heeft afgeremd en nagenoeg heeft stilgestaan voor de kruising. Dit wordt niet weerlegd door de bevindingen van FO-V en wordt bovendien ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] .
Vastgesteld kan worden dat verdachte de fietsers niet gezien heeft. Het zicht van verdachte werd niet belemmerd en hij had de fietsers wel op enig moment moeten kunnen waarnemen. Verdachte had dus beter moeten kijken. Dat rekent de rechtbank hem aan. Het is ook aannemelijk dat de te krappe bocht van verdachte samenhangt met de omstandigheid dat hij de fietsers over het hoofd heeft gezien. De rechtbank acht het echter niet bewezen dat verdachte te hard heeft gereden of onvoldoende heeft afgeremd.
Dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan
aanmerkelijkonvoorzichtig en/of onoplettend verkeersgedrag, is, gelet op het voorgaande, niet komen vast te staan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit onder artikel 6 WVW.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW door onvoldoende rechts te houden bij het ingaan van de bocht en daarbij te kijken of de voor hem gelegen weg vrij was. Nu vaststaat dat hij te weinig rechts heeft gehouden, terwijl hij dat wel had moeten doen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in zoverre een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het door verdachte veroorzaakte gevaar heeft zich daadwerkelijk gemanifesteerd en geleid tot een ongeval waarbij [volledige naam slachtoffer] is komen te overlijden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 oktober 2024, te Apeldoorn, gemeente Apeldoorn,
als verkeersdeelnemer, namelijkals bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Barnewinkel, ter hoogte van
de/het
kruising/kruispunt van de Barnewinkel met de Laan van Zonnehoeve,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaamheeft gereden
,hierin bestaande dat verdachte
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt
en/of werd gehinderd
en/of,
niet ofonvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en
/of het overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een indicatieve gemiddelde snelheid gelegen tussen de 31,7 kilometer per uur en 35.6 kilometer per uur en/of
-
(vervolgens)ter hoogte van genoemd
(e)kruispunt
/kruisingzijn, verdachtes, voertuig naar links heeft gestuurd, en
/oflinksaf is geslagen, in de richting van die Laan van Zonnehoeve, waarbij hij, verdachte
,de binnenbocht heeft genomen en
/ofin strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes
,verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
/of
- ( daarbij) de rijstrook van die Laan van Zonnehoeve bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is opgereden
en/of is overgereden,en
/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Laan van Zonnehoeve en
/ofhet overige verkeer heeft gelet en
/ofis blijven letten,
en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van de fiets(ers)
en door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 1 jaar, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit om geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, en subsidiair om deze slechts voorwaardelijk op te leggen. De raadsman vraagt de rechtbank om bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening te houden met het feit dat verdachte heeft aangegeven graag in contact te komen met de nabestaanden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De verdachte heeft een dodelijk ongeval veroorzaakt. Het slachtoffer is enkele dagen na het ongeluk overleden als gevolg van opgelopen schedel- en hersenletsel. Dat letsel had zij opgelopen als gevolg van het ongeval. Voor de nabestaanden is dat een tragisch en onomkeerbaar verlies, dat zij bovendien heel plotseling moeten verwerken. Welke afdoening de rechtbank ook kiest, het leed wordt met de strafoplegging niet of nauwelijks verzacht. Geen enkele straf kan recht doen aan het verlies dat de naasten van het slachtoffer lijden.
Ook de verdachte heeft dit afschuwelijke gevolg niet gewild. Er was geen sprake van opzet, maar hem wordt wel een strafrechtelijk verwijt gemaakt. Daarbij passen andere straffen dan bij opzetdelicten. Het strafrechtelijke verwijt dat de rechtbank verdachte maakt voor zijn rijgedrag is minder ernstig dan het strafrechtelijke verwijt dat volgens de officier van justitie kon worden bewezen. Dit heeft als gevolg dat ook de op te leggen straf lager zal uitvallen dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting gekeken naar de strafoplegging in vergelijkbare gevallen. In zaken zoals deze, waarbij niemand de dood van het slachtoffer heeft gewild, wordt doorgaans een taakstraf opgelegd. Een taakstraf brengt geen vrijheidsbeneming met zich mee, maar brengt wel tot uitdrukking dat er een strafbaar feit is gepleegd.
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke rij-ontzegging opleggen. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat verdachte geen eerdere veroordeling op zijn justitiële documentatie heeft staan.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte geprobeerd heeft contact op te nemen met de nabestaanden en dat hij sinds het ongeval zo min mogelijk auto rijdt. Voor zijn werk is rijden noodzakelijk, maar in privétijd laat hij zijn vrouw zo veel mogelijk rijden. De weg is voor hem een enge plek geworden waar hij zich niet meer zeker voelt. Verdachte noemt het dramatisch wat er is gebeurd en vindt het wrang dat een kleine fout tot zulke enorme gevolgen heeft geleid.
Gelet op het hiervoor gaande acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf van 80 uren, alsmede een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22b, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde (artikel 6 WVW);
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden;
 bepaalt dat de rijontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.H.S. Duinkerke (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. Y. Rikken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Dams, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2025.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 4 maart 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal FO Verkeer, p. 40.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 9; Proces-verbaal FO Verkeer, p. 41.
4.Proces-verbaal FO Verkeer, p. 38.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.