1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 oktober 2024, te Apeldoorn, gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Barnewinkel, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van de Barnewinkel met de Laan van Zonnehoeve,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd en/of,
niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en/of het overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een indicatieve gemiddelde snelheid gelegen tussen de 31,7 kilometer per uur en 35.6 kilometer per uur en/of
Griffier: het is mij onbekend waar die 35,6 km/uur vandaan komt.
- ( vervolgens) ter hoogte van genoemd(e) kruispunt/kruising zijn, verdachtes, voertuig naar links heeft gestuurd, en/of linksaf is geslagen, in de richting van die Laan van Zonnehoeve, waarbij hij, verdachte de binnenbocht heeft genomen en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- ( daarbij) de rijstrook van die Laan van Zonnehoeve bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is opgereden en/of is overgereden, en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Laan van Zonnehoeve en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van de fiets(ers)
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fiets(ers) en/of de bestuurder(s) van die fiets(en), ten gevolge waarvan die bestuurder(s) van die fiets(ers) ten val is/zijn gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [volledige naam slachtoffer] ) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 oktober 2024, te Apeldoorn, gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Barnewinkel, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van de Barnewinkel met de Laan van Zonnehoeve,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd en/of,
niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en/of het overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een indicatieve gemiddelde snelheid gelegen tussen de 31,7 kilometer per uur en 35.6 kilometer per uur en/of
- ( vervolgens) ter hoogte van genoemd(e) kruispunt/kruising zijn, verdachtes, voertuig naar links heeft gestuurd, en/of linksaf is geslagen, in de richting van die Laan van Zonnehoeve, waarbij hij, verdachte de binnenbocht heeft genomen en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- ( daarbij) de rijstrook van die Laan van Zonnehoeve bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is opgereden en/of is overgereden, en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Laan van Zonnehoeve en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van de fiets(ers)
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 oktober 2024 te Apeldoorn als bestuurder van een bedrijfsauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Laan van Zonnehoeve, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 oktober 2024 omstreeks 08:49 uur heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Barnewinkel met de Laan van Zonnehoeve en de Woudhuizermark, gelegen in Apeldoorn.Bij dit ongeval was verdachte betrokken als bestuurder van een bedrijfsbus en het slachtoffer, [volledige naam slachtoffer] , als bestuurster van een (elektrische) fiets. [slachtoffer 1] fietste samen met een collega, [slachtoffer 2] , over de Laan van Zonnehoeve. Verdachte reed over de Barnewinkel en sloeg af naar links, richting de Laan van Zonnehoeve. Verdachte botste frontaal tegen de fiets van het slachtoffer [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] kwam hierdoor ten val en heeft als gevolg van deze aanrijding onder andere schedel- en hersenletsel opgelopen, waaraan zij uiteindelijk is komen te overlijden op 30 oktober 2024.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden voor het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiaire en meer subsidiaire ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte met zijn bedrijfsbus de fiets van het slachtoffer heeft aangereden ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. De vraag is of het handelen van verdachte schuld oplevert als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één enkele verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en zodoende van schuld ex artikel 6 WVW. Er dient zogezegd sprake te zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijke onoplettendheid hoeft nog geen schuld in de zin van artikel 6 WVW op te leveren. Hoewel in dit geval vaststaat dat de gevolgen van het verkeersongeval zeer ernstig zijn geweest, wordt opgemerkt dat niet uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
In het proces-verbaal van de Forensische Opsporing Verkeer (hierna: FO-V) wordt de conclusie getrokken dat verdachte bij het linksaf slaan niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden als nodig was en dat hij kortgezegd de binnenbocht heeft genomen. FO-V is van mening dat de oorzaak van het ongeval moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich kan vinden in de door FO-V vastgestelde toedracht. Hij heeft verklaard dat hij al rijdend op de Barnewinkel een fietser had ingehaald. Zodoende reed hij niet meer geheel rechts, maar midden op de weg, tussen de suggestiestroken in. Toen hij aankwam op het kruispunt reed hij daar nog steeds. Hij kon op dat moment niet meer naar rechts omdat hij dan de ingehaalde fietser af zou snijden. Hij remde af voor de kruising en stond bijna stil. Verdachte keek links, rechts en vooruit en hij zag niemand. Van rechts zag verdachte wel een automobilist aankomen die naar zijn idee nog voldoende ver weg was, en waar verdachte nog voor langs kon. Bovendien gaf deze automobilist aan dat zij linksaf wilde slaan, naar de Barnewinkel waar verdachte midden op stond. Verdachte meende dus voor haar langs te kunnen, en op die manier ook ruimte te maken voor die automobilist. Vervolgens draaide hij zijn stuur naar links en hoorde hij plots geschreeuw.
Hij heeft de twee fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , nooit gezien. Hij vermoedt dat ze mogelijk achter de A-stijl of de spiegels van de auto hebben gezeten. Maar omdat hij de fietsers nooit heeft gezien, kan hij daar alleen maar naar gissen.
Hij zat in de bocht (deels) aan de verkeerde kant van de weg, omdat hij midden op de Barnewinkel reed door de inhaalactie. In zijn bocht naar links was hij van plan om rechts op de Laan van Zonnehoeve te eindigen. Omdat hij al zover links zat, en de weg zo smal was, gebeurde de botsing al op het moment dat hij nog bezig was die bocht te maken.
Vast is komen te staan dat verdachte de bocht te scherp heeft genomen waardoor hij onvoldoende ruimte heeft gelaten aan de fietsers. Van overig onvoorzichtig of onzorgvuldig rijgedrag, bijvoorbeeld voor wat betreft snelheid, gebruik van een telefoon tijdens het rijden of alcoholgebruik is niet gebleken. FO-V heeft vastgesteld dat verdachte op een gedeelte van de Barnewinkel heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 31,7 en 35,6 kilometer per uur, terwijl de ter plaatse geldende maximumsnelheid 30 kilometer per uur bedroeg. Omdat dit een gemiddelde snelheid over een afstand van 79 meter is, zegt dit op zichzelf nog niks over de snelheid die verdachte reed aan het einde van de Barnewinkel, met het oprijden van de kruising. Verdachte verklaart dat hij heeft afgeremd en nagenoeg heeft stilgestaan voor de kruising. Dit wordt niet weerlegd door de bevindingen van FO-V en wordt bovendien ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] .
Vastgesteld kan worden dat verdachte de fietsers niet gezien heeft. Het zicht van verdachte werd niet belemmerd en hij had de fietsers wel op enig moment moeten kunnen waarnemen. Verdachte had dus beter moeten kijken. Dat rekent de rechtbank hem aan. Het is ook aannemelijk dat de te krappe bocht van verdachte samenhangt met de omstandigheid dat hij de fietsers over het hoofd heeft gezien. De rechtbank acht het echter niet bewezen dat verdachte te hard heeft gereden of onvoldoende heeft afgeremd.
Dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan
aanmerkelijkonvoorzichtig en/of onoplettend verkeersgedrag, is, gelet op het voorgaande, niet komen vast te staan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit onder artikel 6 WVW.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW door onvoldoende rechts te houden bij het ingaan van de bocht en daarbij te kijken of de voor hem gelegen weg vrij was. Nu vaststaat dat hij te weinig rechts heeft gehouden, terwijl hij dat wel had moeten doen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in zoverre een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het door verdachte veroorzaakte gevaar heeft zich daadwerkelijk gemanifesteerd en geleid tot een ongeval waarbij [volledige naam slachtoffer] is komen te overlijden.